Resultaten bekend van het onderzoek naar sociaal-economische positie van kunstenaars
Vandaag werd het onderzoek ‘Loont passie? Een onderzoek naar de sociaal-economische positie van professionele kunstenaars in Vlaanderen’ voorgesteld in Muntpunt in Brussel door Vlaams minister Sven Gatz en initiatiefnemers Kunstenpunt, Kunstenloket, Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF), Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL), Sociaal Fonds voor de Podiumkunsten (SFP), ACOD-Cultuur, Overleg Kunstenorganisaties (oKo) en het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media.
Dit bericht belicht slechts een klein deel van de resultaten van het volledige onderzoek. Alle resultaten ‒ inclusief focussen op de verschillende kunstdisciplines zijn te raadplegen in het onlinedossier van Kunstenpunt via de site van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media of op de webpagina’s van de andere opdrachtgevers.
Het gros van de professioneel actieve bevolking heeft vandaag een vrij traditionele en stabiele loopbaan. De arbeidsmarkt van de kunsten vormt hierop een opvallende uitzondering; ze wordt gekenmerkt door een hoge mate van projectmatig werk, waarbij creaties op eigen initiatief en een aaneenschakeling van opdrachten van korte duur en bij verschillende opdrachtgevers de norm zijn.
De antwoorden van meer dan 2.700 kunstenaars op een online-enquête werpen een licht op de sociaal-economische realiteit van de kunstenaars in hun atypische arbeidsomgeving. De resultaten laten interessante verschillen zien tussen de onderzochte disciplines ‒ film, beeldende kunsten, literatuur, muziek en podiumkunsten. Maar er zijn ook algemene vaststellingen te maken.
Kunstenaars combineren diverse jobs en tonen zich ware ‘ondernemers’
Kunstenaars hebben in de regel verschillende jobs naast en na elkaar, binnen en buiten de kunsten, uit artistieke interesse en uit financiële noodzaak.Lesgeven is voor velen een belangrijke nevenactiviteit, naast hun artistieke werk. Ruim 40% van de beeldend kunstenaars en van de schrijvers en illustratoren heeft een niet-kunstgerelateerde job. Dit geldt ook voor ongeveer 30% van de muzikanten en componisten, 27% van de filmmakers en 25% van de podiumkunstenaars.
Kunstenaars zijn naast hun hoofddiscipline ook regelmatig actief in andere kunstdisciplines. Podiumkunstenaars wijken het vaakst uit naar andere kunstvormen: meer dan drie op de vier zijn ook actief in (vooral) beeldende kunst, muziek en film. Als ‘ondernemerschap’ staat voor het vermogen om de nodige middelen (mankracht, financiële en materiële middelen) te mobiliseren om eigen plannen te kunnen realiseren, tonen kunstenaars zich ware ondernemers.
Kunstenaars werken en leven in onstabiele omstandigheden
In het systeem van projectmatig of flexwerk blijkt het moeilijk om een zeker en voldoende hoog inkomen op te bouwen. Hoewel kunstenaars (net) meer dan de helft van hun tijd aan artistiek werk besteden, zijn hun inkomsten voor minder dan de helft afkomstig uit die activiteiten. Slechts een kleine groep van kunstenaars haalt zijn of haar inkomsten enkel en alleen uit zijn of haar artistieke werk. Bij de filmmakers gaat het om 20%. Voor auteurs en illustratoren, muzikanten en componisten, beeldend kunstenaars, podiumkunstenaars en acteurs zijn de percentages respectievelijk 12%, 12%, 11%, 10% en 8%. Kijken we naar alle activiteiten binnen de kunsten (i.e. naast het werken als kunstenaar ook gerelateerde activiteiten als lesgeven, productiewerk, promotie voeren en lezingen geven), dan zien we dat de helft van de filmmakers en artiesten uit de muziek hun volledige inkomen uit de artistieke sector haalt, bijna een derde van de beeldend kunstenaars en ongeveer een vierde van de literatoren en podiumkunstenaars.
Een blik op de totale netto-inkomsten (i.e. inkomsten uit alle bronnen – werk (artistiek en niet-artistiek), beurzen, auteursrechten, kleine vergoedingsregeling (KVR), werkloosheidsuitkeringen etc. – minus de beroepskosten voor wie werkt in het statuut van werknemer – de volledige studie bevat ook gegevens over zelfstandigen), leert dat beeldend kunstenaars het laagste netto jaarinkomen hebben, met een mediaan op € 13.786. Een kwart van hen heeft een jaarinkomen van € 7.000 of minder. Daarop volgen de mediaannetto-inkomens van de podiumkunstenaars (€ 17.142), de regisseurs en scenaristen (€ 18.000) en de acteurs (€ 19.000). De kunstenaars uit de literatuur en de muziek die onder het statuut van werknemer werken, zitten relatief het hoogst met een mediaan van ongeveer € 20.000. In vergelijking met andere sectoren op de arbeidsmarkt zijn dit beperkte inkomsten. Zo ligt de mediaan van het netto belastbaar inkomen van alle belastingplichtigen in inkomstenjaar 2013 op € 24.664. Hierbij is het belangrijk op te merken dat kunstenaars beduidend hoger geschoold zijn; meer dan 75% van hen heeft een diploma hoger onderwijs in tegenstelling tot 40% van de Belgische bevolking. Kunstenaars zijn dan ook ontevreden over de onzekerheden eigen aan de job en over de hoogte van het totale inkomen. Meer dan een kwart van de alleenstaande kunstenaars geeft bovendien aan niet rond te komen. Desalniettemin stelt ruim de helft van de kunstenaars nooit te overwegen om te stoppen. Een minderheid stelt dat vaak te overwegen (6%), een aanzienlijke groep (39%) stelt dat soms te doen.
Het blijkt voor vrouwen moeilijker om zich te handhaven in de kunstensector. De beroepen in film en muziek blijken erg ‘mannelijk’, met meer dan 70% mannen. Terwijl de verdeling in de beeldende kunst, podiumkunsten en literatuur 50/50 is. Achter deze gelijke verdeling op groepsniveau schuilt echter een sterke uitval van vrouwen doorheen de leeftijd. De genderloonkloof die we kennen van de reguliere arbeidsmarkt, tekent zich ook duidelijk onder kunstenaars af. De genderkloof is het kleinst bij de jongste groep (-35 jaar), en wordt groter bij de oudere groepen. Film en muziek kennen een oververtegenwoordiging van mannen, maar de genderkloof in inkomsten is hier kleiner dan in de beeldende kunst en literatuur, waar de kloof het grootst is. In de leeftijdsgroepen van 35-44 jaar en 55-64 jaar verdienen mannelijke schrijvers en illustratoren bijna het dubbele van de vrouwelijke.
Passie maakt kwetsbaar
Kunstenaars zijn bijzonder tevreden over de inhoudelijke kenmerken van hun job. Hun grote gedrevenheid maakt hen echter kwetsbaar. Negen op de tien kunstenaars vinden hun werk als kunstenaar inhoudelijk uitdagend en interessant en zijn tevreden over de artistieke aspecten gerelateerd aan de job. Ruim acht op de tien loven de mogelijkheden tot zelfontplooiing. Het onderzoek toont dat kunstenaars heel wat artistiek (en gerelateerd) werk leveren waar geen vergoeding tegenover staat. Met name de kern van het artistieke werk – onderzoek, ontwikkeling en creatie – wordt relatief weinig vergoed. Vergoedingen voor presentatiemomenten zijn couranter, behalve in de beeldende kunst. Achter dit fenomeen schuilen verschillende verklaringen. Een daarvan is dat de grote drive van kunstenaars hen in een zwakkere positie plaatst bij onderhandelingen en het mogelijk maakt om financiële risico’s op hen af te wentelen. Uit de studie komt ook een duidelijke vraag van kunstenaars naar afspraken over minimumvergoedingen voor bepaald werk naar voren.
Antwoorden van het beleid
Minister van Cultuur Sven Gatz zet sinds het begin van de legislatuur in op diverse financiële ondersteuningsmogelijkheden voor kunstenaars. Lees hier zijn bijdrage naar aanleiding van de resultaten van de studie.
Over het onderzoek
De studie is een realisatie van de vakgroep Sociologie van de UGent (CuDOS) in opdracht van en in samenwerking met de Vlaamse overheid (Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media), Kunstenpunt, Kunstenloket, Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF), Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL), Sociaal Fonds voor de Podiumkunsten (SFP), ACOD-Cultuur, Overleg Kunstenorganisaties (oKo). De onderzoekers verwerkten de antwoorden van 92 regisseurs en scenaristen, 716 beeldend kunstenaars, 308 auteurs (fictie) en illustratoren, 899 muzikanten en componisten en 391 podiumkunstenaars. In 2014 werd een gelijkaardige studie gerealiseerd over acteurs. Met het onderzoek willen de opdrachtgevers beter inzicht krijgen in de positie van kunstenaars om de ondersteuning van hun artistieke praktijk te verbeteren en om bij te dragen aan het debat over de arbeidsmarkt van morgen.