Tussen pot en put: de evolutie van projectsubsidies en beurzen via het Kunstendecreet (2009-2016)
De roep om een herwaardering van de projectmatige subsidiëring is er in de kunsten al langer. Uit veldanalyses en landschapstekeningen komt al enige tijd naar voor dat er in de kunsten steeds meer projectmatig wordt gewerkt, door kunstenaars en kunstenorganisaties. Dat staat al lang in contrast met de subsidietoekenningen, waar de grootste hap uit het kunstenbudget traditioneel naar meerjarige structuren gaat. Verschillende ministers, zowel huidig minister Sven Gatz als zijn voorganger Joke Schauvliege, hebben in het verleden aangegeven daaraan iets te willen doen. Maar hoe ziet het projectenbeleid er in de praktijk uit?
Onderstaande tabel en grafiek geven meer inzicht. Ze tonen voor de periode 2009-2016 het overzicht van het aantal goedgekeurde dossiers (blauw), het totale budget voor projecten en beurzen (rood) en het gemiddelde subsidiebedrag (geel).
We proberen hier content te tonen van Tableau.
Kunsten.be gebruikt minimale cookies. Om inhoud te zien die afkomstig is van een externe site, kan die site bijkomende cookies plaatsen. Door de inhoud te bekijken, aanvaard je deze externe cookies.
Lees meer over onze privacy policy.
Nemen we 2009 als referentiejaar, dan zien we in 2010 een sterke daling, zowel van het aantal gehonoreerde dossiers (blauw) als van het totale subsidiebedrag voor projecten en beurzen (rood). Niet toevallig is 2010 het begin van een nieuwe structurele subsidieronde via het Kunstendecreet. Je ziet het fenomeen wel vaker: als cultuurministers geld zoeken voor de structurelesubsidieronde, doen ze dat bij de projecten. Dat is wat Bert Anciaux deed in 2009, en we zien het effect op de grafiek.
Minister Schauvliege moest er zich mee behelpen, maar ze had ook oor voor de roep van de sector om een grondige herwaardering van de projectmatige ondersteuningsvormen. Ze nam zich voor om, tegen 2013, 10% van het budget voor de kunsten aan de projectmatige subsidiëring te besteden (naast beurzen en projecten vielen ook de internationale initiatieven onder die belofte). En zo geschiedde. Op de grafiek zie je dat in 2013 het totaalbedrag (rode lijn) piekt. Het aantal goedgekeurde dossiers én het gemiddelde subsidiebedrag stijgen ook.
Overigens maakte Schauvliege ook via de decreetsherziening werk van de opwaardering van de projecten en de beurzen. In het nieuwe Kunstendecreet krijgen de projecten en beurzen een nieuwe invulling (zie de ‘bijsluiter’ onderaan deze tekst). Deze instrumenten zijn niet alleen veel flexibeler geworden. Vanaf 2016, het eerste jaar waarin het nieuwe Kunstendecreet van toepassing is op beurzen en projecten, is er ook de mogelijkheid om meerjarige beurzen en projecten te honoreren (met een looptijd van maximaal drie jaar). Ook daarmee kwam ze tegemoet aan een verzuchting uit het werkveld, waar een project zich in de praktijk al lang niet meer beperkte tot één kalenderjaar.
In de kunsten wordt steeds meer projectmatig gewerkt door kunstenaars en kunstenorganisaties. Dat staat al lang in contrast met de subsidietoekenningen, waar de grootste hap uit het kunstenbudget traditioneel naar meerjarige structuren gaat.
Minister Joke Schauvliege maakte haar belofte om de projecten te opwaarderen dus waar, maar ze hield het helaas niet vol tot het einde van haar ambtstermijn. Net voor de verkiezingen van 2014 haalde ook zij, net als haar voorganger Bert Anciaux in 2009, middelen weg uit de projectenpot om zoveel mogelijk structurele werkingen te kunnen subsidiëren. Daarbij kwam nog de besparing die minister Sven Gatz, kort na zijn aantreden in de zomer van 2014, moest doorvoeren op het grootste deel van het Kunstendecreet. De rode lijn, met het totale bedrag, daalde nog sterker. En ze is tot op heden nog niet gestopt met dalen: uit de cijfers voor 2016 valt af te lezen dat de huidige minister er nog niet in slaagde het totale budget voor beurzen en projecten op te krikken. Dat zou vanaf 2017 wel het geval zijn: een deel van het geld dat Schauvliege weghaalde bij de projecten, zou vanaf volgend jaar terugvloeien naar de projecten. Maar het genoemde bedrag (€ 1,16 miljoen) zou nog niet volstaan om de projectenpot opnieuw op het niveau te brengen van 2014.
Een en ander levert het volgende nettoresultaat op, wanneer we 2016 vergelijken met 2009. De financiële opwaardering van projecten en beurzen was slechts van korte duur. Het totale toegekende bedrag voor beurzen en projecten (rood) is in 2016 bijna € 600.000 lager dan in 2009. Weliswaar zien we dat het gemiddelde subsidiebedrag (geel) meer dan verdubbelde. Zien we daar het eerste effect van de inhoudelijke opwaardering van de beurzen en de projecten? De stijging van het gemiddelde wordt zeker gekleurd door het feit dat er vanaf 2016 ook meerjarige beurzen en projecten zijn toegekend. Zoals toegelicht in de ‘bijsluiter’: bij de erkenning van een meerjarig project of beurs, wordt meteen het bedrag voor de hele periode gecommuniceerd en toegekend. Dat zorgt er dus voor dat het gemiddelde stijgt. Maar het zorgt er ook voor dat de druk op de projectenpot nòg groter is geworden. En dat zie je dan aan het aantal goedgekeurde dossiers. Dat daalt van 559 tot amper 241. Een daling van meer dan de helft.
Dat de druk op de projectmiddelen toenam, blijkt ook scherp wanneer we de ‘slaagkans’ van projecten en beurzen met elkaar vergelijken. In 2009 kreeg 54% van de ontvankelijke aanvragen een projectsubsidie of beurs. In 2016 daalt dat tot amper 26%. Dat komt niet omdat de kwaliteit van de aanvragen minder is geworden. De lat ligt hoger dan ooit. In de laatste ronde moesten projecten zowel artistiek als zakelijk een ‘zeer goed’ advies kunnen voorleggen en de beurzen een ‘goed’ of ‘zeer goed’. Dat leidt tot de paradoxale situatie dat de lat voor projecten en beurzen nog hoger ligt dan voor een meerjarige werking.
We proberen hier content te tonen van Tableau.
Kunsten.be gebruikt minimale cookies. Om inhoud te zien die afkomstig is van een externe site, kan die site bijkomende cookies plaatsen. Door de inhoud te bekijken, aanvaard je deze externe cookies.
Lees meer over onze privacy policy.
Een en ander blijft de dynamiek in kunstenland ondermijnen, zeker na de resultaten van de structurele subsidieronde. Niet alleen komt innovatie en instroom onder druk te staan, wanneer enkel ‘zeer goede’ dossiers middelen krijgen, ook de druk op de projecten is nefast voor een heel ‘middenveld’ van kunstenaars die buiten de gevestigde instellingen werken. Anders dan soms wel eens wordt aangenomen, zijn de beurzen en de projectsubsidies er namelijk niet alleen voor experiment of voor de instroom van ‘jonge makers’. In 2017 zullen de middelen licht stijgen, maar na het niet-honoreren van vele positief beoordeelde structuren, zullen zich bij deze jonge en allang-niet-meer-zo-jonge kunstenaars ook nog de kunstenaars voegen die hun structurele middelen nu verloren, maar die – getuige hun positieve advies – voor de komende vijf jaar wel boeiende plannen koesteren. Ondanks een kleine financiële injectie zal de druk op de projectmatige middelen nog toenemen.
Het nieuwe Kunstendecreet legde het inhoudelijke fundament voor de lang gevraagde opwaardering van beurzen en projecten, door meer flexibiliteit en de mogelijkheid van langdurige projecten te voorzien. Voorlopig is het effect echter averechts. De druk op de beschikbare middelen voor projecten en beurzen is nog groter geworden dan ze al was, en de kleine financiële injectie die nu voorzien is, zal niet volstaan om deze trend te keren.
De bijsluiter: hoe vergelijken we 2016 met eerdere jaren?
Bovenstaande tabellen en grafieken geven de evolutie weer van de projectsubsidies en beurzen sinds 2009. Daarbij hoort een voetnoot: de projectsubsidies en beurzen vanaf 2016 worden via een nieuw Kunstendecreet verdeeld. Dat brengt een aantal wijzigingen met zich mee, waardoor vergelijken met eerdere jaren niet evident is.
- Een andere, een bredere definitie van ‘projecten’ en ‘beurzen’ — Onder de noemers ‘project’ of ‘beurs’ bundelt het nieuwe Kunstendecreet diverse eerdere projectmatige subsidie-instrumenten. Om 2016 correct te vergelijken met eerdere jaren, vertrekken we vanuit de definities van 2016. Onder projectsubsidies en beurzen vallen de volgende categorieën uit het oude decreet: projecten voor organisaties en individuele kunstenaars, werkverblijven, creatieopdrachten, opnameprojecten, niet-periodieke publicaties (en hun vertalingen), internationale projecten, de vroegere ontwikkelingsgerichte beurzen en werkbeurzen. Andere niet-structurele subsidies (bv. de vroegere reis-, verblijfs- en transportkosten) zijn niet in de tabel opgenomen.
- Een langere looptijd — Projectsubsidies en beurzen (volgens de bredere definitie) zijn bovendien niet meer beperkt tot één jaar. Projecten kunnen voortaan lopen over een periode van maximaal drie jaar. Beurzen komen in twee soorten: de meerjarige beurzen (alleen toegankelijk voor meer gevestigde kunstenaars) en de beurzen met een looptijd van maximaal één jaar. Bij de erkenning van een meerjarige beurs of langer lopend project wordt meteen het bedrag voor de hele periode gecommuniceerd en toegekend. Deze innovatie beïnvloedt het gemiddelde subsidiebedrag per project, dat in 2016 hoger ligt.
- Meer indiendata — Een laatste innovatie is dat organisaties nu drie keer per jaar een projectsubsidie kunnen aanvragen in plaats van twee keer per jaar. Dit heeft geen effect op vergelijking met eerdere jaren: we tellen de totalen op van de verschillende rondes per jaar.