Op zoek naar territoria van nieuwstedelijke creatie
Naast Brussel maakten we ook een plattegrond van stedelijke creatie in Brussel en in Gent.
In 2018 vroeg Kunstenpunt aan Quinsy Gario om de diepstedelijke praktijken in Antwerpen te verkennen en zijn indrukken met ons te delen.
Het resultaat is een tekst waarin Quinsy ons een kritische spiegel voorhoudt die intern voor heel wat vragen en discussie zorgde. Hoewel hij afwijkt van onze oorspronkelijke vraag, leert hij ons heel wat over structureel racisme en institutioneel racisme, en gerelateerde problematieken als tokenism en wit privilege. Het zijn thema’s die verdere aandacht en daadkracht nodig hebben.
Toen zij de draft te lezen kreeg, schreef Lara Staal:
“Hij legt een verband tussen het in kaart brengen en beschrijven van nieuwstedelijke praktijken en kolonialisme. Het ontstaan van wereldkaarten kwam immers voort uit de behoefte land in kaart te brengen. En de geschiedenis leert ons hoe het vastleggen van gebieden door middel van een kaart uiteindelijk altijd een manier is geweest om deze te beheersen, in te nemen en te koloniseren. Beschrijven is bepalen.”
Lara Staal (2019)
Beschrijven is bepalen, inderdaad… terwijl Kunstenpunt net was vertrokken van de veronderstelling: “beschrijven is celebreren, is verbinden.” Hadden wij dan een inschattingsfout gemaakt? En waarom konden wij ons niet altijd herkennen in Quinsy’s kritiek op de plekken die hij had bezocht? “Herkennen” is hier het sleutelwoord. Onze blik en leesbril zijn die van een steunpunt: overwegend wit, en institutioneler dan de praktijken samengebracht in het dossier Diepstedelijke Grond.
Onze keuze voor verbinding vloeit ook voort uit deze positie en de privileges die hiermee gepaard gaan. Daar willen we in de toekomst bewuster mee omgaan. Quinsy legt dynamieken bloot die niet voor iedereen even zichtbaar zijn. Daar leren we veel uit, niet in het minst dat elk perspectief, en zeker dat wat verwarring oproept en gangbare praktijken in vraag stelt, de totaalblik verrijkt en tot de nodige verandering aanzet.
Hieronder lees je de tekst zoals we die van Quinsy aangeleverd kregen. Er zijn geen redactionele ingrepen gebeurd.
Eind april 2018 werd ik benaderd door Sofie Joye. Of ik een ‘zachte cartografie’ van de ’territoria van nieuwstedelijke creatie’ in Antwerpen wilde maken voor Kunstenpunt. Antwerpen is de stad waar de koloniale atlas voor het eerst op industriële schaal werd vervaardigd door drukkerij Plantin-Moretus en dus vond ik het een intrigerende opdracht. Ik, afkomstig van de Nederlandse Antillen, een levende erfenis van dat kolonialisme, kreeg de kans om kunst uit te pluizen in de stad waar ze verhalen over mijn voorouders verzonnen. Ik wist nog niet zo goed wat er met ‘nieuwstedelijke creatie’ werd bedoeld of wat de ’territoria’ daarvan zouden kunnen zijn, maar dat zou ik gaandeweg beter gaan begrijpen, hoopte ik.
Bij Kunstenpunt behandelt Joye de dossiers diversiteit, stedelijkheid en jonge makers en dit project is een tweede in een reeks voor Vlaanderen. Het onderzoek van 2017 vond plaats in Brussel. Toen had de eveneens Nederlandse paspoorthouder Chris Keulemans een dergelijk onderzoek gedaan en een reflectie geschreven nadat hij een maand in Brussel vertoefd had.
Kunstenpunt is een informatie- en steunpunt dat ontstaan is door de fusie van de steunpunten voor de sectoren beeldende kunst, muziek en podiumkunsten. Het steunpunt organiseert ook excursies naar o.a. Tunesië en Palestina met de bedoeling om deelnemers uit gevestigde instellingen en dominante groepen te stimuleren om kritisch te reflecteren over evenwaardigheid en gelijkwaardigheid in internationale relaties. Door mensen als Joachim Ben Yakoub hierbij te betrekken, probeert de organisatie over meer dan alleen praktische zaken te informeren rond internationale samenwerking. Het is volgens Kunstenpunt de bedoeling dat dit soort reizen en initiatieven de eigen positie kritisch voor het voetlicht houdt. Of de gekozen deelnemers van deze excursies dit altijd ter harte nemen is een tweede.
Het zegt namelijk ook iets dat Kunstenpunt in het Engels het Flanders Arts Institute heet, maar dat ik online geen benaming voor het instituut heb gevonden in het Frans, de tweede taal van het land. Dit maakte voor mij het politieke paradigma waarbinnen het instituut moet opereren ook duidelijker.
Een maandje eerder maakte ik voor het eerst kennis met Joye in de Beursschouwburg in Brussel. Vanuit tijdschrift Rekto:Verso en de Beursschouwburg kwam de uitnodiging om een tafelgast te zijn tijdens The Big Conversation on Decolonisation. Het blad had net daarvoor een nummer gewijd aan dekolonisatie en deze avond was een verdere verkenning van dat thema. Het format van de avond lijkt simpel, zo’n tien tafelgasten zitten aan een tafel waarbij het publiek kan aanschuiven over drie rondes. Maar het is de complexiteit van de materie die het gesprek boeiend houdt voor de spreker en de gesprekspartners.
De Beursschouwburg had al een keer eerder een Big Conversation georganiseerd over feminisme. Het was een hit. En dus schoven eind maart Joye en negen anderen in een van de drie rondes bij mij aan tafel voor een gesprek over dekolonisatie, institutionele kritiek, antiracisme en kunst.
Toen de uitnodiging kwam om mij onder te dompelen in deze stad en daarop te reflecteren, aanvaardde ik die enthousiast. Het gebeurt niet elke dag dat een gevestigde organisatie, die een pilaar is van het dominante discours over de kunsten, mij uitnodigt voor een dergelijke opdracht. Het was ook een van de weinige keren dat een werknemer van een dergelijke organisatie mijn ideeën en standpunten zonder tussenkomst van een mediakanaal heeft meegemaakt en daarna met mij een project wil beginnen.
Na wat heen en weer gemail werd de werkperiode verschoven van mei naar september. Er werd toen ook besloten dat de presentatie van de publicatie van Chris Keulemans op 6 september 2018 tijdens het Theaterfestival ook het moment zou zijn waarop hij het stokje aan mij zou overdragen voor de stad Antwerpen.
De Antwerpse scene kende ik een beetje, naar mijn gevoel ook door mijn verschillende optredens en uitstapjes naar de stad. Met de Poetry Circle Nowhere stond ik in 2009 in Park Spoor Noord op uitnodiging van The Writer’s Bench en in dat jaar volgde ik ook een workshop van de legendarische spoken word dichter en theatermaker Kain The Poet in CC Berchem. De avond ervoor had hij bij ‘Nuff Said opgetreden. Ook stond ik ooit op het podium van Mama’s Open Mic toen het nog bij Mama Matrea werd georganiseerd en later in de Zomerfabriek. Het Bos, en de zaal waar we de aftrap van dit onderzoek tijdens het Theaterfestival organiseerden, kende ik van een optreden op uitnodiging van Seckou Ouologuem en Felix Poetry. Zelfs met het M HKA, dat niet meegenomen hoefde te worden in mijn verkenning van de stad, had ik al een band door een tentoonstelling van het Pan-Afrikaanse kunstenaarscollectief State Of L3 waartoe ik behoor en doordat ik er samen met Seckou een optreden had verzorgd.
Door die geschiedenis voelde ik me – in tegenstelling tot Chris in Brussel – in eerste instantie geen indringer, en door mijn eigen kunstpraktijk werd er mij ook gevoelige informatie toevertrouwd. Die was afkomstig van de initiatieven en betrokkenen waar Joye het over had toen ze mij begon uit te leggen wie voor Kunstenpunt belangrijk waren om te spreken over de stad.
Chris gaf aan dat hij bekend was met de grote vier podia van Brussel, maar dat de mensen die hij ontmoette en tegenkwam in een andere stad leefden dan de stad die hij kende. In zijn reflectie op de praktijken die hij in Brussel tegenkwam en de gesprekken die hij voerde, schreef hij dat hij soms het gevoel had dat hij op een plek was gekomen waar hij niet hoorde te zijn.
Ook de tekst die jij nu in je handen hebt en leest, vertrekt vanuit het bewustzijn dat ik als auteur een buitenstaander ben. De reflectie van Chris betrof observaties over de positie van de kunstenaar in de stad en de netwerken waarin de kunstenaar zich allemaal kan bevinden. Hij schreef over historisch gegroeide en door een aaneenschakeling van collectieve en individuele acties ontstane werkelijkheden van de stad. Van voor hem bewonderenswaardige initiatieven tot politiek falen.
Zijn tekst is voor de sector een geworpen blik op een groep mensen die volgens Keulemans en Kunstenpunt vanuit het perspectief van het geïnstitutionaliseerde circuit en het kunstenbeleid niet-dominante contemporaine praktijken bezigen. Om, zoals Kunstenpunt het omschrijft, meer erkenning te krijgen voor de waarde en betekenis van dit soort praktijken. Voor hen gaat het om een opbouw van een discours dat deze praktijken als uitgangspunt neemt en hen niet probeert in te passen binnen de waarden en referentiekaders van het beleid en dominante instellingen. Op die manier willen ze er voor de sector interessante inzichten over de stad op nahouden.
De verslagen – van Chris, van mij en van de persoon die over Gent een reflectie zal schrijven – zijn input voor de Landschapstekening Kunsten die na de nationale verkiezingen van mei 2019 aan de volgende Minister van Cultuur informatie zal verschaffen voor de verdere uitwerking van zijn Visienota voor de kunsten. In dit verslag heb ik een aantal reflecties op en ervaringen van Antwerpen gebundeld, met die wetenschap dat het door de volgende minister meegewogen zal worden.
In Terra Infirma schrijft Irit Rogoff dat het van belang is om cartografie te analyseren als het machtsinstrument dat het is. Antwerpen was ten tijde van de Europese vlucht voor de pest en andere ziektes die Europa onbewoonbaar dreigden te maken, de stad waar de industriële productie van kaarten en atlassen is geïnitieerd. Die vlucht mondde uit in koloniale strooptochten.
Toen en nu gaat het er bij het maken van een kaart om om een onbekend of bekend gebied naar jouw maatstaven te beschrijven voor de aandeelhouders van jouw wereld met jouw kenmerken en begrippen.
Jouw kosmologie van hoe de wereld in elkaar steekt. Het is een manier om de macht van definiëring naar je toe te trekken. Het is een manier om gebieden voor te stellen volgens jouw principes en idealen. Kaarten zijn politieke instrumenten die de maker een mogelijkheid bieden of vaak dwingen tot een andere omgang met de wereld om ons heen. Zo ook deze tekst na de tijd die ik in de stad heb doorgebracht.
Rogoffs uiteenzetting over cartografie vond mij nadat ik een bijeenkomst van Kunstenpunt over internationalisering in de kunstensector in het Zuiderpershuis bezocht. Tussen de afspraken door ging ik snel nog naar het M HKA waar het Zuiderpershuis praktisch een buur van is. In de tot dan toe drie weken die ik in de stad had doorgebracht, had ik nog geen stap in het museum gezet.
In het M HKA liep er een tentoonstelling over barok samengesteld door Luc Tuymans, een van de stichters van kunsthal Extra City. Geen van de mensen die ik in de stad sprak had het over deze tentoonstelling of M HKA als een vernieuwende instelling in het kunstenlandschap van de stad, maar in de vernieuwde inkomhal, die op een leeszaal van een bibliotheek moet lijken, stond een serie onbeduidende tijdschriften op een rij. Deze rij boeken stond tegenover de spektakeluitgaves, kunstenaarsboeken of tentoonstellingscatalogi. Telkens als ik die zie sta ik er likkebaardend naar te kijken en zweef ik een beetje, totdat ik door de prijzen weer naar aarde daal.
Maar op deze plank met tijdschriften stonden de laatste edities van AS, het inmiddels opgedoekte driemaandelijkse tijdschrift van het museum over visuele media. Elke editie had een thema en eentje uit 2013 ging over cartografie. Het bevatte naast voor het tijdschrift geschreven artikelen ook vertalingen van stukken van elders, waaronder dus deze verkorte versie van een hoofdstuk uit Terra Infirma van Rogoff. Rogoff beschrijft verder dat het de rol van de kunstenaar is om kaarten en nationale begrenzing kritisch te herschrijven.
Laatst kwam ik er achter dat het M HKA in haar collectie het tweedelig werk Birth Of A Nation van Michael van den Abeele heeft. Het bestaat uit de nationale vlag van België, uitgevoerd in een serie grijstinten en een foto. Daarop zijn twee witte mannen te zien die hun gezicht zwart hebben geschminkt, terwijl er eentje een niet aangestoken sigaret in zijn hand heeft. In de voorgrond van het beeld is de top van een fles champagne te zien. Het is een werk dat veel vragen oproept over nationalisme, racisme, het koloniale verleden en de toe-eigening van materie in een stad waar het woord ‘natie’ overal opduikt en waar er een schrikbarende concentratie is van Vlaams-nationalisten.
Dat laatste werd duidelijk nadat Sofie Joye en ik bij de absurdistische galerij Troebel Neyntje waren langsgegaan en op zoek gingen naar Forbidden City, nog een parel van de underground kunstscene. Forbidden City zit echter naast een geel gebouw dat de Vlaamse vlag permanent heeft hangen en de tekst van de Vlaamse Leeuw op haar gevel geschilderd heeft. Forbidden City was dicht en toen we om de hoek bij jazzcafe Muze gingen zitten, werden we door een aardige meneer op het terras gewaarschuwd om geen cafés binnen te lopen waar de Vlaamsnationalistische vlag buiten hangt. Er werd ons verteld dat wie daar naar binnen gaat alleen maar ellende over zich heen krijgt als die niet op de dominante raciale en etnische groep lijkt. Ik vond het gebruik van leeuwen in een Europese context altijd al vreemd, en zo in het zwart tegen een gele achtergrond nog meer. Alsof je simultaan naar een schaduw kijkt van een schoongepoetste fantasie van vergane glorie en naar een van achteren belicht imaginair toekomstbeeld, waardoor je de werkelijke inhoud niet meer kan zien.
Ik bleef daar in de entree van het M HKA een half uur hangen, mijn afspraak was verzet, en ik kocht uiteindelijk Afterall, de Engelstalige publicatie die voor het M HKA als opvolger van AS diende. In Afterall stond een boeiend gesprek tussen Walter Mignolo en Wanda Nanibush over dekoloniseringsprocessen. Het verraste mij dat het museum een partner was van een volledig Engelstalig magazine en dat dat weinig zichtbare ophef veroorzaakte in de stad. De (taal)politieke strijd had dus toch geen grip op ieders doen en laten, zoals ik uit tal van de gesprekken had vernomen. De alledaagsheid van die keuze is een privilege dat eigenlijk gemeengoed hoort te zijn.
Ook nu ik in het Nederlands schrijf besef ik de tekortkomingen van deze taal en wie binnen- en buitengesloten worden. Zeker als het de bedoeling is om te reflecteren op kunstpraktijken in een stad met minstens 140 nationaliteiten en zoveel moedertalen. Hierom heb ik ook aangegeven dat deze tekst in alle nationale talen van België zou moeten verschijnen, dus ook in het Duits en Frans. Maar eigenlijk zijn er nog meer talen en media waarin hij zou moeten verschijnen om juist iedereen die ‘nieuwstedelijk’ bezig is, hoe je dat ook wilt definiëren, in de stad te bereiken.
De kunstenaars die kunst maken in de niet-dominante (talen)circuits die de stad rijk is, bleven voor mij deels onzichtbaar, maar dat betekent niet dat informatie over de stad voor hen onbereikbaar moet zijn. Ik weet dat er een gure politieke wind waait die het daarmee oneens is en die hen wil dwingen te werk te gaan binnen een systeem waarin de kosmologie achter hun esthetiek, talen en gebruiken inferieur wordt geacht. Als kunstensector kunnen we ons niet van de missie onttrekken om die gewelddadige superioriteitsfantasie af te breken. De verbreding van de reikwijdte van deze tekst tot in ieder geval de nationale talen is, denk ik, een kleine maar verplichte stap in die richting.
De begrenzing van deze reflectie tot Antwerpen kon – met de rijkdom van al die culturele, etnische en raciale achtergronden die in die representatie van nationaliteiten besloten ligt – best beklemmend en essentialistisch worden. Er is een specifiek historisch geankerd sociaal-politiek landschap dat men betreedt bij het zoeken naar infrastructuur om kunst te maken in deze stad, maar de kunst die gemaakt wordt moeten we niet verengen naar een specifiek op Antwerpen gefocust vertrekpunt.
Veel mensen met wie ik sprak gaven aan dat dit hun basis is, waar ze verblijven, maar dat hun gedachten, inspiraties en aspiraties zich niet tot de stad beperkten omdat hun levens niet tot de stad beperkt zijn. Zelfs Dennis Tyfus, die inmiddels is uitgegroeid tot een icoon van Antwerpen, vertelde Sofie en mij hoe hij zich door middel van zijn uitgeverij, galerie en kunst ook internationaal oriënteerde. Maar hij vond die internationale samenwerkingen net doordat hij oog hield voor lokaal geankerde initiatieven. Hijzelf was geïnspireerd door de energie in Scheld’apen, het roemruchte oude pand van de oprichters van Het Bos, en vond zijn weg in de kleine maar hechte alternatieve kunstenaarsgemeenschap van de stad. Inmiddels wordt hij door grote instellingen uitgenodigd en heeft hij zelfs in het kunstpark van het Middelheimmuseum De Nor opgericht, een werk dat de grens tussen een sculptuur en evenementenlokatie opblaast.
Grenzen – nationaal of gewestelijk – zoals geconfigureerd in de centra van op papier voormalige koloniale mogendheden, zijn politieke instrumenten van geweld. Het is aan ons om deze instrumenten te ontmaskeren voor wat ze zijn en dan af te bouwen.
Met deze kennis is het niet verantwoord om een cartografie, zacht of hard, van ‘de territoria van nieuwstedelijke creatie’ te maken. Het zou dan ook duidelijk moeten zijn dat ik mijn opdracht niet interpreteer als de mogelijkheid om de koloniale safarihoed op te doen en kunst, makers en kunstpraktijken op te zoeken die nog onzichtbaar waren voor het netwerk van Kunstenpunt.
Het is niet mijn taak om een overwegend wit kunstenveld van nieuw bloed te voorzien zoals de kolonisten ten tijde van Plantin-Moretus, die na al het geweld en onrecht dat ze teweeg hebben gebracht nu nog ten onrechte voor helden worden aangezien. Dit is geen tekst voor programmatoren, curators of instellingen om nieuwe namen te noteren die ze kunnen inzetten in hun projectmatige subsidieaanvragen of om diversiteitscijfers kunstmatig te verhogen.
Veel van de mensen die ik sprak zijn wel klaar met de parade met diverse mensen, terwijl broodnodige systeemverandering met grote en kleine acties tegengehouden wordt.
Dit is ook geen tekst voor de minister om voorbeelden uit te kunnen halen voor beleid dat inclusiviteit, creativiteit en vernieuwing zal beknotten. Het is een kleine aanmoediging tot introspectie over droge whitepapers, interpersoonlijke omgangsvormen en institutionele macht.
Ik hoop dat ik niet te laat ben voor Mama’s Open Mic. Misschien had ik toch de Flixbus moeten nemen in plaats van de internationale intercity. De trein vanuit Nederland had vertraging en voordat ik mijn spullen in het Ramada Plaza hotel dropte, stapte ik ook nog een halte te laat uit. Ik zat niet op te letten in de bus omdat ik in een discussie was beland.
Wij Nederlanders hebben een obsessie met het openbaar vervoer. Ook de reflectie van Chris Keulemans over Brussel begint grappig genoeg in het openbaar vervoer. Maar terwijl hij met terreur te maken had, miste ik mijn bushalte in Antwerpen omdat ik op Twitter zat. Ik heb een gecompliceerde verhouding met social media. Na mijn te zware tas te hebben achtergelaten in het ogenschijnlijk peperdure hotel, zit ik nu goed.
Ik zit dus schuin tegenover deSingel zonder al precies te snappen wat deSingel is en wat het betekent om voor een reflectie op nieuwstedelijke creatie zo dichtbij te zitten. Op de hoek kan ik tram 2 of 6 pakken en dan overstappen. Bij Plantin-Moretus moet ik de trappen omlaag en overstappen. Terwijl ik mijn moeder geruststel dat ik goed ben aangekomen in de stad en onderweg ben naar vrienden, betrap ik mezelf er wel op de belichting op het station niet zo fijn te vinden. Een van de tl-lampen knippert de hele tijd aan en uit en het is er in het algemeen wat donker. Regelrecht uit een teen slasher film waarin de Zwarte personages als eerste doodgaan. Behalve dan The First Purge van onlangs.
Op de grond bij het spoor liggen stapels magazines van De Lijn en een stadsfolder met reclame en wat actiecoupons. Ik neem er een paar uit voor een lunchkorting bij een eettent. Ze zijn tot 31 augustus geldig en dus heb ik nog een paar dagen om ze te gebruiken. Ik ken de geografie van de stad nog niet dus ik weet niet of ik langs deze plekken zal komen de komende dagen, maar beter voorbereid op het onverwachte dan een kans missen, denk ik.
Hier moet ik tram 9 pakken. De tram is een wat ouder model dat extra veel geluid maakt wanneer het stopt. De deuren vliegen open en wat mensen druppelen eruit op dit tijdstip. Ik kijk nog even of dit wel de juiste richting opgaat, anders kom ik niet aan bij Berchem station. Soms kom ik er pas te laat achter dat ik een andere richting op moest gaan, waardoor de reis net iets langer duurt.
Onderweg naar Berchem zie ik nog meer van de stad in de avonduren. Het is nog geen herfst, maar ook niet meer helemaal zomer en dat merk je aan de bomen waar we langsrijden. Het maanlicht laat nog geen verkleurde bladeren zien, maar wel wat op een verandering in gemoedstoestand lijkt. Ik kan het mezelf verbeelden, maar na het voorzitten van een gesprek met Donna Haraway afgelopen januari, over haar boek Staying With The Trouble, ben ik wat alerter geworden op de aanwezigheid van de organismes waarmee we de wereld delen.
Vanaf Berchem station is het een paar minuten lopen naar de Zomerfabriek waar Mama’s Open Mic zal plaatsvinden. Het is een druk knooppunt waar het lijkt alsof trams vanuit het niets op je af kunnen rijden en je ook nog moet uitkijken voor de auto’s die de tramrails passeren.
Het is de laatste editie van Mama’s Open Mic van dit seizoen. Het is nog een minuutje of tien lopen en volgens het programma is de avond over een kwartier afgelopen. Maar hopelijk loopt het programma wat uit, en dus haast ik me alsnog richting de warmte van een van de parels van de Antwerpse culturele scene. Eerst langs de graffitimuren en wat op een parkeerplaats voor de gemeentelijke bussen lijkt. Er is nu een grotere afstand tussen de straatlichten dan op gewone straten. Achter de muren schuilt een netwerk van gebouwen die van verlaten en vergeten allemaal een andere functie hebben gekregen sinds de Zomer van Antwerpen het beheer doet. Ik loop langs de rijen fietsen en de vriendelijke bewaker en zie weinig mensen op het terras omdat het gros nog binnen zit.
Mama’s Open Mic is een laagdrempelig podium dat sinds haar eerste editie in 2011 in de inmiddels gesloten cocktailbar Mama Matrea telkens opnieuw een publiek van heinde en verre trekt. Dat komt door de mix van nieuwkomers op het podium en mensen die al vertrouwd zijn met voor een publiek staan. Het publiek weet dat ook en is super gewillig om zowel te luisteren naar de mensen die hun eerste stappen zetten, als naar degenen die op het podium nieuw materiaal komen uitproberen.
In het eerste artikel over de avond geschreven voor StampMedia door de inmiddels bekende Anissa Boujdaini, zegt Elisabeth Severino Fernandes dat het geen avond is voor egotripperij. En die lijn is al die jaren doorgezet in de programmering, waar ik zelf verschillende keren bij heb gehoord, en in de hosts, van Fallon Bwatu tot Samira Saleh tot JNM vanavond. Ook de verschillende concepten die er verder uitgerold zijn, houden dit motto vast. Denk aan Jammin’ Sundays dat ook in De Zomerfabriek georganiseerd wordt.
Voor de deur staat een groep mensen omdat er geen zitplaatsen meer zijn binnen. Net als de vorige keren dat ik er was. Op podium staat Lisette Ma Neza en ik blijf in de deuropening staan en luister naar de woorden die ze aan elkaar rijgt met de precisie van een kolibrie die in conversatie is met een bloem. Elke keer weer word ik geraakt door de diepte in haar woorden. Geen wonder dat ze de afgelopen tijd prijs na prijs pakt in binnen- en buitenland.
Ze ontvangt het daverend applaus bescheiden en JNM bemant weer het podium waarbij ze, zoals het een goede host voor de slotact betaamt, de ene na de andere verwijzing maakt naar acts van eerder op de avond. Zeker bij een podium als dit is de getoonde liefde voor alle acts geen opgevoerd moetje vanuit de organisatie. Het is een gecureerd geheel waarbij iedereen haar of zijn ruimte krijgt. En Samira Saleh begrijpt dat als geen ander. Vanavond staat zij niet als host op het podium, maar als deelnemer en het dak gaat eraf.
De vouwfiets die ik van Kunstenpunt te leen kreeg is stuk gegaan en dus zit ik weer in de bus. Ik ben op weg naar de boekhandel ’t Stad Leest op zoek naar Zwijg Allochtoon van Rachida Lamrabet. Bij de presentatie van haar nieuwste fictieboek in de Arenberg had boekhandel De Groene Waterman geen exemplaren meegenomen. Waarschijnlijk omdat ze er vanuit gingen dat iedereen die zou komen het boek al had gelezen.
Om iets te weten te komen over het Belgisch-Vlaams kunstenlandschap is Lamrabets reflectie toch wel uiterst belangrijk. Na haar volstrekt bizarre ontslag bij het gelijkekansencentrum UNIA wil ik weten hoe ze dat heeft verwerkt. Daarom rijd ik nu in bus 30 langs een groep schilders die Montmartre naar Antwerpen hebben gehaald met hun ezels op de keien en langs het publiek dat er doorheen dwarrelt, op zoek naar herkenbare vergezichten.
Als ik nu zou uitstappen wordt mijn planning nog meer in de war geschopt en haal ik het door curator Nick Aikens getipte Museum Plantin-Moretus misschien niet. Ik blijf zitten en denk terug aan mijn eigen eerste wandeling door Montmartre. Toen ik de fiets kreeg had-ie een lekke band. Die dag hadden Sofie en ik afgesproken om samen de Open Studio dag te bezoeken. Open Studio’s wordt georganiseerd door Studio Start en NICC en is een atelierroute door Antwerpen, die de rijkdom aan kunstenaars introduceert aan het grote publiek. Ook gekoppeld aan het weekend is een contactmoment met nationale en internationale curators die langsgaan bij verschillende kunstenaars.
Sofie zat op het pleintje waar een paar uur eerder Wilders was neergestreken. De haat predikende Nederlander was er om tegen in België geboren mensen te zeggen dat ze niet gewenst waren. Het blijft een rare gewaarwording dat Wilders, De Winter en de hunnen zoveel culturele macht zijn toebedeeld en haast geen strobreed in de weg worden gelegd bij de normalisatie van hun haatcampagnes. Hun poging om hun steden en Europa te zuiveren van vrienden van mij gaat mij niet in de koude kleren zitten en ik blijf me afvragen hoe andere mensen het gevaar van hun zuiveringsretoriek niet inzien.
De helikopters waren nog te horen boven ons toen we naar de plek naast het theater liepen waar Sofie de fietsen had vastgezet. De hare was pastelgroen en de mijne donkerblauw. De band leek gewoon goed, maar toen ik erop stapte was het meteen duidelijk dat er niet op te rijden was. Sofie had de voorband opgepompt, maar het achterwiel over het hoofd gezien. Door de manier waarop deze fietsen in elkaar klappen kan ik me dat wel goed voorstellen. De compactheid vult lege ruimte, maar verspert het beeld van het groter plaatje.
We gingen op zoek naar een fietsenmaker en dachten er bij het Centraal Station wel eentje te kunnen vinden. Maar er was niemand. De lichten waren uit en het stonk er naar urine. Twee agenten liepen langs en ik stopte ze om te vragen of ze wisten wat er aan de hand was met deze fietsenmaker en waar we een andere zouden kunnen vinden. Zij konden ons ook niet helpen en liepen verder.
Hoe langer we bezig waren met de fiets, hoe dichter de sluitingstijd van het Open Studio’s weekend naderde. Op de zwarte opvouwbare kaart met de locaties van de deelnemende kunstenaars stond dat de studio’s die dag open waren tot vijf uur. Het is een haast onmogelijke taak om de meer dan tweehonderd studio’s te bezoeken op één middag. Ik was een dag eerder al veel te enthousiast op pad gegaan om dat weekend zoveel mogelijk studio’s te kunnen bezoeken, om er vervolgens achter te komen dat op zaterdag alleen de collectieve hubs open waren. Een behulpzame meneer wees me op de informatie op de poster waar ik toevallig naast stond. Het stond ook op de kaart, maar ik had het over het hoofd gezien.
Sofie zou verder fietsen en ik zou haar later opzoeken nadat ik mijn fiets bij mijn tijdelijke thuis had gelaten aan de andere kant van de Leien in Antwerpen-Zuid. Rondlopen met een vouwfiets met een lekke band leek mij nogal onhandig. Maar ik had te snel gehandeld.
Als ik met haar was meegegaan naar de dichtstbijzijnde kunstenaarswerkplaats achter de dierentuin had ik Lukas Verdijk en Vesna Faassen gezien. Lukas had een fietspomp. De twee Nederlandse videokunstenaars troffen elkaar op de kunstacademie in Antwerpen. Lukas geeft nu les aan de kunstacademie en Vesna geeft onder andere city tours om financieel rond te komen naast hun kunst. Dit jaar hebben zij de eerste Nederlandstalige collectie in Vlaanderen gepubliceerd van teksten over kolonialisme van in de DR Congo gebaseerde Congolese academici. Toen ik dat eerder dit jaar hoorde, geloofde ik het bijna niet. Net zoals ’t Stad Leest Rachida Lamrabets boek al een poos niet meer heeft. Dan maar een andere keer naar De Groene Waterman gaan wanneer ze open zijn.
Maar ik wil niet met lege handen een boekenwinkel verlaten en struin langs de boeken die er wel zijn, want het voelt aan als vloeken in een kerk om een huis van letteren uit te stappen zonder iemands woorden die mijn kijk op de wereld kan oprekken. Dan maar Why I’m No Longer Talking To White People About Race van Reni Eddo-Lodge over racisme in Groot-Brittannië. Die is interessant genoeg wel ruim op voorraad.
Overdag ziet de buurt rond de Zomerfabriek er scherper uit dan ’s avonds. Ik mis de zachte kleuren van de avond die mij met de warme lucht omarmden toen ik hier gisteren was. De hardheid van het terrein van de oude gasfabriek springt nu in het oog. Het is voelbaar in hoe de architectuur mijn lichaam probeert te dwingen zich er op een bepaalde onderdanige manier toe te verhouden. Tegelijk is het voelbaar hoe het gebruik van de ruimtes die oorspronkelijke bedoeling dwarsboomt.
Is het in gebruik nemen van dit gebouwencomplex, en er tegen de verwachtingen in een sfeer van welkome ontvangst creeëren, dan ‘nieuwstedelijke creatie’? Wat zijn de dynamieken die dit mogelijk hebben gemaakt? Van ver kan je de graffitimuren zien. In het daglicht lijken ze minder op een canvas waar een groep vrienden samen op hebben gespeeld en meer op het residu van een harde strijd. Wie heeft de tofste stijl? Wie heeft de skills en de verbeeldingskracht om de ander te overtreffen? Het is een schouwspel.
Terwijl mijn oog nog de overgangen van kleuren op de muur bewondert, hoor ik iemand mijn naam noemen. We worden begroet door een groep bekenden die ook naar het programma Dit Is Participatie van Elisabeth “Miss Elli” Severino Fernandes en Demos vzw komen. Ze zagen ons van ver al aanlopen en zijn wat verbaasd dat ik er ook bij ben. Ze hadden wel van Sofie’s project binnen Kunstenpunt gehoord, maar dachten niet dat ik ook naar een dergelijke middag zou komen.
We praten wat over koetjes en kalfjes, maar eigenlijk zit ik nog na te denken over Mama’s Open Mic gisteravond terwijl we met de groep door de poort lopen. Nu zit er geen vriendelijke beveiliger. Er staan wel wat mensen op het terras buiten de zaal die gisteravond werd gebruikt voor de optredens, maar we krijgen te horen dat we straks naar een ander gebouw van het complex zullen gaan. Het blijkt de ruimte van een zomerhostel te zijn waar soms ook performers van Mama’s Open Mic accommodatie krijgen wanneer ze van ver moeten komen en moeten overnachten.
Sofie en ik zijn er vandaag samen op uit getrokken en zijn eerst langs Jo Caimo gegaan voordat we hier naartoe kwamen. Zometeen splitsen onze wegen weer wanneer zij naar de opening van het Theaterfestival gaat met de State of the Union door Sara De Roo en de State of the Youth door Aïcha Cissé en Aminata Demba. Hun teksten zullen na afloop ergens online te vinden zijn, hoor ik, en ik ben dan ook benieuwd naar het contrast van hun lezingen en hun reflecties op de huidige staat van het theaterlandschap.
Ik blijf hier om de workshops mee te pakken en de verbintenis tussen de dynamieken van ‘nieuwstedelijke creatie’ en participatie wat verder uit te zoeken en mijn begrip van die termen van hun Nederlandse begrippenkader te ontdoen. In de Nederlandse context heeft participatie als leidend concept in de beleidsvoering een nare en gedwongen bijklank gekregen, door de toepassing door opportunistische politici. Deze middag zal mij kunnen helpen om de Vlaamse invulling van het concept beter te begrijpen. Hopelijk zijn de krachten uit het veld sterk genoeg om pervertering van dit begrip door de politieke klasse te weerstaan.
Door mijn hoofd schiet ook de presentatie van de publicatie van Chris Keulemans over Brussel volgende week. Vanuit Kunstenpunt geeft hij dan metaforisch het stokje aan mij door als beginpunt voor mijn reflectie op Antwerpen, ook al ben ik wat eerder begonnen. Tijdens de presentatie zal ik een eerste indicatie geven wat mij al is opgevallen sinds ik er ben en daarvoor denk ik op dit moment meer uit dit programma in de Zomerfabriek te kunnen halen dan uit de opening van het Theaterfestival. Al was het maar omdat de macht in de opzet ervan gedeeld werd en Miss Elli met rugdekking van de Zomerfabriek de ruimte kreeg om het programma in te vullen met niet-dominante stemmen en gedachten uit de vernieuwende periferie van de Vlaamse kunst- en cultuursector.
Ik kijk nog even snel via mijn mobiel naar het programma dat online staat. Het is gevuld met een kritische groep mensen die de workshops zullen gaan leiden en inzicht gaan geven voor benaderingen van participatie in dans, film, theater, literatuur en sport. Een windvlaag van goede moed en wil komt je tegemoet bij het lezen van de namen en waar ze allemaal mee bezig zijn.
We lopen naar de tafel om ons te melden en krijgen naamstickers en de vraag of we doeners of denkers zijn. Ons antwoord moet voor de andere aanwezigen duidelijk maken of we uit het werkveld komen en in onze praktijken bezig zijn met participatie, of dat we ondersteunend zijn aan degene die er in hun werk mee aan de slag gaan of al mee bezig zijn. Ik twijfel bij mijn antwoord. Mijn kunstpraktijk draait om institutionele kritiek en het vervreemden van de erfenissen van koloniale praktijken, maar tegelijkertijd ben ik er vandaag bij omdat Sofie en ik door Miss Elli zijn uitgenodigd nadat we haar benaderden voor een gesprek als input voor mijn reflectie.
Kunstenpunt is er voor ondersteuning en Sofie heeft mij in die hoedanigheid ook uitgenodigd om na te denken over de dynamieken van nieuwstedelijke creatie in Antwerpen. Ben ik dan een doener of een denker? Eigenlijk is mijn twijfel helemaal niet zo zeldzaam. Ook Miss Elli is kunstenaar en organisatie tegelijkertijd. Samira Saleh, die vandaag de host is, deelde gisteravond haar inzichten met ons via woordkunst. En zo zijn er wel meer mensen die verschillende petten op hebben en die de scheiding tussen handelen en denken als een kunstmatige ingreep ervaren.
Ik vermoed dat de vraag meer te maken heeft met macht en de mogelijkheden om de invulling van participatie in organisaties en beleid te bepalen en beïnvloeden. Heb ik nu door mijn reflectie-opdracht de mogelijkheid om het beleid van Kunstenpunt te sturen.
Terwijl ik, nog vertwijfeld over de vraag, mijn naam op de sticker schrijf, zijn de dames bij de aanmeldbalie al bezig met de volgende mensen die zijn gearriveerd. Ik grijp de gelegenheid aan om de vraag onbeantwoord te laten op mijn sticker. De rest van de dag word ik er ook niet over aangesproken door het vrij wit publiek. Waar diversiteit en participatie voor het publiek van gisteren een gegeven was, lijkt het voor velen in het gezelschap vandaag een onderwerp waar men voor kan kiezen.
Ik krijg te horen dat er wat mensen rondlopen die nu wel doen alsof diversiteit en inclusie ze na aan het hart ligt, maar daar in hun dagelijkse bezigheid vrij weinig mee doen, of het zelfs actief dwarsbomen. Hun aanwezigheid blijkt een actie voor de goede sier. Maar ze zitten op machtige posities en dus wordt er uit zelfbehoud beleefd geglimlacht of loopt men met een boog om elkaar heen wanneer er plekken worden opgezocht in de zaal. België is klein en Vlaanderen nog kleiner. Voor je het weet is jouw participatie ongewenst.
Voor een Schweppes Bitter Lemon heb ik net 4,50 euro betaald in deSingel. Toen de barman de prijs zei, verslikte ik me bijna. Okay. Ik heb dus omgerekend ongeveer drie euro en nog wat betaald voor de scenografie waarin ik mijn tonic ga opdrinken. Ik ben nog nooit zo bewust geweest van het doorrekenen van de kantoorkosten van een culturele instelling als nu. De prijs lijkt wel een kunstmatige sociale en culturele drempel om de inrichting te kunnen appreciëren.
Het decor doet me dan ook denken aan hoe een café in de jaren 50 in een brutalistisch gebouw eruit zou zien. Het is chic, maar ook koud en niet uitnodigend als je de architectuur niet gewend bent. Het vraagt een andere ervaring van ruimte dan ik gewend ben. De massaliteit van het gebouw is haast gewelddadig.
Voordat ik bij het café kwam, moest ik door een lange en intimiderende gang. Bij de ingang kwam ik nog een ouder echtpaar tegen dat ook niet goed wist waar we precies naartoe moesten. Wanneer je niet uitkijkt, kunnen het tapijt en de muren op je afkomen. Zeker als je alleen bent en niet bekend bent met het gebouw.
Maar dat is niet het enige. In het bestuur van deSingel zitten geen Zwarte mensen, maar wel de rechts-extremisten Kevin Vereecken en Luk Lemmens, beiden van N-VA. Als overheidscommissaris heeft deSingel Geert Gravez, de kabinetschef van Lemmens in de provincieraad van Antwerpen. Nadat ik dat te weten kwam, heb ik in de weken dat ik in Antwerpen was deSingel vermeden.
Rechts-extremistische of conservatieve kunst lijkt mij niet de vernieuwing die ik aan de volgende minister wil meegeven als voorbeeld van waarin geïnvesteerd moet worden of waar aandacht aan gegeven moet worden. Dat soort denkrichtingen willen net een afbraak van de wereld waarin voor ieders menselijkheid is gevochten en willen terugkeren naar een wereld waarin niet alleen tweederangsburgers bestaan, maar ook mensen afgedankt kunnen worden.
DeSingel lijkt mij geen veilige omgeving door de invloed van deze bestuursleden. Aan wat er binnen de muren gecreëerd of gepresenteerd wordt, stel ik mezelf niet zomaar bloot. Ik heb begrepen dat ik hierdoor wel een interessant gesprek over kunstkritiek ben misgelopen waarin harde noten werden gekraakt en sommige witte instituten op hun verantwoordelijkheid werden gewezen.
Maar wanneer je weet dat een ruimte gevoed wordt door giftige en schadelijke ideologieën van witte superioriteit, dan zoek je alle mogelijke manieren om dat niet te steunen. Ik vraag me dan ook af hoe de andere bestuursleden het met deze mensen volhouden. En of zij niet bang zijn dat hun aanwezigheid in een bestuur met deze gasten gebruikt gaat worden om hun ideologie te normaliseren en niet te zien als het begin van een afbraak van mensenrechten.
De inclusie van deze gevaarlijke types lijkt mij een pervertering van de Cultuurpactwetgeving, die juist werd bedacht om uitsluiting tegen te gaan. Nu wordt de wet door deze racistische partijen gebruikt om in posities van macht te komen en zo anderen uit te sluiten.
Het Cultuurpact zou eigenlijk ingezet moeten worden om juist Zwarte mensen, migranten, vluchtelingen en mensen verbonden aan het koloniale verleden van dit land, bestuurlijke toegang te geven tot publieke instellingen en de machtsbalans in dit land opnieuw in te richten.
Die is nu behoorlijk scheef, wat de normalisatie van racisme en islamofobie mogelijk maakte en versnelt.
Met mijn Bitter Lemon in de hand ga ik zitten op een van de designer lederen banken in het café en wacht ik tot het tijd is voor de voorstelling If there weren’t any blacks you’d have to invent them van Aurelie di Marino. Chris had haar ontmoet vorig jaar in Brussel en een gesprek met haar opgenomen in zijn reflectie. Dat zij nu uitgenodigd is om mee te doen met het Love At First Sight festival was een mooie toevalligheid.
Aan de beschrijvingen van de programmering te zien heeft het festival veel geëngageerde stukken opgenomen. En met zo’n titel in de huidige Singel staan en geen enkele Zwarte persoon op het podium of, voor zover ik heb kunnen constateren, in het artistiek team, was ik wel benieuwd naar de behandeling van antizwart racisme door het ensemble.
Hierna ga ik naar Stemlozen van Maarten Degraeuwe en Elias Bosmans in de Monty. Die voorstelling zou gaan over Mumia Abu-Jamal en wat de racistische Amerikaanse overheid in Philadelphia heeft aangericht toen het de zwarte emancipatiebeweging MOVE probeerde uit te roeien. Ze gooiden letterlijk een bom op het kwartierhuis van de organisatie.
Een theatrale reflectie op dit stukje geschiedenis van Amerikaanse antizwarte staatsterreur door twee witte mannelijke Belgische theatermakers, zou mensen in België wel eens kunnen doen reflecteren op de handelingen van hun eigen staat. Reflecteren op hoe de Nigeriaanse Semira Adamu en Koerdisch-Iraakse Mawda Shawri om het leven kwamen. Het zou hen een spiegel kunnen voorhouden, om na te denken over de koloniale praktijken in de Afrikaanse gebieden.
Misschien zijn mijn verwachtingen te hoog, maar wanneer je dit soort onderwerpen wil aanstippen kan je je maatschappelijke verantwoordelijkheid als maker niet ontlopen. Zou dit de uitkomst zijn van het werk waar professor Gloria Wekker het over had tijdens Het Einde van de Witte Wereld, een week geleden in de Roma? Ze gaf toen aan dat zij niet langer het werk zou doen om witte mensen te onderwijzen in antiracisme en dat het nu de taak was van witte mensen onderling.
Achter mij staat een stapel van tijdschriften en het seizoensboekje van deSingel. Al bladerend door het programma denk ik een déjà vu mee te maken. Dus ik blader terug. Er iets merkwaardigs aan de hand met de afbeeldingen voor de voorstellingen van Daar Gaan We Weer (White Male Privilege) van Wunderbaum en Amnes(t)ie van Action Zoo Humain. Ze zijn hetzelfde beeld van een witte man en na het zien van de voorstelling van Action Zoo Humain in de Monty weet ik zeker dat dit beeld van de voorstelling van Wunderbaum is. Dit zet het punt van de voorstelling van Action Zoo Humain kracht bij.
Dat juist de afbeelding van deze Belgische voorstelling, die de overheidsbehandeling van nazicollaborateurs vergelijkt met die van jihadstrijders, een ongelijke behandeling krijgt ten opzichte van het beeld van een Nederlandse voorstelling over wit mannelijk privilege? Het had zo een zin uit het script van Amnes(t)ie kunnen zijn. Een toevalligheid die het punt van de voorstelling mooi illustreert: de onuitgesproken vijandigheid richting de argumenten van de makers over de hypocriete, schandelijke en schadelijke blinde vlekken in de Belgische samenleving.
Tijdens de voorstelling was in de zaal voelbaar wie zich aangevallen voelde en wie de invalshoek van de makers kon waarderen. De kille receptie van sommige observaties over de Belgische samenleving verraadde veel over het reflectievermogen van zelfs dat ogenschijnlijk progressief publiek. Chokri Ben Chikha en kompanen hadden meerdere zere punten tegelijk aangestipt.
Voor mij is de afbeeldingsfout in het programmaboekje van deSingel een Freudiaanse visuele verspreking. Die doet mij denken aan wat ik in Rataplan tegenkwam toen we daar een rondleiding kregen door Tine De Pourcq van Mestizo Arts Platform. Heel nonchalant hing daar een poster van de Amerikaanse film The Jazz Singer uit 1927.
In het gesprek werd ook gepronkt met de makers van de films Black en Patsers die uit de Mestizo Arts Platform zijn gerold. Jammer genoeg werd er niet gesproken over de stemmen in België die de films analyseerden en als antizwart bestempelden door de manier waarop het omging met zwarte personages.
The Jazz Singer is een Amerikaanse film en net als The Birth Of A Nation (niet het werk van Van den Abeele, maar de film uit 1915) een technische mijlpaal in de filmgeschiedenis met een uiterst abject racistisch verhaal. The Birth Of A Nation, dat de opkomst van de Ku Klux Klan vierde, was de eerste narratieve langspeelfilm uit de filmgeschiedenis. Als zodanig werd het een blauwdruk voor speelfilms tot op de dag van vandaag.
In The Jazz Singer, de eerste film waarin diëgetisch geluid voorkomt, opgenomen op de set als onderdeel van het verhaal, schminkt de witte entertainer Al Jolson zich zwart en speelt hij vervolgens een racistische karikatuur van een persoon van Afrikaanse afkomst als belangrijk onderdeel van het verhaal. De praktijk van de minstrel bestond al langer. Ze werd bedacht in de jaren 1810, en werd in de decennia daarna naar de lage landen geëxporteerd door toerende minstrelgroepen. Bij ons werd dit gebruik geadapteerd in de Noirauds en Zwarte Piet.
Dat de Rataplan een jazzclub is en haar Afro-Amerikaanse ontstaansgeschiedenis wil eren lijkt mij een belangrijk punt, maar dat doe je niet door een van de meest weerzinwekkende voorbeelden van culturele toe-eigening en ontmenselijking aan de muur te hangen als een onschuldige poster. Het verbaast mij dat een organisatie als Mestizo Arts Platform, dat kwetsbaar gemaakte creatieve makers in huis haalt en zich net bewust is van de giftige en racistische Westerse gebruiken in en rondom theater en dans, dit nog heeft laten hangen nadat de plek hun thuishonk werd.
Weken later zal ik uitgenodigd worden om mee te doen met de reflectiegesprekken na WIPCOOP (Work In Progress Coöperatie), een samenwerking tussen Mestizo Arts Platform en andere organisaties in de Arenberg. Ook hier werd ik verbaasd. Feedback is belangrijk, maar het vraagt veel van deze makers om net na hun optreden met 12 onbekenden aan tafel te zitten en super persoonlijke vragen te krijgen van mensen die stil blijven als je hen om financiële hulp vraagt. Het lijkt mij funest voor het zelfvertrouwen van makers die al vaak genoeg het deksel op hun neus hebben gekregen of nog zullen krijgen.
Ik hoop dat het stuk waarnaar ik nu ga kijken (If there weren’t any blacks you’d have to invent them van Aurelie di Marino) niet schadelijk zal zijn voor het publiek. De titel en het onderwerp moeten wel heel voorzichtig benaderd worden, maar als je hiervoor kiest zou je toch wel enigszins moeten weten waar je mee bezig bent. We zullen zien, denk ik, terwijl ik nog een slok neem van mijn Bitter Lemon.
Ik foeter mezelf nog een beetje uit dat ik hiervoor echt 4,50 euro heb betaald en niet heb geweigerd, en ik herinner mij het gesprek met Greet Visser van KunstZ. Ook zij had een schadelijke tegenstrijdigheid in haar uitgesproken intenties en de taal die ze in ons gesprek bezigde. Ik kreeg rillingen toen ze beschreef dat zij van haar amateurspelers – veelal nieuwkomers en mensen in de asielprocedure – vooral het dierlijke in hen op het podium wilde laten zien.
Ze foeterde daarna ook nog een eind weg over het nieuwe schakelprogramma voor mensen die naar de toneelschool wilden gaan. Zij vond dat niet nodig, omdat haar organisatie die functie volgens haar al vervulde. Dit terwijl haar praktijk juist niet gericht was op mensen die hier al tweede of derde generatie waren en het schakelprogramma aan een bredere doelgroep aangeboden werd. De deelnemers zijn mensen voor wie Antwerpen en België al thuis is. Het was een bizar schouwspel waarvan het naarmate het gesprek vorderde duidelijk werd dat zij niet wist hoe beledigend haar uitspraken waren.
Zo ook Adinda Van Geystelen, directeur bij Extra City, die het maar niet kon laten om het over ‘hoofddoekjes’ te hebben en niet doorhad hoe infantiliserend zulke woorden zijn en wat dat mij vertelde over haar kijk op diversiteit en inclusiviteit in de stad. Ze zei het begrip ‘superdiversiteit’ te hanteren, maar ik ken het als de theorie waarbij ook witte mannen zichzelf divers mogen noemen zonder dat we het over de herverdeling van macht hoeven te hebben.
Bij haar uiteenzetting over de ontstaansgeschiedenis van de kunsthal en de daaropvolgende financieel turbulente tijden was het schokkend hoe vanzelfsprekend het bestaansrecht van het kunstinstituut niet in twijfel werd getrokken en beschermd werd door is nogal een verschil met Het Bos dat te horen kreeg dat hun subsidies niet verhoogd werd, zodat ze de charme van hun do it yourself begin niet zouden verliezen. Een precaire financiële situatie werd in stand gehouden voor deze organisatie, terwijl de andere telkens werd geholpen. Het Bos heeft nu zelfs een systeem ingesteld waarbij medewerkers een aantal maanden uit dienst treden om de kwaliteit van de programmering geen geweld aan te doen. Het is te schrijnend voor woorden welke organisaties voor elke cent moeten vechten en welke overeind mogen blijven na opeenstapelingen van organisatorisch falen en creatieve misstappen.
Ik kijk naar mijn horloge en zie dat het al tijd is om naar de zaal in deSingel te gaan. De laatste druppel rolt van het glas in mijn mond en ik snel me naar de zaal. Om me heen zie ik dat ik de enige zwarte man ben in de zaal. Bij de lancering van de publicatie van het onderzoek naar internationalisering in de kunsten zal Farbod Fathinejadfard, een van de sprekers bij het Kunstenpunt-event en een van de spelers van dit stuk, ook opmerken dat hij mij herkende. Ik viel zo op.
Bij het stuk Stemlozen van Maarten Degraeuwe en Elias Bosmans in de Monty is dat niet het geval. Ik ben er een van drie, als je de naamloze zwarte man op de achterkant van het ticket niet meerekent. Wanneer ik de medewerker die mijn ticket controleert vraag of de man op het ticket ook meedoet met het stuk zegt ze van niet. Ik vraag haar vervolgens of zij weet wie hij is en ook daarop had ze geen antwoord. Wat doet hij op het kaartje dan? Weet ze ook niet. Het is een raar begin voor wat een dramatisch slecht en walgelijkstuk zal blijken te zijn. Het is de eerste keer dat ik ben weggelopen uit een voorstelling.
Nadat de twee witte mannelijke spelers voor de zoveelste keer de koloniaal bedachte term voor Afrikaanse tot slaaf gemaakten als de normaalste zaak van de wereld uitspreken en als punchline de marteling van Mumia Abu-Jamal gebruiken heb ik het wel gezien. Ik tril helemaal. Abu-Jamal zit meer dan dertig jaar in een isoleercel. Hij is een diabetespatiënt wiens behandeling wordt bemoeilijkt door de gevangenis en de staat die hem heeft opgesloten. Als Black Panther is hij opgepakt en veroordeeld ten tijde van de grootschalige operaties van de Amerikaanse overheid tegen zwarte emancipatiebewegingen in binnen- en buitenland. Die operaties lijken alleen minder zichtbaar te zijn geworden, maar gaan nog steeds gewoon door.
En ook hier in België is etnisch profileren aan de orde en worden gemeenschappen gecriminaliseerd en onderdrukt door politieoptredens. Het gelach van de overwegend witte zaal was niet om uit te houden en deed me denken aan het concept ‘Genocidal White Laughter’ van de performancekunstenaar Teresa Maria Diaz Nerio dat verderbouwt op het concept van de Afro-Zweedse onderzoeker Ylva Havel. Hiermee articuleert zij het gebruik van alledaags racistische ‘grappen’ en lach ontlokkende capriolen in relatie tot kolonialiteit en genocide. Het moment dat witte mensen en mensen die wit gesocialiseerd zijn het leven van mensen die voor hen ongrijpbare leefkaders hebben zien als materie om mee te spotten, is er volgens haar sprake van psychopathisch gedrag met als drijfveer het reproduceren en bestendigen van witte dominantie.
Deze bestendiging wordt ook gebruikt voor het voortzetten van het onteigenen van grondstoffen en middelen in het Globale Zuiden. Het zorgt ervoor dat kapitalisme als de enige horizon van bevrijding wordt gezien en dat men andere manieren van zich verhouden tot de natuur en ontsnappen aan onderdrukking dus niet als realistische opties ziet. Ik loop de zaal uit en zie dat onderwijl de voorstelling bezig was in de ruimte eronder er een giftshop is uitgestald met allemaal spullen met het gezicht van Mumia erop. Misselijkheid overmant me en ik snel me naar buiten om weer te kunnen ademen.
Ik ga met vrienden falafel eten vanavond voordat we naar CC Berchem gaan, op het pleintje bij Campus Zuid van Karel de Grote Hogeschool. Het lijkt een wereld verwijderd van de Brederodestraat waar ik verblijf, maar ligt er letterlijk op drie minuten loopafstand van. In een leslokaal hier heb ik eerder in de week Amir Sulaiman zien optreden. Een intieme setting waarin hij grootse vragen vanuit het publiek beantwoordde. Achteraf was het meer een diepgaand gesprek over liefde en de verantwoordelijkheid van kunstenaars dan een show. Met een simpele oranje spot achter hem stond hij, volledig in het zwart gekleed, met zijn dichtbundels voor hem uitgestald. Niet om uit voor te lezen, maar waarschijnlijk meer als geheugensteuntje over zijn repertoire,
want hij verroerde ons zonder dat er bladzijden tussen hem en ons te vinden waren.
Zijn optreden werd ingeleid door Mohamed Barrie die zelf een prachtig gedicht voordroeg. Na zijn panelbijdrage tijdens Het Einde van de Witte Wereld in de Roma wist ik dat hij gevat uit de hoek kon komen, maar niet dat hij ook als dichter in zijn pen klom.
In de Roma was hij spitsvondig en scherp, wat perfect paste bij de avond en nu ook wist hij de sfeer goed aan te voelen en de juiste toon te creëren voor Sulaimans hoofdact. Alsof we werden herinnerd dat voor de spitsvondigheid in het gezicht van wit superioriteitsdenken en achterhaald koloniaal gedachtegoed juist de introspectie naar persoonlijke drijfveren en collectief handelingsvermogen nodig is. Je kan giftige dominante machtsstructuren niet bestrijden zonder jezelf te blijven voeden met positieve inspiratie. En dat was voor mij vanavond ook het geval.
Ik worstel met deze opdracht en zoek naar een manier om de opdracht te voltooien en trouw te blijven aan de weg die ik met mijn werk ben ingeslagen de afgelopen jaren. Zo ook eten we nu authentieke falafel. We hadden positieve verhalen erover gehoord en het leek ons niet de zoveelste hipstertent die via culturele toe-eigening rijk wil worden. Zo zijn er al meer dan genoeg op het pleintje. Daar wil je niet aan meedoen als je het kan vermijden.
Dat de dominante cultuur zulke praktijken toejuicht en beloont, is nog een teken dat we hier nog niet gedwongen zijn om de koloniale mentaliteit los te laten. De tentjes die zeggen dat ze door een voor de dominante cultuur ‘exotische’ cultuur geïnspireerd zijn verengen die meestal tot een karikatuur en stereotype. Dat toont de ingebeelde ongelijkwaardigheid van waaruit men handelt om te nemen zonder toestemming en vervolgens te vervormen naar eigen wil en doelstelling. Het is totaal wat anders dan een eerbetoon of uitwisseling. De rijkdom aan door de eeuwen vergaarde inzichten over de wereld en hoe je ertoe kan verhouden, worden overboord gegooid om het een speeltje te maken van de dominante cultuur. Dat is uiteindelijk ook mogelijk door de macht van de dominante cultuur.
Terwijl ik een hap uit mijn broodje falafel neem, druipt de saus langs mijn kin. Toen ik opnoemde welke sauzen ik allemaal wilde, kwam de rechterwenkbrauw van de eigenaar omhoog. Hij weet dat het broodje het niet allemaal aankan en denkt natuurlijk ook na over zijn begroting per broodje. Ik eet meer saus dan falafel op dit moment en pak mijn mobiel erbij om er verzekerd van te zijn dat we op tijd zullen zijn. Eerst mijn vingers schoon maken.
Over tien minuten komt de bus volgens Google Maps. Het is een aparte gewaarwording wanneer je beseft dat je een schimmige multinational die jouw data gebruikt om zichzelf financieel te verrijken meer vertrouwt dan de publieke voorzieningen. Maar hun informatie over de aankomsttijd van bussen klopt nou eenmaal en dat van de dienstregeling van het openbaar vervoer niet. We snellen ons om de zaak te verlaten en zien de bus langsrijden.
We lopen naar de volgende halte. Volgens de dienstregeling komt er over tien minuten weer één en dan zijn we er in een kwartier. Een uur later lopen we CC Berchem binnen. Het is bomvol en we moeten achterin staan. Daar komen we gelijk ook wat vrienden uit Rotterdam tegen die voor Amir Sulaiman zijn gekomen. En met een ongekende souplesse improviseert hij met de huisband. Hij oogt wel moe. Misschien komt het door de zaal, maar ik heb begrepen dat hij ook een bomvol programma heeft in Europa.
Eenmaal op het continent worden veel van dit soort getalenteerde underground acts in meerdere landen uitgenodigd. De kosten worden gedeeld over verschillende organisaties, waardoor het mogelijk wordt om zelfs op buurtniveau hoogstaande internationale acts aan te trekken. Door het gigantisch netwerk van de organisatie heeft ‘Nuff Said dit vanaf hun begin al kunnen neerzetten. Het is op een slimme manier omgaan met de structurele barrières in het Belgisch kunstenlandschap. Zo kunnen lokale acts die kwalitatief niet onderdoen voor internationale sterren op dezelfde affiche terechtkomen en delen lokale acts als Zino & Prisca het podium met een wereldberoemde dichter die op HBO te zien is geweest.
Wat ook gebeurt, is dat de wens voor een gebalanceerd podium leidt tot het boeken van mensen als Alex Agnew. Ik gok dat hij de reden is waarom het publiek bestaat uit mensen die ik niet zo snel in dit deel van de stad zou plaatsen. De host benoemt in zijn introductie dat Agnew volgend jaar in een nu al uitverkocht Sportpaleis staat. Hij is er dus om nieuw materiaal uit te proberen voordat hij een publiek van duizenden zal toespreken. Er zit een zekere bravoure in het feit dat wij als publiek niet gevraagd worden om niet te filmen of audio op te nemen.
Vanavond is hij als laatste geprogrammeerd en bedenkt hij het om juist op een podium als dit, in een multiculturele wijk als Berchem, over identiteitspolitiek te hebben. Naast cultuurmarxisme is dat de nieuwste stroman van rechts-extremisten en hun handlangers in het publieke discours in het voormalige Westen.
Agnews set begint onschuldig genoeg terwijl hij over zijn eigen leven praat. Een middenklassebestaan dat hij voor het publiek op een humoristische manier weet te vervreemden. Het is een slimme manier om een vertrouwensrelatie op te bouwen met het publiek, zodat hij ons als publiek laat weten dat hij net zoals ons is. Hij heeft namelijk een arbeidersachtergrond.
Nadat zijn huidige identiteit onder zijn eigen regie en voorwaarden is gefileerd, wil hij het mes in andermans vlees zetten. Hij richt zijn pijlen op #MeToo en vanaf zijn eerste opmerkingen is het duidelijk dat hij er, behalve de vele stromannen, vrij weinig over weet. En dus volgt er een reeks misogyne en patriarchale opmerkingen over de door Tarana Burke opgezette campagne.
Hij eindigt zijn domme tirade, ingegeven door een onuitgesproken, en misschien zelfs onbewuste, bezorgdheid over het mogelijk verlies van Witte Europese heteroseksuele patriarchale hegemonie en macht, door op te merken dat de enige vrouw die hij een man zou kunnen zien verkrachten de Afro-Amerikaanse tennislegende Serena Williams is.
De opmerking krijgt een lachsalvo in de zaal en mijn vrienden en ik hebben een ontnuchterende blik in de Belgische cabaret- en stand-up scene gekregen. Het is duidelijk geen lach van plaatsvervangende schaamte over de intense walgelijkheid van de opmerking, maar herkenning in Agnews stuitende woorden. Dit is hoe hij het Sportpaleis vult.
Op podium glundert Agnew van oor tot oor over zijn prestatie en ontpopt zich zo als de personificatie van wat professors Philomena Essed en Isabel Hoving in het boek Dutch Racism ‘smug ignorance’ noemden; hij is trots op zijn agressieve onwetendheid en etaleert dat ook graag. Door Williams als doelwit te nemen hoefde hij ook niet eens zo diep in het cultureel archief van België in het bijzonder, en van de voormalige koloniale macht in het algemeen, te duiken. In een weekenduitgave van De Morgen twee maanden eerder stond er een lang essay over Serena Williams waarin haar allemaal onzin werd toegeschreven en de schrijver haar als een rancuneuze Zwarte vrouw neerzette.
Dit soort stukken komen niet uit de lucht vallen. Een uiterst effectieve manier waarop witte Europese koloniale machten hun initiatie van en deelname aan onderdrukking en uitroeiing van volkeren in andere delen van de wereld goedpraatte, was niet alleen de ideologie van Westerse superioriteit, maar gebeurt ook door het fabriceren van wetenschap over verschillende raciale lichaamssoorten. Daarmee samen hangt ook een ideologische gestoeld concept van mannelijkheid en vrouwelijkheid, waarbij een witte Europese norm gold, waarnaar nog steeds gehandeld wordt en die nog steeds onderwezen wordt als begeerlijk. Haar hele carrière is Williams achtervolgd en belaagd door een racistisch en misogyn discours over haar verschijning, haar lichaam en haar speelstijl.
De clou van Agnews opmerking heeft ook een transfobische tint. Door de kracht waarmee ze speelt wordt er vaak gespeculeerd dat het niet door haar krachttraining komt dat ze hard slaat, maar doordat ze mogelijk een transvrouw is. De opmerking put uit de bestaande onwetendheid en vijandigheid rondom transmensen en de racistische afzwakking van de prestaties van Williams en andere Zwarte vrouwen.
Van een door doping geschorste Maria Sharapova die in haar autobiografie Williams als langer dan haar voorstelt, terwijl Sharapova boven Williams uit torent, tot het feit dat zij 7 keer meer voor doping en hormonen wordt gecontroleerd dan andere vrouwelijke tennisspelers: Williams heeft een ongekend harde route moeten afleggen om te komen waar ze is.
En nu staat er een goedbetaalde holbewoner een racistische en transfobische grap over haar te maken. Ik had begrepen dat de organisatie van ‘Nuff Said een diversiteit in programmering nastreeft om ook een diversiteit in haar publiek te krijgen. Maar wat heb je aan die diversiteit als het een onveiligere situatie creëert voor juist degenen die al gemarginaliseerd worden?
Nadat Agnew opschept over zijn Serena-Williams-kunstje begint hij over gender en stelt hij het publiek vragen. Het is duidelijk dat hij op zoek is naar een vrouwelijk doelwit om belachelijk te maken. Bij de eerste vraag steken genoeg mensen hun handen omhoog, maar de meesten stoppen wanneer het duidelijk wordt dat het een manier is om iemand uit het publiek af te zeiken.
Ik ga door omdat ik baal dat ik niets over zijn Serena-Williams-opmerking heb gezegd. Serena Williams kan goed genoeg voor zichzelf optreden, maar in een zaal als deze gaat het niet alleen over Serena Williams maar over alle Zwarte mensen die te maken hebben gehad met witte mannen die hen karikaturaal en als object van hun eigen gewelddadige fantasie behandelen. En dan moet je solidair zijn.
Agnew stelt een vraag over hoe we weten dat gender een constructie is. Ik roep “Lees Judith Butler!” waarop hij reageert dat, telkens als hij mensen om een uitleg over gender vraagt, dat men hem boektitels geeft. Dat hij vervolgens die boektitels niet opzoekt om te lezen zou wat moeten zeggen, maar nu gaat het daar niet om. Het is zoals ik al had ingezien een val: een manier om een vals lachsalvo te creëren door een bepaalde ingebeelde machtsongelijkheid tussen performer en publiek in te zetten om zijn antifeministische en misogyne punt te bekrachtigen.
Een performance moet binnen een bepaalde tijd plaatsvinden en tijd is dus in zijn voordeel, omdat hij het verloop van het gesprek behendig kan sturen. Hij heeft de microfoon en kan over de persoon in het publiek heen praten. Wanneer je vanuit het publiek de discussie aandurft, verlies je die, tenzij je geschoold bent in jezelf zonder microfoon luid en duidelijk verstaanbaar te maken in een zaal gevuld met mensen.
Dus roep ik dat hij een boek moet lezen zodat je “weet waar je het over hebt”. Het publiek lacht en terwijl Agnew van zijn apropos is gebracht en op het podium zichzelf er moet aan herinneren dat hij bezig was met comedy, pakken mijn Rotterdamse vrienden hun spullen.
We zijn het erover eens dat we allemaal al hadden moeten vertrekken na de opmerking over Serena Williams. De vrienden met wie ik ben gekomen en ik zeggen een paar anderen gedag en vertrekken vlak daarna ook. We horen nog half hoe Agnew zijn set nog probeert te redden, maar nadat hij het publiek onderdompelde in racistische, transfobische en misogyne drek is het al een verloren zaak. Hij moet zich beter houden aan grappen over kippen. Daar leek-ie wat van te weten.
Om vanavond bij De Roma te komen ben ik via het Centraal Station van Antwerpen gefietst. En ik denk dat het een omweg was, maar toen ik daar stopte om te kijken of ik wel de goeie kant op aan het fietsen was, zag ik een sticker op een tram die richting Berchem station ging. Het was een oranje sticker met iets wat op een rat leek die een schop kreeg van iets dat op een nazisymbool leek.
Toen ik beter ging kijken, bleek het een sticker van de extreemrechtse jongerenbeweging Schild & Vrienden met de tekst: “linkse ratten rol uw matten”, een van de slogans van de gewelddadige groep. Een paar dagen eerder is de groep door een uitzending van het onderzoeksprogramma Pano eindelijk voor het grote publiek ontmaskerd als een fascistische groepering die zich voordoet als rechtse studentenclub.
Dat zij het bewijs waren dat het racisme van de vorige generatie niet met hen mee sterft, was voor de mensen die ik kende al jaren duidelijk. Al voor hun actie in Gent – waarbij zij ongestoord en onbestraft een aangevraagde en toegestane betoging voor asielzoekers met geweld verstoorden en eigendommen vernielden – wist men al van hun racistische capriolen die door de witte dominante goegemeente voor onschuldige kwajongensstreken werden aangezien.
De bestuurder van een tram die langsreed toeterde dat ik moest ophouden terwijl ik de sticker aan het verwijderen was. Misschien denkt hij dat ik iets aan het vernielen ben. Of misschien herkent hij de sticker en wil hij dat die blijft hangen. De tram was aan het draaien en ik keek op en ging door met het afschrapen van de sticker. Hij leek er al een tijdje te zitten waardoor ik weet dat ik niet de eerst ben geweest die de sticker heeft gezien. Het is apart dat de schoonmaakploegen van De Lijn deze sticker er niet afhaalden en een rekening voor de schoonmaak stuurden naar de opkomende terroristische vereniging, zoals Sabrine Ingabire Schild & Vrienden op Mondiaal Nieuws beschreef.
In de uitzending van Pano werden namelijk de extreemrechtse publieke uitspraken van de kopstukken van de groep neergezet als normaal. Doordat extreemrechtse uitingen over migranten en vluchtelingen als normaal werden gezien, was het mogelijk dat leden van de vereniging in verschillende raden opklommen en door politieke partijen werden opgemerkt.
Maar Pano had wel ontdekt dat de leden onder andere nazi-afbeeldingen verheerlijkten in geheime chatgroepen. In de dagen erna staan de kranten er vol van en moet de documentairemaker onderduiken. Inmiddels zijn vier leden uit de vereniging die zitting hadden in de Vlaamse Jeugdraad uit hun functie ontheven en zijn een aantal leden van verkiezingslijsten verwijderd. Maar dit leek meer op damage control dan een werkelijke afrekening met de ideologie van wit superioriteitsdenken, racisme, islamofobie, antisemitisme en vrouwenhaat waar die jongens voor staan.
Op het podium in De Roma hebben sommigen van de deelnemers aan de presentatie van Het Einde van de Witte Wereld, het boek van onderzoekster Dr. Olivia U. Rutazibwa, minder moeite met de constatering dat er een schoonmaak moet plaatsvinden in onze culturele instellingen dan anderen.
Er vindt vernieuwing plaats maar degenen in posities van macht willen liever ten overstaan van een divers publiek koketteren met andermans projecten die ze eigenlijk hebben wegbezuinigd, om ondanks financieel wanbeleid alsnog overeind te blijven, dan werkelijk die vernieuwing de ruimte geven om te groeien.
Het project LevelUp en het BURO voor Stedelijk Enthousiasme worden genoemd door Guy Cassiers, regisseur en artistiek leider van Toneelhuis, en vanuit het publiek wordt geroepen dat hij moet stoppen met praten. Het is wit geweld. Slammers Sascha Reunes en Anissa Boujdaini, naast wie ik zit, en ik kijken om maar ik kan niet zien wie het gezegd heeft. Later kom ik er wel achter.
De zelfverdedigingsactie gaat in de pauze nog kort verder terwijl Cassiers de vermoorde onschuld speelt. Het BURO voor Stedelijk Enthousiasme bestaat namelijk niet meer. Door zijn toedoen. Hij had misschien gehoopt dat er niemand in de zaal aanwezig was die dat zou weten. Of misschien dacht hij daar niet eens aan toen hij het publiek probeerde te paaien.
Eerder moest hij nog door Mohamed Barrie van studentenvereniging AYO verteld worden niet te zeggen dat hij Sidi Larbi Cherkaoui heeft ‘geholpen’. Hij had niet door dat dat in de context van de avond een onsmakelijk paternalistische en neerbuigende opmerking was. De moedwillige blinde vlekken zijn stuitend. Als je hebt toegezegd om aan een dergelijke avond mee te doen en je jezelf van deze kant laat zien, getuigt dat van geen respect voor je mede-panelleden.
Moderator Raf Njotea lijkt niet helemaal grip op het verloop te hebben. Ik had begrepen dat hij in het verleden ooit het gebruik verdedigde van het woord dat bedacht werd in koloniale havensteden als Antwerpen om Afrikanen te dehumaniseren om ze zo makkelijker te verhandelen.
Ook in het gesprek tijdens Dit Is Participatie met Steven Debbaut van A School Called Tribe (een interessant project waar rappers aan live bands van het conservatorium worden gekoppeld) werd naar een aantal acts verwezen die dat woord en haar Engelse verbastering maar al te graag bezigen.
Ik knapte al vrij snel af door het veelvuldig gebruik van de term en de kunstmatigheid die het opriep. Door hiphop en rap verbinden dat soort acts zich knap genoeg haast zonder inspanning met een trans-Atlantische muziekgemeenschap die geboren is uit vertier en als verzet en houden ze vast aan ritmes die ons ondanks verre afstanden alsnog verbinden.
Door ondoordacht taalgebruik vallen ze echter wel net als het gros van de Antwerpse en Belgische gemeenschap in de val van het verder verzwijgen van lokale historische gebruiken van verzet tegen ontmenselijking. Want dat is de verbastering namelijk in de context van de geschiedenis van de Verenigde Staten.
In een stad als Antwerpen, met haar eigen traject van koloniale verrijking en de nasleep daarvan, is er genoeg historisch materiaal van lokaal verzet om uit te putten zonder klakkeloos koloniale taal te blijven bezigen en de Amerikaanse verbastering over te nemen en zo te normaliseren op Belgische tongen.
Met de geschiedenis van dit land moet men wel weten dat woorden en talen gebruikt worden om verbeelde superioriteit in immateriële voorwerpen voort te zetten. Als gespreksleider moet je dat inzien en inzetten om schadelijke gesprekken te ontmaskeren voor wat ze zijn en mensen te betrekken die anders buitengesloten worden.
En zo wordt Elke Mahieu, die als doctoraatsstudent bezig is met een onderzoek naar de representatie van het koloniaal verleden in de Belgische pers, niet genoeg bij het gesprek betrokken. Ze zit er maar een beetje bij terwijl Yasmina Akhandaf van Baas Over Eigen Hoofd min of meer de show steelt samen met Mohamed Barrie.
Het had een doelbewust gesprek kunnen zijn waar niet alleen Cassiers, maar ook Guido Gryseels, de directeur van het AfricaMuseum, praktijken van dominantie konden blootleggen met een paar toegespitste vragen. Gryseels presteert het namelijk om te zeggen dat hij persoonlijk voor quota is, om vervolgens niet uit te leggen waarom hij die zelf niet heeft geïmplementeerd tijdens de verbouwing van het museum. Hij lijkt te denken dat hij met zijn opmerking voor deze zaal punten heeft gescoord en kijkt zelfgenoegzaam de zaal in. Maar het is het zoveelste heteluchtvoorstel dat vele aanwezigen gewend zijn om te horen. Mooie platitudes en uitgesproken bedoelingen zonder concrete plannen om ze te verwezenlijken.
Gryseels vertelt ook niet hoe zwarte emancipatiebewegingen en organisaties zich buitengesloten voelen bij de keuzes die gemaakt zijn voor de inhoudelijke herschikking van het museum tijdens de verbouwing. Ik zeg ‘voelen’, maar weet vrij zeker dat het ‘zijn’ is. Ze zijn buitengesloten en dus lijken deze publieke optredens en uitspraken ook damage control. Hij lijkt te hopen dat de kritiek van die groepen zal verstommen omdat hij zichzelf als een toffe peer voorstelt die weet wat er speelt.
Het doet me denken aan hoe de directeur van Demos zich gedroeg in de workshop van Sascha Reunes tijdens Dit Is Participatie. Daar ging het over worst case scenario’s voor organisaties als het gaat om diversiteit, vooroordelen en de oplettendheid rondom verschil. De directeur was als opdrachtgever op de hoogte over de workshop en de doelstelling ervan, maar handelde er niet naar.
Tijdens een van de opdrachten zat hij zijn mail te checken in plaats van mee te doen. Het was ronduit beledigend en hij leek de zwaarte van de beschimping niet te begrijpen toen hij na afloop zat te lachen over hoe hij zich had gedragen. Als onderdeel van de opdracht kreeg iedereen een envelop met daarin een aanwijzing voor hoe je je moest gedragen tijdens het vervullen van de opdracht. Je teamleden mochten jouw opdracht niet weten en je teamleider wist helemaal niet dat er aanwijzingen waren. Zijn aanwijzing was dat hij niet kon praten. Het was geen vrijbrief om helemaal niet te communiceren, zoals hij het had geïnterpreteerd, tijdens een workshop waarvoor hij zelf had gekozen om eraan mee te doen. Het was onbeleefd.
Net als denken dat je door middel van een paar publieke optredens en metaforische open deuren intrappen over de noodzaak van verandering, de kloof kan dichten tussen mensen van Afrikaanse afkomst en het museum dat vooral gestolen Afrikaans waar tentoonstelt en de complexiteit en diversiteit van de culturen op het continent geweld aandoet door haar simplistische opzet.
Na de tweede helft met het intrigerend gesprek tussen professor Gloria Wekker en Olivia U. Rutazibwa probeer ik te begrijpen waarom Cassiers en Gryseels überhaupt waren uitgenodigd voor dit gesprek. Ik kom erachter dat de lokale N-VA al een tijdje een oogje in het zeil houdt bij De Roma en eind maart 2015 aandrong om zich neutraler op te stellen. Zij stelden in hun lokale huis-aan-huisblad dat De Roma gepolitiseerd werd.
Als gesubsidieerd cultuurcentrum moesten ze zich herinneren dat ze er voor iedereen moesten zijn. Het is een vijandige aantijging, die tegelijk laat zien hoe precair de situatie is voor instellingen als de politieke wind van richting verandert. Met de komst van de N-VA in het stadsbestuur is het gehele orgaan van kunst- cultuurambtenaren weggevaagd.
De expertise en netwerken die zorgden voor een goed lopende bestuiving en investering in de stad, werden met het grof vuil buiten gezet. Het zijn de organisaties met directe banden met regerende partijen die de aanval van de N-VA op de sector zonder slag of stoot kunnen trotseren. Ik heb verhalen gehoord van organisaties die weken moesten wachten op antwoord op vragen over subsidieaanvragen, om vervolgens afgewimpeld te worden. Of organisaties die na het samenstellen van hun dossier en het indienen van hun aanvragen te horen kregen dat ze toch ergens anders moesten zijn, waar de deadline voor het indienen al verstreken was.
Het zijn manieren en tactieken om de sector bureaucratisch te verkleinen en in te prenten wie er de baas is. En dus wordt er gespeculeerd dat de deelname van Cassiers en Gryseels manieren waren om de mogelijke kritiek op het organiseren van een avond rondom een politiek gevoelig onderwerp als het witte superioriteitsdenken in de kiem te smoren. Wie zou een bezwaar hebben tegen een evenement met als panelleden een gerenommeerde theaterregisseur en de directeur van een van de grootste musea van het land? Het lijkt op een slimme strategische zet van programmeur Jana Tricot omdat het voor politici in campagnemodus verloren energie zou zijn om deze avond als mikpunt te nemen.
We gaan nog met een aantal naar een café om na te praten over de avond. Er is nog zoveel dat gezegd moet worden. Over de mensen die witheid als een machtsinstrument zien en alles eraan doen om dat af te bouwen binnen hun eigen velden en met hun eigen middelen. Over hoe we onze velden vernieuwen niet alleen door onze aanwezigheid, die de samenstelling van die sferen diverser maakt, maar ook door onze kundigheid en kennis. Dat onze artisticiteit structureel erkend moet worden en niet optioneel is. Dat nieuwstedelijkheid gewoon een term is om niet urban te hoeven zeggen en dat dus zelfs het concept van urban nu gegentrificeerd wordt. Over hoe de Linkeroever zo ver verwijderd lijkt van de rest van de stad, maar juist daar nu aandacht aan gegeven moet worden. Over het ontbreken van instellingen die stelling nemen en zo van beide walletjes proberen te eten. We moeten het nog hebben over het mentale geweld dat mensen wordt aangedaan die in een witte wereld moeten opereren, maar zelf buiten de norm vallen. Over het onderwijs dat onderwezen wordt en wie in de witte hallen van wetenschap en kennis buiten beschouwing worden gelaten en gedwongen worden om hun kijk op de wereld te fixeren op een voor hen al bepaalde dominante norm. De verhalen die ik in deze stad al heb gehoord van de schade die mensen lijden door het alledaags racisme, blijven niet in je koude kleren zitten.
De halte waar ik moet uitstappen voor mijn verblijfplek ligt voor het hoofdkwartier van het islamofobische Vlaams Belang. Met de fiets hoef ik die vijandigheid niet elke dag te trotseren. Ik plaats een stoel op een stukje trottoir zonder stoeptegels waardoor ik met stoel en al naar achteren val. Wanneer ik opsta, realiseer ik me pas dat ik hier al eerder ben geweest. In het café hiernaast sprak ik met Sofie Joye af voordat we naar Jo Caimo gingen voor onze eerste echte afspraak voor het traject. Grappig om hier nu te zijn. Op de fiets terug naar huis voel ik mij gerustgesteld door de avond en voor het verdere traject. In Antwerpen borrelt er veel.
Quinsy Gario is schrijver, radiomaker, host en performancekunstenaar afkomstig uit de Nederlandse Caraïben. Zijn bekendste werk Zwarte Piet is Racisme bekritiseert de traditie van Zwarte Piet. Hij heeft een achtergrond in media studies, gender studies, postkoloniale studies en behaalde een Master Artistiek Onderzoek aan de Koninklijke Kunstacademie Den Haag. In zijn praktijk focust hij op disrupties en interventies in alledaagse culturele praktijken en routines. Hij won verschillende awards waaronder de Royal Academy Master Thesis Prize 2017 met zijn thesis On Agency and Belonging waarin hij artistieke positionering bekijkt in een intersectioneel en dekoloniaal kader. Hij is een 2017/2018 BAK Fellow en Humanity in Action Senior Fellow.
Naast Brussel maakten we ook een plattegrond van stedelijke creatie in Brussel en in Gent.
Benieuwd naar onze andere onderzoeken en analyses van de Kunsten in Vlaanderen en Brussel? Welke verhalen waren er te vertellen over lokale cultuur? Bij welke online gidsen kan ik terecht voor meer informatie?