‘Wat ik doe, is moeilijk in een hokje te steken’: het internationale parcours van Melike Tarhan
Als de term ‘muzikale duizendpoot’ iemand op het lijf geschreven is, dan is het wel Melike Tarhan. De in Gent residerende Turks-Vlaamse zangeres van pop- en wereldmuziek toert met verschillende projecten en tal van gastmuzikanten met diverse roots. Zijn de invloeden van die verschillende nationaliteiten hoorbaar in haar muziek? En hoe staat het met haar internationale carrière?
Als de term ‘muzikale duizendpoot’ iemand op het lijf geschreven is, dan is het wel Melike Tarhan. De in Gent residerende Turks-Vlaamse zangeres van wereldmuziek en pop lanceerde haar carrière in 2004 met het album ‘Macar’. Sindsdien kruisten ongeveer evenveel gastmuzikanten als muzikale projecten haar pad. Maar wij zijn voor dit gesprek vooral geïnteresseerd in de manier waarop zij haar werk ‘internationaal’ vindt. We vragen het haar bij een muntthee, niet ver van het Gentse stationsplein.
Anders dan bij de meeste pop- en rockacts of klassieke musici zit ‘het internationale’ eigenlijk inherent vervlochten in jouw muziek. Voel je dat ook zo aan?
Dat internationale zit al vervat in de keuze van de taal waarin ik zing en de songs die ik breng. Bij onze eerste cd ‘Macar’ (2004) hebben we bewust gekozen voor Turkse traditionals, waar we elementen van klassieke muziek en jazz aan toevoegden.
Ook de keuze van de muzikanten waarmee je werkt is heel bepalend. Mijn band vertrekt misschien wel van Turkse traditionals, maar we brengen die op onze eigen manier met Belgische muzikanten. Ikzelf heb Turkse roots, maar ben geboren en getogen in Gent. De muzikanten op ‘Macar ‘– Wouter Vandenabeele, Lode Vercampt, Stefaan Smagghe – zijn Vlamingen, maar ze komen allemaal uit de scene van de wereldmuziek. Ook Pirly Zurstrassen, die de arrangementen van een aantal nummers geschreven heeft, en de Nederlandse vocalist/bassist Henk de Laat hebben een belangrijke invloed gehad op onze muziek. Het is door de combinatie van al die invloeden dat er iets nieuws is ontstaan.
Sowieso verschilt onze aanpak van project tot project. Zo waren in het begin de Irakese muzikant Osama Abdulrasol en de Marokkaanse percussionist Asedin Jazuli bij het proces betrokken, wat zorgde voor een nog internationaler elan. Nadien zijn we geëvolueerd naar een trio met Osama, Lode en ikzelf. Dat maakte onze klank heel wat meer hedendaags. Maar de voertaal van de nummers is wel altijd Turks gebleven.
Mijn derde project heette ‘Inn Of Love’. Toen is mijn weg met Osama gescheiden. We waren op dat moment ook privé niet langer een koppel, dus we hebben niet meer voor een gezamenlijk muzikaal project gekozen. Daarop heb ik John Snauwaert, Hendrik Braeckman en de Canadees François Taillefer rond mij verzamelt. Opnieuw een internationale samenstelling dus.
Zijn de invloeden van die verschillende nationaliteiten hoorbaar in de muziek?
Ja, hoor. Ze zijn zelfs heel opvallend. François neemt bijvoorbeeld in veel wereldmuziekgroepen de percussie voor zijn rekening, maar hij neemt ook zijn roots mee in zijn spel. Hij mag nog zoveel darbuka’s gebruiken (een Noord-Afrikaanse djembe, red.), je blijft horen dat hij uit Canada komt. John heeft dan weer een jazz-achtergrond en ook dat oefent een grote invloed uit op de hybriditeit van onze klank. En ik weet niet of je de stijl van Hendrik jazz kan noemen, hij heeft gewoon een heel eigen muzikale taal ontwikkeld. Het is hoe dan ook fantastisch om met al die verschillende mensen te kunnen samenwerken.
Is het vooral bij wijze van de muzikale invloeden van je bandleden dat je ‘internationaal’ werkt? Of heb je bijvoorbeeld ook partnerships met een label of agent in het buitenland?
‘Inn Of Love’ is opgepikt door Kalan Muziek, een zeer gewaardeerd label uit Istanbul: misschien wel het meest vooraanstaande voor mijn soort muziek. Ze brengen platen uit van onder meer Kardes Türküler en Erkan Ogur. En hoewel ze niet echt commercieel zijn, doet ook hun verkoop het lang niet slecht. Maar die hele samenwerking is nogal vreemd verlopen.
Ze hadden mijn muziek gehoord en hadden interesse getoond om mijn laatste plaat te re-releasen in Turkije. Ik was uiteraard heel blij dat Kalan mijn muziek wou uitbrengen. En ik merkte dat de interesse van dat label ook niet onopgemerkt ging bij de Turkse managementbureaus: zo’n samenwerking gooide heel wat hoge ogen. “Oh, breng jij uit bij Kalan? Dan moeten we eens samen zitten!“
Zo ben ik een paar keer naar Istanbul gegaan. Maar er was één probleem: het was net in de periode voor de verkiezingen. En sowieso hebben verkiezingen in Turkije een negatief effect op de platenverkoop. Aangezien er dit keer hevig betoogd werd tegen het regime van Erdogan, was die invloed nog veel uitgesprokener. Er heerste chaos en onzekerheid. En dat werkt niet bepaald stimulerend voor de economie. Een lang verhaal kort: een klassiek voorbeeld van ‘slechte timing’. Tot daar mijn internationale verhaal …
Is de plaat uiteindelijk nog uitgekomen in Turkije?
Die cd is uitgekomen, maar alles errond is helemaal mank gelopen. Er was een promotieplan dat drie maanden voor de release in voege zou treden, maar daar is niets van in huis gekomen. Dat kwam omdat we twijfelden of het wel een goede keuze was om in die periode uit te brengen. Misschien konden we beter wachten tot na de eerste verkiezingen? Ook de communicatie met het label liep nogal gebrekkig. En aangezien we niets vernamen, ging ik ervan uit dat de release zou worden uitgesteld. Tot plots bleek dat Kalan de plaat toch had uitgebracht, maar zonder ze te promoten: een compleet gemiste kans natuurlijk.
Eigenlijk hebben wij een omkadering nodig die dat allemaal coördineert. Ik heb dat proberen doen, maar ik ben ook maar zangeres. Uiteindelijk heb ik alles geregeld: van subsidieaanvraag over de planning van de pre-productie over de opnames, het mixen en masteren van de plaat, noem maar op. Het ging zelfs zo ver dat ik kookte tijdens onze opnamesessies en tegelijk ook de secretaresse was van de band. Eigenlijk deed ik alles zelf. En dan heb je op een bepaald moment toch zoiets van: “goh…” (zucht).
Heb je er nooit aan gedacht je te omringen met een manager of iemand die je zakelijk wat kan ondersteunen?
Zeker, maar dat is binnen de wereldmuziek niet evident. In België heb je maar heel weinig kantoren die daarop focussen. In Turkije waren er wel enkele managementbureaus geïnteresseerd. En ik geef toe dat ik stiekem al begon te dromen van een succesverhaal. Maar dat is dus anders uitgedraaid. Natuurlijk vind ik dat jammer. Ergens heb ik het gevoel dat ik al jaren niet het volle potentieel uit mijn muziek kan halen en daardoor veel kansen mis. Anderzijds denk ik dat ik dat gewoon moet zien als een fase in een langetermijnproces.
Waaraan denk je dat het ligt dat die Turkse managers uiteindelijk toch niet hebben toegehapt?
Een veelvoorkomend argument was dat onze muziek zodanig kwalitatief is, dat ze eigenlijk te zeer voorop loopt op waar het publiek klaar voor is. Oftewel: te avant-gardistisch voor de Turkse markt. Ze zegden me dan: “probeer wat meer met de stroom mee te gaan”. Een andere reden is dat het altijd moeilijker is om de Turkse markt te veroveren als je er niet zelf woont.
Maar ik wil helemaal niet in een hokje gestoken worden van avant-gardistische wereldmuzikante. In tussentijd heb ik bijvoorbeeld ‘Juicy Little Bramble’ uitgebracht onder mijn achternaam en dat neigt meer naar een echte pop-rock-klank. Ik wil niet dat de mensen denken dat ik een Turkse zangeres ben die alleen maar in het Turks zingt. Zo heb ik vorig jaar met Lieven Tavernier in het Duits gezongen in de AB. Ik vind het jammer dat je je als artiest altijd moet profileren binnen een bepaald profiel, en dat je je moet verantwoorden als je daarvan afwijkt. Zingen is toch gewoon zingen. Mijn aarde, mijn voeding, dat is die Turkse muziek. Dat ga ik nooit opgeven. Maar als ik die ziel kan laten doorklinken in iets anders dan vind ik dat ook super leuk. Tegelijk is mijn project ‘Tarhan’ voor popmuziek dan misschien te avant-garde. Eigenlijk is alles wat ik doe moeilijk om in een hokje te steken. En ik merk wel dat dat een probleem is.
Dat zou eigenlijk net iets positiefs moeten zijn. Maar voor ‘de muziekconsument’ is dat misschien niet zo handig.
Muzikanten vinden dat inderdaad net interessant, maar commercieel gezien is die diversiteit niet zo voordelig. Ook in mijn popproject weerklinken Oosterse invloeden. Het is geen commerciële cd, maar toch is het ook geen wereldmuziek. Het is iets tussen de twee. Dat zie je ook aan de muzikanten die meespelen: Bruno De Groote, een fantastische gitarist, en Frederik Van den Berghe, die ook met Trixie Whitley en Selah Sue speelt.
Maar ook dat project doe ik in de eerste plaats omdat ik het leuk vind. Ik geloof ook in het potentieel ervan. De teksten zijn trouwens Engelstalig, waardoor je zou denken dat het meer mensen kan aanspreken in België, omdat je niet met die taalbarrière zit. Dat creëert verwachtingen bij jezelf, waardoor ik dat project dan zoveel mogelijk wil “pushen”.
Eigenlijk is alles wat ik doe moeilijk om in een hokje te steken. En ik merk wel dat dat een probleem is.
Als je zou kunnen kiezen: zou je dan volop gaan voor commercieel succes met dit project? Of zou je een eventuele financiële meevaller net gebruiken om jezelf ruimte te bieden voor je meer experimentele werk?
Voor mij zouden die twee projecten perfect naast elkaar kunnen bestaan, want het zijn twee totaal verschillende bands. Met mijn Engelstalige popproject hebben we eigenlijk nog niet heel vaak opgetreden. Maar de mensen waren wel ongelooflijk enthousiast. Bovendien was het publiek dat erop af kwam geen typisch ‘wereldmuziekpubliek’. En dat vond ik ook wel eens prettig. Want veel mensen haken al af bij het horen van de term ‘wereldmuziek’.
Ook voor clubs en cultuurcentra is het niet evident om wereldmuziek te programmeren. Je hebt wel een aantal ‘die hards’ zoals De Handelsbeurs, De Centrale, CC Lokeren … Dat zijn plaatsen waarvan we weten dat we er zeker mogen aankloppen als we een nieuwe plaat uitbrengen. Er zal dus altijd wel een tourneetje zijn, maar nooit heel uitgebreid.
Met onze eerste cd in 2004 hadden we wél 20 à 30 optredens. Maar vandaag de dag is het zoveel moeilijker om zalen te vullen. Terwijl Tarhan ook op de ‘gewone’ festivals zou passen. Alleen is het dan belangrijk dat de radio erin meegaat. En ik heb gemerkt dat het erg moeilijk is om hen warm te maken.
Doe je de promotie ook zelf?
Ja. Ik zou heel graag iemand hebben die dat voor mij kan doen, maar dat is niet zo evident. Ik heb wat rondgevraagd, maar uiteindelijk heeft er niemand toegehapt. Het is enorm vermoeiend om alles van A tot Z in eigen handen te nemen, ik raak daardoor wel wat gestresseerd. Het zorgt er ook voor dat je bijna een haat-liefderelatie met de muziek begint te ontwikkelen. Omdat je er zoveel in steekt en je bijna de energie niet meer overhoudt om de promotie op te volgen. Terwijl dat misschien nog het belangrijkste is. Maar als je al opgebrand bent op voorhand, lukt dat niet.
Daarom heb ik besloten om vanaf nu gewoon mijn buikgevoel te volgen en te doen wat er goed aanvoelt. Daar heb ik heel lang over nagedacht. Ik wil mezelf echt meer tijd geven en minder gestresseerd te werk gaan. Pas op: mijn agenda is nog steeds goed gevuld. Ik heb het geluk gehad dat ik een aantal interessante theatertours heb mogen doen. Zo heb ik eerder dit jaar met NTGent meegedaan aan de tournee ‘Sneeuw’, goed voor meer dan 40 optredens in Nederland en België. Daarnaast had ik een heel tof project over Turkse muziek voor kinderen, in samenwerking met Jeugd en Muziek Brussel. Maar ik wil mezelf niet meer de druk opleggen om tegelijk ook nog eens nieuwe nummers te schrijven. Dus nu ben ik gewoon terug traditionals aan het zingen in Turkse bars, samen met een bevriende saz-speler. Dat werkt enorm aardend, enorm voedend.
Heb je een vast repertoire en vaste muzikanten? Of zijn dat eerder jamsessies?
Ik vind het zo fijn om met Belgische muzikanten samen te werken, omdat het in België zeer moeilijk is om Turkse muzikanten te vinden die op professionele basis met muziek bezig zijn. Veel Turkse muzikanten hier werken meer in het huwelijk- of barcircuit. En zo gebeurt het dus wel vaker dat afspraken last minute worden afgezegd omdat er een huwelijksconcert is tussengekomen. De laatste echte Türkü bar in België, waar mensen écht voor de muziek komen, is trouwens onlangs gesloten. Op die manier is het moeilijk om je repertoire uit te breiden. Dat is dan wel het nadeel van spelen met Belgische muzikanten: ik ben dan altijd de enige die het repertoire kent.
Sta me toe om ervan uit te gaan dat dit soort optredens allicht ook niet bijster veel geld in het laatje brengen. Overleef je dankzij de theatertours?
Ik ben alleenstaande mama, ik geef les en ben deeltijds psychotherapeute in een groepspraktijk. Mocht ik alleen van de muziek kunnen leven, zou ik dat echt wel doen. Maar dat is niet evident. Eigenlijk ben ik per ongeluk in de psychotherapie terecht gekomen. Ik ben op vrijwillige basis beginnen werken met vluchtelingen. Eigenlijk was het nooit de bedoeling om daar mijn beroep van te maken. Maar ik vond het zo interessant, dat ik er toch ben ingerold. En als je erover nadenkt, sluit het eigenlijk wel goed aan bij mijn muziek. Want ik werk ook vaak met Turkse mensen en het is interessant om hun verhalen te horen.
Verwerk je hun ervaringen ook in je muziek?
Er zijn heel wat verhalen die blijven hangen en uiteindelijk terugkomen in mijn teksten. Niet altijd letterlijk. Soms raakt iets je zo diep, dat je hele levensvisie er eigenlijk door verandert: zoiets heeft een invloed op je stem, maar ook op je persoonlijke groei als mens.
Het sterkt me dus in mijn performances. Maar omgekeerd werkt mijn muziek ook therapeutisch voor mezelf. Het is een vorm van zelfzorg. Dat is wel zeer belangrijk. Als therapeute moet je heel goed opletten, want je slorpt voortdurend zware verhalen op. Muziek is voor mij een fantastische uitlaatklep.
Ben je tegenwoordig dan minder bezig met ‘doorbreken’ in het buitenland in de klassieke zin van het woord?
Ja, al zou ik het natuurlijk wel fantastisch vinden om van mijn muziek te kunnen leven. Ik denk dat dat met het soort muziek dat wij maken moeilijk is. Misschien is onze muziek te vernieuwend om op de radio gedraaid te worden. En radio blijft een belangrijke schakel in die eventuele doorbraak.
Als ik dan toch aan het buitenland denk, dan is Turkije een logische volgende stap. Omdat ik nu eenmaal in het Turks zing. Nochtans was dat geen bewuste strategie op voorhand. Ik wou gewoon een verhaal vertellen en dat deed ik toevallig in het Turks.
Maar als er morgen een heel tof project passeert – met grote producers erachter – dat mijn stem zou kunnen gebruiken, dan zou ik dat ook leuk vinden. Het móét voor mij niet experimenteel zijn. Zo heb ik ook meegezongen op muziek van Merdan Taplak. Als het mooie muziek is, is het voor mij goed.
Misschien is dat wel mijn fout: dat ik opensta voor alles. Ik zing zelfs kinderliedjes. Ik vind dat dat ook moet kunnen. Ik word gewoon heel gelukkig als ik zing. En juist daarom hoop ik nog altijd dat ik mijn ambities richting Turkije kan waarmaken. Volgens mij is het vooral een kwestie van samenwerken met de juiste mensen. Ook bij het kiezen van een producer moet ik misschien een strategische keuze maken. Ik heb iemand nodig die met mij kan meedenken, die er volledig in gelooft en die mij bekrachtigt.
Eigenlijk heb je nood aan een manager die mee je carrièreplanning uitstippelt, zodat jij je volop kan focussen op de muziek?
Inderdaad. Vroeger ging ik zelf naar alle grote muziekbeurzen – Jazzahead, Womex, Babelmed – om daar onze posters op te hangen. Ik heb daar zoveel geld, tijd en energie in gestoken. Maar op een bepaald moment vraag je je af: “voor wie of wat doe ik dit eigenlijk?”. Ik realiseerde me dat het er niet per se op aankwam om overal zelf naartoe te gaan.
Ik heb er wel veel connecties en contacten aan overgehouden, maar ik heb die niet kunnen onderhouden omdat het te druk is. Dat is het probleem. Ik moet ergens van leven. En ondertussen muziek maken. Wanneer moet ik dan die mensen mailen? ’s Nachts misschien? Daar kom ik niet toe. Tegelijk moet het vooral van mij komen: ik ben altijd de motor geweest achter mijn projecten. Van de andere muzikanten kan je dat niet verwachten.
Het gevoel van samen naar muziek te luisteren mogen we niet verliezen. In het Turks heet dat ‘barabar’: “samen”. Mensen mogen ook meezingen als ze daar zin in hebben. Ik zou het heel fijn vinden om zowel Belgische als Turkse mensen het gevoel te kunnen geven dat ze echt betrokken zijn bij mijn muziek. Dat ze echt ‘mee’ zijn met het hele verhaal van het optreden.
Hoe werkt het in Turkije? Moet je plaat daar in de winkelrekken liggen om aan shows te komen? Of moet je juist live je reputatie uitbouwen om een goede platendeal te strikken?
Ik denk dat het vooral een kwestie is van goede promo voeren. In Turkije zijn videoclips bijvoorbeeld nog ongelooflijk belangrijk. Dat leeft daar veel meer dan een cd. Het is heel belangrijk dat je een goede clip hebt en dat die op tv gedraaid wordt. Als de song goed is mag die clip eenvoudig zijn, maar dat is wel dé manier om opgepikt te worden. Eigenlijk is België niet zo heel anders. Op één of andere manier moet je op tv proberen geraken. Maar ja, hoe doe je dat? Vroeger was ik daar niet mee bezig. Intussen heb ik toch ingezien dat het belangrijk is. Maar ook daar hangt weer een prijskaartje aan vast: om in rotatie te komen op de belangrijke Turkse zenders moet je 20.000 à 30.000 euro neertellen.
Maar je mag jezelf niet verliezen in die bijzaken. Op den duur zou je bijna vergeten waar het allemaal om draait: gewoon mooie muziek maken. Niet teveel nadenken. Met je muzikanten in een bubbel zitten en daarvan genieten.
Je wil dus terug naar de essentie?
Eigenlijk wil ik terugkeren naar de roots die ook zeer aanwezig zijn in Turkse traditionals. Het gevoel van samen naar muziek te luisteren mogen we niet verliezen. In het Turks heet dat ‘barabar’: “samen”. Mensen mogen ook meezingen als ze daar zin in hebben. Maar Turkse mensen in België bereiken is niet evident. Terwijl het belangrijk is dat je die mensen meeneemt. Die hybride identiteit – Turkse roots hebben, maar eigenlijk van Gent zijn – is iets dat ik deel met hen. Voor mij is dat gewoon een nood om dat in mijn muziek te verwerken. Ik wil die mensen nog meer betrekken. Want meestal is mijn zaal 95% Belgisch en 5% Turks. Misschien heb ik die stap vroeger minder gezet. Je kan wel heel avant-garde zijn, maar uiteindelijk maak je toch muziek voor de mensen.
Dus je probeert vandaag bewust om je muziek toegankelijker te maken?
Het is niet zo dat ik nu echt probeer om heel toegankelijke muziek te maken. Maar ik vind het wel fijn om ‘samen’ – daar heb je dat woord weer – te kunnen zijn in iets. Dat is net als bij therapie: soms heb je een klik met de therapeut en dan help je elkaar verder. Maar soms is die klik er niet en dat is frustrerend. Voor mij is die connectie erg belangrijk. Ik zou het heel fijn vinden om zowel Belgische als Turkse mensen het gevoel te kunnen geven dat ze echt betrokken zijn bij mijn muziek. Dat ze echt ‘mee’ zijn met het hele verhaal van het optreden.
Jouw muzikantenbestaan lijkt een constante evenwichtsoefening op verschillende assen: tussen avant-gardistische wereldmuziek en Engelstalige pop, tussen grote ambities en muziek als gezellig samenzijn, tussen leven ‘van’ de muziek en leven ‘voor’ de muziek. Waar haal je de energie om te blijven doorgaan?
Als je na afloop van een concert positieve reacties krijgt, geeft dat veel hoop. Op ‘Sneeuw’, de voorstelling in regie van Luk Perceval waarin ik volledig a capella zong, heb ik veel positieve reacties gekregen. Dat doet deugd. Ook het vertrouwen dat je krijgt van grote huizen werkt heel bemoedigend. Onze volgende première is in NTGent. Het feit dat zij ons vragen schept natuurlijk vertrouwen. Nog zo’n ‘booster’: de mensen van de Koningin Elisabethwedstrijd voor zang vroegen me onlangs om tijdens de laatste finale-avond in het panel te zetelen en mijn mening te geven over de prestaties van de finalisten. Dat geeft het nodige vertrouwen en de energie om ervoor te blijven gaan.
Dan hoop ik dat je nog lang kan blijven doorgaan, of het nu met Turkse traditionals is of met Engelstalige pop, of een combinatie van beide.