Ruimte voor kunst – case #7: ZEEZIN
Hendrik De Smedt droomt van een pand waar kunstenaars via een aandeel op een heel flexibele manier werkruimtes kunnen huren en delen met organisaties en bedrijven.
Een pand in Brussel. Een grote coworking ruimte met veel daglicht. Kleine bedrijven en organisaties verwant aan de kunsten, houden er kantoor, maar ook kunstenaars hebben er een werkplek. Ze doen aan onderzoek of proberen dingen uit in een repetitieruimte die ze naar believen kunnen reserveren. Als ze op tournee gaan, is er een opbergruimte voor hun spullen. Tussen projecten door kunnen de kunstenaars landen in het pand, om na te denken of om te netwerken. Er is een bistro op het gelijkvloers. Ideaal om mensen te ontmoeten en nieuwe plannen te smeden.
De kunstenaars betalen niet zomaar huur, hun maandelijkse bijdrage van 140 euro is een aandeel. Zo worden ze voor een stukje mee eigenaar van het pand. Dat bezorgt hen niet alleen een flexibele werkplek die tegemoetkomt aan de unieke noden van hun praktijk, ze bouwen ook een financiële buffer op. Vijftien jaar later kunnen de aandelen omgezet worden in geld zodat wie dat wil een bescheiden middenloopbaanfonds ter beschikking krijgt.
Dat is ZEEZIN in een notendop. Voorlopig is het een model op papier. Maar als het aan Hendrik De Smedt ligt, dan komt het er.
Een duurzame biotoop voor kunstenaars
Hendrik De Smedt is theatermaker in oorsprong. Hij studeerde theaterregie aan het RITCS en was jaren als flexwerker in de podiumkunsten aan de slag. Een mooie term is dat, flexwerker, om aan te duiden dat kunstenaars meestal werken met korte contracten of in losse opdrachten.
In 2010 nodigde maker Kris Verdonck Hendrik uit om zijn organisatie A Two Dogs Company te versterken, die op dat moment de stap naar structurele middelen zou zetten. Hendrik kwam aan boord voor de productionele leiding, maar al snel kwam er ook de zakelijke leiding bij. Hij liet op dat moment zijn eigen makerschap achter, maar ontdekte dat er ook veel creativiteit komt kijken bij het mogelijk maken van iets.
Hongerig naar extra scholing op zakelijk vlak, startte Hendrik startte een opleiding aan de Vlerick Business School. Als case werkte hij ZEEZIN uit, een model waarbij kunstenaars – mits een kleine investering – een meer duurzame biotoop voor hun eigen loopbaan kunnen ontwikkelen. Ondertussen zijn we vier jaar verder en is Hendrik onderzoeker en hoofd van de theaterafdeling bij het RITCS, maar het model van ZEEZIN blijft in zijn hoofd spoken.
Nieuwsgierigheid als motor
Hendrik is er altijd van overtuigd geweest dat de kunstpraktijk een grote meerwaarde zou kunnen betekenen in heel wat sectoren. “Binnen A Two Dogs Company hebben we de crossover tussen kunst en wetenschap kunnen onderzoeken. We deden bijvoorbeeld dramaturgisch onderzoek met onder meer filosofen, neurologen, hypnotiseurs en antropologen. Ook waren er experimentele ontwikkelingen met onderzoekers van kennisinstellingen zoals imec (onderzoekscentrum op het gebied van micro-elektronica, nanotechnologie, artificiële intelligentie, ontwerpmethodes en technologieën voor ICT-systemen, edg). Er kwamen verschillende producties voort uit die samenwerkingen.”
Toch zijn geslaagde samenwerkingen vanuit de kunsten met andere sectoren niet bepaald wijdverspreid. Hendrik: “Ik denk dat het te maken heeft met het feit dat men niet altijd constructief kijkt naar zo’n samenwerking en teveel vertrekt vanuit eigen opportuniteiten.”
In de samenwerkingen die wel werken ziet Hendrik een patroon opduiken. “Zo goed als altijd is er een bijna vriendschappelijke fascinatie tussen personen in het spel. Ik heb vooral geslaagde samenwerkingen gezien als er geen nood was aan strenge rapportering of als er geen economische druk achter zat, maar als nieuwsgierigheid en interesse het vertrekpunt waren.”
Nabuurschap
Zijn ervaringen met andere sectoren lagen mee aan de basis van ZEEZIN, maar er was nog iets. Eerder was Hendrik al bezig geweest met wat hij een utopisch project noemt: een zeeschip als residentieproject. “Afzondering is belangrijk in een creatieproces. Ik had zitten denken over een ideale residentieformule.” Het idee van een schip kwam op de proppen. Omwille van de solitude, maar ook omwille van de afstand die je neemt van het dagdagelijkse. “Bovendien brengt onderweg zijn een hele fijne energie, ik heb reizen altijd een inspirerende bezigheid gevonden.”
Een belangrijk element in dit concept was het gegeven ‘nabuurschap’. Je werkt alleen, maar er zijn mensen in je nabijheid waar je op bepaalde momenten een uitwisseling kan mee hebben. “Ik geloof er sterk in dat je mensen niet moet verplichten om samen te werken, maar dat er net iets bijzonders kan ontstaan in een meer informeel kader, door in elkaars buurt te zijn.”
Hendrik is ervan overtuigd dat nabuurschap tussen personen een goede basis is voor mogelijke samenwerkingen tussen uiteenlopende sectoren, van sport tot wetenschap, van media tot de bedrijfswereld. “Ik denk dat de kunsten veel van andere sectoren kunnen leren én omgekeerd.”
Hendrik besloot om dit concept in het kader van zijn opleiding als businesscase te ontwikkelen. Het schip verdween daarbij naar de achtergrond, maar het idee van een biotoop waarin mensen met uiteenlopende achtergronden elkaar ontmoeten op basis van nabuurschap bleef overeind. Ook de titel van het project bleef behouden: ZEEZIN. Zin om met elkaar in zee te gaan.
Middenloopbaanfonds
Een belangrijke motor voor dit project is natuurlijk de precaire socio-economische situatie van de kunstenaars. “Veel kunstenaars zijn hoogopgeleid en beschikken over uitzonderlijke kwaliteiten, maar door de aard van de artistieke praktijk is hun loopbaanontwikkeling vaak erg onstabiel.”
Het resultaat is dat veel kunstenaars zich op een bepaald moment in hun leven genoodzaakt zien om voor een meer stabiele situatie en inkomen te kiezen. Sommigen belanden in het onderwijs en behouden op die manier nog een band met de kunsten. Velen verlaten finaal het pad van de professionele creatie.
In het concept van Hendrik is er sprake van een middenloopbaanfonds. “Als je in ZEEZIN stapt, heb je niet alleen een veilige en inspirerende haven als kunstenaar, na vijftien jaar heb je ook een som van ongeveer 10.000 euro ter beschikking. Dat is geen enorm bedrag, maar het kan wel net het verschil maken op dat moment in je leven. Bijvoorbeeld om tijd te hebben om iets nieuws te onderzoeken in je kunstenaarsloopbaan of om een lening voor de aankoop van een huis mogelijk te maken.”
Haven met netwerk
Het idee van een haven is belangrijk in dit concept. Klassieke coworking plekken kunnen wel fijne crossover gelegenheid bieden, ze blijken meestal te duur voor kunstenaars. En dan is er ook nog het feit dat de noden van kunstenaars/flexwerkers kunnen variëren van maand tot maand, van week tot week zelfs.
In het concept van ZEEZIN kan je evengoed een repetitieruimte reserveren als een vergaderzaal. Of kan je het ene jaar je organisatie onderbrengen in verschillende ruimtes, om een jaar later weer over te stappen naar een minikantoor. In het ontwerp van ZEEZIN is er ruimte voorzien voor wat Hendrik ‘kastkantoren’ heeft gedoopt: ruime kasten die je kan openklappen om een mini-kantoortje te vormen. “Want ook dat is de realiteit voor kunstenaars vandaag. De subsidies staan onder druk. Er is sprake van om meer en meer met projectsubsidies te gaan werken in de toekomst.
“Kunstenaars zullen meer dan ooit nood hebben aan flexibele werkruimte. Ze zullen een poos vanuit een structuur werken en dan weer in een fase alleen aan de slag zijn.”
ZEEZIN staat dus voor een duurzame eigen werkplek en voor de opbouw van eigen kapitaal. Bovendien kan het ook een uitvalsbasis zijn die mogelijk werk genereert in andere sectoren. “Ik heb vooral ervaring in de podiumkunsten, maar ik kan zeggen: een netwerk hebben is ontzettend belangrijk. Niet alleen omdat je je kunst niet alleen maakt als podiumkunstenaar, maar ook omdat er perioden zijn dat je opdrachten van buitenaf nodig hebt om rond te komen.”
De haven wordt in dit model gerund door een beheerder wiens loon is voorzien in het model, de bistro wordt uitgebaat door een vzw.
Gentrificatie
Hendrik ontwikkelde ZEEZIN als businesscase binnen zijn MBA-opleiding (Master in Business Administration) aan de Vlerick Business School. Hij wou dan ook een model maken dat geen beroep zou doen op subsidies. Hij ging kijken waar de ‘lekkages van middelen’ zitten in de sector. Hij kwam uit bij de huurkosten van panden.
“Als gezelschappen of organisaties de middelen voor huurkosten niet aan derden zouden geven, maar binnen de sector zouden houden, zou dit een wezenlijke ondersteuning voor de kunstenaars betekenen”’
En er is nog een interessante troef. Als kunstenaars werken vanuit dit model zou het een manier kunnen zijn om zich te wapenen tegen de effecten van gentrificatie. Het is een gegeven dat we in alle grote steden zien terugkomen: kunstenaars dragen op een unieke manier bij aan de opwaardering van een buurt door hun aanwezigheid en activiteiten, om er daarna niet te kunnen blijven omdat de huurprijzen te hoog zijn geworden. Dit draagt in grote mate bij tot de precaire situatie van veel kunstenaars. “In het model van ZEEZIN zet je je waarde als kunstenaar in voor het totaalproject om er daarna ook zelf van te profiteren.”
Meerwaardecreatie
Op dit moment is Hendrik betrokken bij een project in ontwikkeling in de Heyvaertwijk in Brussel, een buurt die in volle reconversie is. Ook daar ziet hij hoe gretig de overheid is om kunstenaars te betrekken in die fase. “Ik probeer er te onderzoeken hoe je die dynamieken van gentrificatie kan tegenhouden. Het is belangrijk dat de buurtbewoners en de kunstenaars kunnen meeprofiteren van de meerwaardecreatie die zij zelf mee voeden.”
Ook hier speelt dat heikel punt van kunstenaars die als sociaal werkers worden ingeschakeld. Al past dit voor sommigen in hun artistiek werk, toch blijven de gentrificatiedynamieken spelen waarbij de waarde die kunstenaars creëren niet terugstroomt naar henzelf of naar de sociale groepen waar ze mee werken.
De eerste stap is dus investeren in een pand en een diverse groep van huurders/deelnemers aantrekken. Niet alleen kunstenaars, maar ook kunstgerelateerde ondernemers en organisaties. “De huurprijzen voor die laatste groepen zullen marktconform zijn, de meerwaarde zit ‘m in de korf van kunstenaars die aanwezig zijn in het pand.” Hendrik ziet allerlei mogelijkheden wat ondernemers en organisaties betreft. “Dat kan een interimkantoor voor kunstenaars zijn, een osteopaat die zich wil specialiseren in dansers, een onderwijsinstelling, etcetera.”
De case werd uitgewerkt door Hendrik in 2016. De wereld is in die vier jaar en vooral in de laatste drie coronamaanden erg veranderd. “Vandaag is het niet meer zozeer een kwestie van samen staan we sterk, maar van samen overleven we.” De socio-economische situatie van de kunstenaar is nog een stuk precairder geworden dan die al was, en een plek vinden om te wonen en werken is een nog meer prangende kwestie dan voorheen.
In het oorspronkelijk model van ZEEZIN was er een eigenaarschap uitgewerkt waarbij de helft van de aandelen in handen van een privépersoon blijft en de andere helft wordt verdeeld onder de betrokken kunstenaars. “‘Vandaag zien we veel voorbeelden van systemen waarbij het eigenaarschap volledig volgens een commonsprincipe georganiseerd is. Ik ben wel te vinden voor modellen van coöperatie of de commons. Alleen is het in dit model wel belangrijk dat het beheer en de principes solide blijven op lange termijn. Een hoofdaandeelhouder kan hier ook een foundation of zelfs een overheid zijn.”
Hoe zit het met de rol van de overheid in dit model? “In het model zoals toen ontwikkeld op papier, wordt het pand aangekocht via een renteloze lening. Die lening zou moeten worden verschaft door de overheid.”
Het idee is dat het pand na vijftien jaar, als de renteloze lening is afbetaald, in volle eigendom komt van het gemeenschappelijk project. De helft van de aandelen zit dan bij de hoofdaandeelhouder en de andere aandelen kunnen op dat moment worden gecasht door de kunstenaars/aandeelhouders via opnieuw een renteloze lening.
Natuurlijk kunnen kunstenaars ook voor kortere duur verbonden zijn aan het project, ze cashen dan naar gelang de periode dat ze bijgedragen hebben. De financiële stabiliteit wordt in dit model gegarandeerd door de vaste huurders. Voor de kunstenaars/coöperanten is er daardoor veel flexibiliteit. Ze kunnen uitstappen na minimum drie maanden en een korte opzegperiode. Al wordt een langere deelname aangemoedigd via interessante jaarabonnementen.
Hendrik benadrukt nog dat dit een model is, uitgewerkt op papier, als business case. De eigenlijke vorm in de praktijk zal in sterke mate afhangen van de locatie en de partners op dat moment. De overheid kan op verschillende manieren een partner zijn. In de uitgewerkte case van Hendrik was dat via een renteloze lening, maar het zou ook kunnen dat de overheid steun biedt in de vorm van een subsidie om de aankoop van een pand mogelijk te maken.
Toekomst
Hendrik is intussen verbonden aan het RITCS. Hij ziet er jonge mensen bezig met hun opleiding en is bezorgd over hun toekomstkansen als kunstenaar/flexwerker. Het is voor hem een extra stimulans om te blijven zoeken naar kansen om ZEEZIN verder te ontwikkelen. Een partnership met een onderwijsinstelling zoals het RITCS lijkt hem daarbij mogelijk zeer interessant.
In de Heyvaertwijk in Brussel beweegt momenteel een en ander. Het zou een goede omgeving kunnen zijn voor een project als ZEEZIN. “Niet alleen omdat er veel interessante panden met grote ruimtes zijn, maar ook omdat de studenten die aan het RITCS afstuderen sowieso een maatschappelijke reflex hebben.” Een sociaal duurzame relatie aangaan met de buurt is voor Hendrik een vooropstelling.
Een model als ZEEZIN lijkt vandaag, alvast op papier, relevanter dan ooit. Het doet dromen van een toekomst waarbij kunstenaars meer kansen hebben om, aanvullend op de bestaande structuren, een plek voor zichzelf en hun kunst te vrijwaren.
En wie weet? Misschien zijn deze kunstenaars na vijftien jaar ZEEZIN toe aan een nog robuuster engagement en stappen ze op dat moment in een project van gedeeld eigenaarschap met een kleinere groep. Via het netwerk dat ze intussen mede dankzij ZEEZIN hebben opgebouwd en het kleine startkapitaal dat – verenigd met dat van anderen – een basis kan zijn voor een aankoop, kunnen ze op dat moment misschien investeren in een nog meer solide toekomst voor zichzelf en hun gezinnen.
En voor de kunsten.