Participatieve kunstpraktijken in Vlaanderen en Brussel: een actueel overzicht

A bigger thing - Lisi Estaras - Opera Ballet Vlaanderen (c) ByWM

Wat zijn participatieve kunstpraktijken en hoe bakenen we deze praktijken af (of net niet) ten aanzien van ‘reguliere’ kunstpraktijken? Het is een vraag die de afgelopen jaren veel inkt deed vloeien, niet in het minst rond 2015, toen de organisaties onder het Vlaamse Kunstendecreet voor het eerst konden inzetten op de functie participatie.
 
Het doel van deze veldschets is om tot een actueel overzicht te komen van wat er vandaag in Vlaanderen en Brussel leeft op het gebied van participatieve kunstpraktijken. De veldschets bestaat uit een korte historische aanloop, een duiding van de belangrijkste hedendaagse evoluties, een verantwoording rond de manier waarop we dit veld hebben proberen in kaart brengen, een geografisch gestructureerd overzicht waarin de bekendste spelers (kort) worden genoemd en een beknopt besluit. Op deze manier proberen we de lezer een globaal overzicht te bieden van de evolutie van participatieve kunstpraktijken in de tijd en hun aanwezigheid in de ruimte vandaag. 

We zijn ons bewust van het feit dat deze tekst onvolkomen en misschien zelfs beperkend is, daar hij in eerste instantie vertrekt vanuit het perspectief van het Kunstendecreet. We zien hem echter als een levend document, voortdurend onderhevig aan herziening en verbetering. Om die reden nodigen we kunstenaars en organisaties die menen dat ze in deze veldschets thuishoren uit om ons dat te laten weten via tom@kunsten.be, zodat zij hun profielen online kunnen toevoegen.

Participatie: de definitiestrijd voorbij

Zowel in publicaties van Kunstenpunt zelf als in een uitgebreid dossier in het cultuurkritisch tijdschrift rekto:verso werd gepoogd de institutionele verwarring op te helderen over wat het Kunstendecreet eigenlijk met de term ‘participatie’ bedoelde. Nogal wat auteurs kwamen tot de vaststelling dat die verwarring vooral institutioneel was, in termen van subsidiabiliteit, terwijl het in de realiteit aan multidisciplinaire werkvormen, methodieken en processen niet zo cruciaal leek welke woorden kunstenaars of kunstorganisaties aan hun praktijk gaven. Met de tekst Pleidooi voor onzuiverheid probeerde ook Kunstenpunt de angel uit de definitiestrijd te halen, met de vaststelling dat onder een veelheid aan definities een veelheid aan praktijken schuilgaat, en dat elke poging tot ‘essentialisering’ van de term participatie juist de maatschappelijke meerwaarde dreigt te miskennen. Er bestaat geen ‘canon van de participatie’, er is geen traditie, geen grote generatie om naar op te kijken – participatieve kunstpraktijken moeten zichzelf in elke context telkens opnieuw uitvinden.

Tegelijkertijd ligt de dooddoener op de loer dat ‘alles participatie is, en participatie alles’ – waarmee de reële impact van participatieve kunstpraktijken wordt geminimaliseerd en platgeslagen. Er zijn wel degelijk inhoudelijke ankerpunten om over participatieve kunstpraktijken te spreken. Belangrijker dan het vastnagelen van een strakke definitie is daarbij het benoemen van een aantal leidende begrippen die als een rode draad door de participatieve kunstpraktijken kunnen lopen. In het Manifest voor participatieve kunstpraktijken dat kenniscentrum Demos in 2015 publiceerde, noemen auteurs Sandra Trienekens en Wouter Hillaert dit ‘kernkwaliteiten’. Ik neem even hun indeling over: 

  • Contextueel: De kunstpraktijk is een artistiek onderzoek naar een (politiek-) maatschappelijk vraagstuk en sluit daarbij aan op een – eventueel latente – urgentie bij burgers om daar zelf greep op te krijgen. 
  • Artistiek: De regie ligt bij een kunstenaar die zich persoonlijk committeert en vakkundig stuurt op verbeeldingskracht, samenwerkingskracht, vormkracht en esthetiek.
  • Participatief: Het maakproces betrekt burgers en relevante partijen rond een (politiek-)maatschappelijke bekommernis en creëert speelruimte voor een (experimentele) herbemiddeling van onderlinge relaties en beelden. 
  • Transformatief: Het beoogde resultaat is een uitdagende artistieke productie, voor een breed publiek, die een kritische reflectie bevat en aanleiding geeft tot nieuwe (handelings)perspectieven.

Daarnaast spreken Trienekens en Hillaert ook van herbemiddeling als een inherent kenmerk van participatieve kunstpraktijken: een participatieve kunstpraktijk vertrekt vanuit de leefwereld van de deelnemer en probeert van daaruit de relaties met de ‘systeemwereld’ te heronderhandelen – de grotere machtsstructuren waaraan het individu is onderworpen. Dit gebeurt in trage, intensieve processen die tijd vergen en onbestemd zijn in hun artistieke uitkomst of eindresultaat, maar geladen zijn met een enorm emancipatorisch potentieel.

De indeling van Trienekens en Hillaert is niet exclusief of dwingend: heel wat organisaties zullen zich op verschillende manieren tot deze ‘kernkwaliteiten’ verhouden. Tussen de intrinsiek-emancipatorische kracht van samen kunst maken (zoals bijvoorbeeld in liefhebbersverenigingen gebeurt) en het uitdrukkelijk artistiek werken rond een maatschappelijke kwestie ligt een heel spectrum van nuances. Maar met deze begrippen als houvast kunnen we wel degelijk onderscheid maken tussen participatieve kunstpraktijken en meer toeleidende vormen van publieksbemiddeling waarbij een zekere betrokkenheid wordt gevraagd van een publiek, zoals interactieve kunstwerken, verdiepende vormen van publiekswerking, publiekswerving,  toegankelijkheidsbeleid (fysiek of financieel), kunst in de openbare ruimte, … 

Tot slot blijft het belangrijk te benadrukken dat de relatie tussen de participatieve kunstpraktijken en de ‘reguliere’ kunstpraktijken tweerichtingsverkeer is. De groeiende aandacht voor participatieve kunstpraktijken getuigt niet alleen van een kunstenveld dat sterker wil uitreiken naar de wereld, maar stilaan – en er is nog een lange weg te gaan – staat datzelfde kunstenveld de wereld toe om het eigen gesloten systeem te veranderen, om het denken en handelen binnen organisaties te sturen, om zichzelf nogmaals, en opnieuw, de vraag te stellen wat ‘het artistieke’ is, en of de oude criteria waarmee we dat artistieke benoemen niet aan herziening toe zijn. Kunstenaar Simon Allemeersch gebruikt voor dat proces, waarbij niet hijzelf de wereld tracht te veranderen met kunst, maar toestaat dat die wereld hem verandert, de term ‘infiltreren’. Infiltratie in plaats van participatie – zou dat een nieuwe term kunnen zijn?

Participatieve kunstpraktijken – waar komen we vandaan?

In de Vlaamse beleidscontext is de oorsprong van ‘participatie’ met betrekking tot kunst en cultuur gekend. De koppeling ligt in de politiek woelige jaren 1990, toen extreemrechts opgang maakte en de Belgische regering in het Algemeen Verslag over de Armoede van 1994 liet vaststellen dat het niet kunnen deelnemen aan kunst en cultuur een belangrijk (en onderbelicht) aspect vertegenwoordigt van armoede. De toenmalige minister van Cultuur Bert Anciaux zag een belangrijke taak weggelegd voor de kunst- en cultuursector en lanceerde een aantal initiatieven waarin hij kunstcreatie koppelde aan een bredere sociale opdracht. Het flankerende Participatiedecreet, waar kenniscentrum Demos en specialist in vrijetijdscommunicatie publiq tot voor kort hun middelen uit putten, kwam onder zijn impuls tot stand. 

Binnen het Kunstendecreet werden in het verlengde daarvan vanaf 2006 voor het eerst organisaties structureel gesubsidieerd die specifieke werkvormen hanteerden: sociaal-artistieke organisaties die vaak wijkgebonden werkingen opzetten met kunstenaars en niet-professionelen, en niet-formele kunsteducatieve werkingen waar kunstenaars zowel met kinderen en jongeren als met volwassenen aan de slag gingen. Tot op vandaag hanteert een aantal van deze ‘pioniers’ op hun website of in hun communicatie de termen sociaal-artistiek en kunsteducatief, terwijl bij de herziening van het decreet in 2013 deze categorieën werden afgeschaft. Het hele decreet werd ‘schottenloos’ en kantelde van een disciplinaire naar een functiegerichte benadering. In plaats van categorieën als ‘kunstencentrum’, ‘muziektheater’ of ‘sociaal-artistieke organisatie’ kregen de kunstenorganisaties de kans om in te dienen op de functies die ze wensten te vervullen: ontwikkeling, productie, presentatie, participatie of reflectie. Naast de sociaal-artistieke en kunsteducatieve organisaties die historisch gezien participatie in hun vezels hadden zitten, kregen nu ook de ‘reguliere’ organisaties de kans om deze functie (die voor sommige organisaties al jarenlang ‘bezig’ was) onder de betiteling ‘participatie’ op te nemen; voor de zeven Kunstinstellingen was dit zelfs een verplichting. Hoe de Vlaamse kunstenorganisaties dat deden en doen, hoe ‘ernstig’ ze de functie participatie invullen binnen hun werking, wie er dan ‘echt’ participatief werkt en voor wie participatie gewoon een vinkje is – rond die vragen situeert zich de spanning die deze hele veldschets doordringt. Te meer daar naast de pioniers van het participatieve werken intussen ook een nieuwe generatie (vaak freelance) kunstenaars en kunstorganisaties is ontstaan, die op hun beurt geëvolueerde inzichten en methodieken met zich meebrengt.

Bert Anciaux injecteerde het kunstenveld bij het begin van de eeuw met een bewustzijn over de maatschappelijke mogelijkheden van kunst en cultuur, maar aan zijn legacy wordt intussen geknabbeld. Het Participatiedecreet (dat over de beleidsdomeinen Jeugd, Cultuur en Sport heen liep) is langzaam uitgedoofd. Vanaf 2020 werd de subsidiëring van de Participatieprojecten Kansengroepen stopgezet. Veel van deze projecten werden opgestart door gemeenten, die het Vlaamse geld gebruikten om lokaal artistieke projecten te financieren voor en met maatschappelijk kwetsbare groepen – projecten die evengoed raakten aan beleidsdomeinen als Welzijn en Onderwijs dan aan Cultuur alleen. Intussen werden ook koepelorganisaties Demos (dat participatieprojecten met kansengroepen begeleidt) en publiq (dat is uitgegroeid tot een datagedreven marketingbedrijf voor de vrijetijdssector) weggetrokken uit het Participatiedecreet en overgeheveld naar het nieuwe decreet Digitale Transformatie van huidig cultuurminister Jan Jambon. Baseline van deze operatie: de Vlaamse regering laat de concrete participatieopdracht – het fieldwork – over aan de lokale besturen, die zonder Vlaamse incentives (geld) nu zelf moeten beslissen of, wat en op welke manier ze investeren in deze opdracht. Op Vlaams niveau worden meer abstracte vormen van schaalbare cultuurmarketing en participatiebeleid aangehouden. 

Ook binnen het Kunstendecreet ‘bewegen’ de invulling van het begrip en de samenstelling van de organisaties die de opdracht opnemen. Naast de Kunstinstellingen, die verplicht de vijf functies vervullen, is er sinds de nieuwe herziening van het decreet in 2021 de mogelijkheid voor alle structurele organisaties om voor twee beleidsperiodes in te dienen, een periode van tien jaar dus. Dit op voorwaarde dat drie van de vijf functies worden ingevuld en vormgegeven via een beheersovereenkomst. Vooral grotere organisaties tekenden in op die mogelijkheid tot een langere bestaanszekerheid en daarbij werd – naast de productiefunctie, die historisch gezien het kloppende hart is van heel wat kunstorganisaties – nogal vaak participatie aangekruist. 

Een van de misschien wel voor de hand liggende vaststellingen bij het opmaken van deze veldschets is echter dat het voor organisaties die participatie niet in hun vezels hebben, het niet evident is om deze functie op een authentieke manier te vervullen. Indien dit echt tot de ambities van een kunstorganisatie behoort is het uiteraard mogelijk om in de artistieke ‘output’ op een meer participatieve manier te gaan denken en functioneren, maar veelal moet daar een reeds decennialang bestaand productie- of presentatie-apparaat worden op afgestemd – geen sinecure. Bovendien: hoe groter (en ouder) dat apparaat, hoe moeilijker het transitieproces. De kans dat het participatief werk organisch aansluit bij de core business of de operationele identiteit van een groot kunstenhuis, is gering. Het inlijven van participatieve kunstpraktijken vraagt binnen de instituten een op maat-benadering die nog steeds niet evident is. Zoals een programmator het verwoordde: ‘Mijn organisatie is een wasmachine, en voor mijn participatieve projecten vraag ik handwas.’

Wanneer de financiële context tegenzit en er minder werkingsmiddelen worden toegekend dan voorzien, sneuvelen de participatieve plannen bijgevolg nogal snel als eersten. Daarnaast gaan organisaties met weinig veldervaring die desondanks intekenen op de functie participatie hun expertise veelal ‘inkopen’ bij historische spelers of kunstenaars die niet vast verbonden zijn aan een kunstenhuis. Dit is legitiem, maar het levert ook spanning op. Ondanks de voordelen voor de kleinere participatieve spelers in termen van middelen en mogelijkheden, bestaat ook het gevaar dat ze worden geïnstrumentaliseerd of slechts worden ingezet als window dressing

Participatieve kunstpraktijken vandaag

Dat laatste – de nadruk op de noodzaak tot gelijkwaardigheid – veroorzaakt niet alleen een spanningsveld in de machtsverhoudingen tussen organisaties onderling. Ook binnen de participatieve kunstpraktijken zelf is de notie van ‘gedeeld auteurschap’ tussen kunstenaar en deelnemers een toetssteen. Polariserend gesteld zou je dat spectrum kunnen zien als het spanningsveld tussen twee accenten – al in de vroegste beleidsteksten liet minister Anciaux deze tegenstelling optekenen als het onderscheid tussen ‘deelnemen’ en ‘deelhebben’. In sommige praktijken ligt het accent sterker op het auteurschap en de identiteit van de initiërende kunstenaar. Het participatieve proces gebeurt dan binnen bestaande verhoudingen, is enigszins voorspelbaar en resultaatgericht (een theatervoorstelling, een film, een expo, …) en voegt zich naar de traditionele definitie van kwaliteit. Aan het andere eind van het spectrum ligt het accent op het gedeeld auteurschap van de deelnemers, waarbij de kunstenaar zich laat ‘infiltreren’. Zo’n proces ontwikkelt zich buiten de gangbare artistieke verhoudingen of definities van kwaliteit en is onvoorspelbaar in het resultaat (zie hiervoor ook deze tekst van Kunstenpunt). Journalist Ciska Hoet onderscheidde in de eerste aflevering van haar artikelenreeks ‘cultuurparticipatie’ als ‘de instrumentele benadering die gericht is op het wegnemen van drempels en toeleiding naar de kunsten’ van de meer intensieve vormen van cocreatie: ‘de fundamentele participatieve benadering die uitsluiting wil tegengaan.’ Belangrijk: aan beide uitersten van het spectrum vormt de artistieke noodzaak de motor van dat proces, alleen de mate van betrokkenheid en inspraak verschilt. 

Vandaag tekent zich in veel praktijken een intense verschuiving af van deelnemen naar deelhebben, of: van het toelaten van niet-professionelen tot artistieke praktijken naar een praktijkontwikkeling waarbij de deelnemers actief betrokken worden bij de vormgeving van het artistieke proces zelf. In diezelfde beweging evolueerde de afgelopen jaren ook de kijk op vaste en welomlijnde methodieken naar meer open vormen van ‘leren’ of ‘samenzijn’, waarin niet zozeer een concrete artistieke output of zelfs een proces als wel het cultiveren van een omgangsvorm centraal staat. Of zoals een coördinator van een participatieve organisatie deze flexibele aanpak samenvatte: geen methodieken, maar attitude. Nogal wat kunstenaars gaan tegenwoordig aan de slag vanuit die ‘attitude’, veelal buiten de kaders van de geijkte instituten of zelfs buiten de radius van de historische participatieve organisaties. Ze verheffen de kwaliteitseis van ‘contextgericht werken’ tot het fundament van hun artistiek denken. Ze nestelen zich in woonwijken, trekken in in zorginstellingen of strijken neer in dorpen, om er vervolgens vooral langdurig aanwezig te zijn. Ze ontwikkelen er hun artistieke praktijk en zoeken een alibi om bewoners, patiënten of passanten daarbij te betrekken – ze formuleren bijvoorbeeld een eigen ‘hulpvraag’. Ze bouwen vanuit een duidelijke artistieke ambitie vooral aan relaties – sommigen verkiezen dan ook de term ‘relationele praktijken’ – met  spelers die zich zowel buiten als binnen het kunstenveld bevinden. Ze houden zich niet specifiek bezig met welomschreven doelgroepen, maar met de verbindingen die op hun standplaats vallen. De vraag is daarbij niet ‘Wat hebben jullie nodig?’ maar wel ‘Wat kunnen we hier samen doen?’

Sommigen bouwen een houten podium tussen de woontorens. Anderen openen een soepbar, of een atelier. Nog anderen gaan met twee kapotte brommers op een plein staan. Maar de aloude vraag of dit werk wel ‘artistiek’ is, of wat deze kunstenaars maken wel ‘kunst’ is of eerder ‘sociaal werk’ is een gepasseerd station – die tweestrijd heeft zich opgelost in een nieuwe kijk op het sociale als inherent onderdeel van het artistieke, en het artistieke als potentialiteit van het sociale. In een interview verwoordt Marieke De Munck, coördinator Stad & Transitie bij VIERNULVIER, dit zo: “De vorm van deze artistieke praktijken is ontegensprekelijk sociaal, maar de kunstenaar en zijn werk worden niet door dit sociale gedefinieerd. (…) Het relationele is inclusief, het maakt eenvoudigweg deel uit van de artistieke poetica.”

Het befaamde ‘autonomiebeginsel’ dat al decennialang een splijtzwam vormt tussen participatieve en reguliere kunstpraktijken kan daarmee misschien eindelijk worden begraven. In het manifest van Trienekens en Hillaert klinkt dat zo: “De participatieve praktijk is niet ‘beter’ of ‘slechter’ dan andere kunst. Elke artistieke uiting verhoudt zich tot maatschappelijke kwesties. Elke artistieke uiting kan er ook een bijdrage aan leveren. Alleen de wijze waarop verschilt. Sommige kunstvormen doen het veeleer abstract en afstandelijk, andere meer betrokken en participatief. Van een rangorde kan dus geen sprake zijn. Participatieve kunstpraktijken zijn anders gebekt, maar zingen gelijkwaardig.” Net dit inzicht opent voor reguliere kunstorganisaties de weg naar een geupdate benadering van participatief werken, waarin het doelgerichte en doelgroepgerichte denken kan worden losgelaten ten voordele een meer intuïtieve, onmeetbare en wellicht ook onzichtbare benadering – die daarom niet minder artistiek is. 

Hoe is deze veldschets opgebouwd?

Objectieve parameters

1 – Functie participatie onder het Kunstendecreet

Uit al het voorgaande mag blijken dat ‘participatie’ een moeilijk af te bakenen begrip is. Het beperkt zich niet tot een welomlijnde discipline, haalt middelen uit subsidie-instrumenten binnen verschillende beleidsdomeinen en kent zeer verschillende uitvoeringsvormen. Toch vereist het opmaken van een veldschets dat er een keuze wordt gemaakt in de uit te lichten kunstenaars en organisaties. We hebben er in eerste instantie voor gekozen een aantal objectief af te vinken parameters te hanteren. 

Vooreerst hebben we gekeken met de blik vanuit het Kunstendecreet. Dat richt zich op de professionele kunstenaar als initiator, met een hoge ambitie op vlak van (inter)nationale uitstraling, en diens artistieke noodzaak als motor van de participatieve kunstpraktijken. Centraal staat daarbij het begrip ‘zelfidentificatie’: het gaat om individuen en organisaties die zichzelf aanmerken als ‘kunstenaar’ of ‘kunstorganisatie’ en indienen onder het Kunstendecreet omdat ze zich in dat decretale kader het best herkennen. 

In tweede instantie gaat het om individuen of organisaties die onder dat Kunstendecreet de functie participatie aankruisen. De invulling die het Kunstendecreet geeft aan participatie is duidelijk breder dan wat Trienekens en Hillaert omschrijven. Het gaat in het Kunstendecreet (art. 3) om “visies, concepten en processen ontwikkelen en toepassen die via actieve betrokkenheid bijdragen tot de totstandkoming van kunst of een diepgaandere beleving ervan, met aandacht voor maatschappelijke en culturele diversiteit”. Deze brede invulling geeft misschien (nog steeds) aanleiding tot discussie, maar de openheid kan ook gezien worden als een troef: het geeft de kunstensector een grotere mogelijkheid om bottom-up de invulling van het begrip te bepalen en te ontwikkelen, waardoor er een rijk en divers ‘participatielandschap’ kan ontstaan. Uit de vaak bekritiseerde ‘vaagheid’ spreekt ook een vertrouwen in de eigenstandige kracht van de kunstenorganisaties om veelvormige participatieve initiatieven te nemen. 

Als derde parameter geldt continuïteit: we hebben gekeken naar participatieve werkingen met een zekere duurzaamheid, eerder dan naar eenmalige participatieve projecten. Naast alle structurele werkingen die (minstens) indienden op de functie ‘participatie’ hebben we daarom ook alle organisaties en kunstenaars meegenomen die minstens twee keer een project konden realiseren. 

2 – Het veld buiten de veldschets

Uiteraard vangen we met deze parameters (indienen onder Kunstendecreet, aankruisen participatiefunctie) slechts een deel van de participatieve praktijken tout court. We noemen graag enkele in het oog springende voorbeelden van participatieve praktijken die omwille van deze objectieve parameters verder buiten deze veldschets vallen.

Enerzijds zijn er organisaties die weliswaar subsidies ontvangen voor andere functies onder het Kunstendecreet, maar zichzelf ondanks een duidelijke participatieve ‘attitude’ niet formeel identificeren als participatieve werkingen zoals het Kunstendecreet deze omschrijft. Het Bos in Antwerpen en de Koer in Gent zijn voorbeelden van deze organisaties, die eerder op organisatieniveau participatief functioneren (ze huldigen de principes van de cultural democracy) dan dat ze welomlijnde participatieve kunstpraktijken ontwikkelen. We zien overigens bij nog meer organisaties dat er wordt gestreefd naar een bevruchtende wisselwerking tussen participatieve kunstpraktijken en organisatiemodel – het installeren van een Young Board bij VIERNULVIER is daar een goed voorbeeld van. 

Anderzijds zijn er heel wat werkingen of projecten die ook met kunst bezig zijn maar geen middelen vragen of ontvangen uit het Kunstendecreet. Ze kennen een inbedding in een ander Vlaams decreet: het Bovenlokaal Cultuurdecreet (ECRU Cultuur in Limburg), Circusdecreet (met een sterk segment aan jeugdcircuswerkingen) of de projecten die tot voor kort werden ingediend via Participatiedecreet, waarbij de gemeenten de regierol opnamen. Sommige organisaties zijn ad nominatim gesubsidieerd (Theater Stap) of putten middelen uit een ander domein, denk bijvoorbeeld aan cultuureducatieve verenigingen als LARF!, Passerelle of das Kunst (Jeugd), Toestand, Cinemaximiliaan en WISPER (Sociaal-cultureel Werk) en Zinnema (Amateurkunsten), Villa Voortman (Welzijn) of bepaalde projecten die vertrekken vanuit de universiteiten (Onderwijs).

3 – De onzichtbare nomadische kunstenaar

Bij het leggen van de puzzel stootten we vervolgens op een probleem. De namen van de individuele kunstenaars die participatieve kunstpraktijken ontwikkelen zonder vast verbonden te zijn aan een kunstenhuis (we zullen ze in wat volgt ‘nomadische’ kunstenaars noemen) bleken in de cijfers te ‘verdwijnen’ achter de organisaties die bij subsidieaanvragen voor hen toelagetrekker zijn – terwijl zij toch uitdrukkelijk dienen te worden genoemd als belangrijke spelers in dit veld. Het bleek onmogelijk om op basis van de data een volledige lijst te trekken van deze kunstenaars met een structurele of projectmatige participatieve kunstpraktijk. In deze veldschets hebben we een groep kunstenaars geïdentificeerd die sterk participatief werken in hun artistieke praktijken. Deze lijst is niet volledig en kan worden uitgebreid op basis van zelfidentificatie – mailen kan naar tom@kunsten.be

4 – Tijdskader

We hebben alle bovenstaande parameters toegepast op de periode vanaf 2017 tot en met 2022, om tot een zo actueel mogelijke tekening te komen. Voor de meest recente cijfers en bedragen over deze periode verwijzen we naar deze analyse.

Geografische clustering

Binnen de lijst van organisaties die zo is ontstaan hebben we vervolgens een geografische clustering gemaakt – ruwweg gebaseerd op de provincies – die de aanwezigheid van verschillende vormen van participatieve kunstpraktijken binnen een bepaald gebied bundelt. De reden voor deze geografische insteek ligt in de evolutie die we hierboven beschreven: de laatste jaren lijkt ‘werken vanuit de plek’ aan belang te hebben gewonnen binnen de kunsten. Participatieve kunstpraktijken hebben nooit intensief gereisd, omdat ze organisch zijn verbonden met een vaak lokale groep deelnemers, maar vandaag lijken ze zich meer dan ooit te ‘gronden’. Ze doen dat vaak in of rond een grote(re) stad, vanuit de vaststelling dat de stad het brandpunt is waar actuele vraagstukken rond samenleven zich het scherpst stellen. Die hang naar lokale verankering maakt het voor nogal wat participatieve kunstpraktijken overigens niet gemakkelijk om zich te identificeren binnen een internationaal gericht decreet als het Kunstendecreet. De nomadische kunstenaars, die hun praktijken opbouwen los van een welbepaalde regio, hebben we benaderd als een aparte categorie.

We hebben ons bij deze oplijsting en indeling ver gehouden van waardeoordeel over de ‘kwaliteit’ van de invulling van de participatieve kunstpraktijken, met die nuance dat de organisaties die enkel op de functie participatie inzetten worden beschouwd als de ‘kernspelers’ van de regio (vaak, maar niet uitsluitend, gaat het om de sociaal-artistieke of kunsteducatieve ‘pioniers’), terwijl de organisaties die meerdere functies invullen iets verder van deze participatieve kern komen te staan. De veldschets ontrolt zich op die manier als een verzameling van concentrische cirkels die een negatief vormen van de manier waarop de kunstensector vaak (mentaal) wordt verbeeld. In de kern, als ‘vuurtorens’ van het participatieve werken, bevinden zich vaak de kleinere en meer lokale werkingen, terwijl de grote Kunstinstellingen, die traditioneel het meeste gewicht in de schaal leggen, veelal in de buitenbanen vertoeven. 

Dit is evenwel geen wetmatigheid, want belangrijke vaststelling bij het opmaken van deze veldschets is juist dat een aantal van deze Kunstinstellingen grote stappen heeft gezet in hun verhouding tot de verplichte functie participatie. In 2016 was de analyse van Ciska Hoet nog bikkelhard: “(Toenmalig minister van Cultuur) Gatz schuift de kunstinstellingen naar voren als vuurtorens voor het hele veld, en subsidieerde hen ook beter dan de rest van het veld. Maar wat participatie betreft zijn ze daar allesbehalve klaar voor. (…) Meerdere structuren met grote budgetten vertonen de neiging om participatie te zien als iets externs, dat vooral niet mag raken aan de Hoge Kunst die binnenshuis geproduceerd wordt.” In 2023 – voor de Kunstinstellingen de tweede structurele beleidsronde waarin zij zich tot de functie participatie moeten verhouden –zien we dat enkele van deze vuurtorens wel degelijk inspanningen hebben geleverd om de relaties met de samenleving te intensiveren – via intermediairen, partnerschappen met kleinere kunstenorganisaties of rechtstreeks vanuit het eigen huis, door het aanstellen van een ‘coördinator participatie’ of ‘community manager’. Het zijn nu vooral de organisaties die voor de eerste keer de functie aankruisen – vaak voormalige kunstencentra die voor tien jaar gaan – die worstelen met de invulling van participatie, zeker in een financieel precair kader. Het vraagt van huizen met een sterke productie- of presentatielogica tijd om participatie een volwaardige plaats te geven binnen de werking. 

Sinds de publicatie van dit artikel hebben zich meerdere initiatieven en nomadische kunstenaars gemeld. We hebben de initiatieven die goed passen bij de geografische clustering telkens toegevoegd bij elke provincie, en de lijst van nomadische kunstenaars telkens uitgebreid. Op het einde van 2024 sluiten we dit document af, om op die manier een veldschets te geven die de situatie beschrijft anno 2024.

Een veldschets in zes provincies en enkele nomadische kunstenaars

Oost-Vlaanderen

  • In Oost-Vlaanderen is Gent de bakermat van twee kernspelers die historisch gezien tot de ‘sociaal-artistieke’ werkingen behoren. Bij’ De Vieze Gasten is sinds het begin van de eeuw een buurtplek met een artistieke werking, diep verankerd in de wijk de Brugse Poort. Het brengt kunstenaars en buurtbewoners samen in zowel langdurige projecten (de Propere Fanfare, fotocollectief Fixatief) als eenmalige projecten. De artistieke productie kent uiteenlopende disciplines en vormen (een festival, een optocht, …) naargelang de noden en ontwikkelingen in de buurt. In hun theaterzaal programmeert Bij’ De Vieze Gasten breed en toegankelijk: muziek, (jeugd)theater en comedy, op maat van wat de diverse buurt kan smaken.
    Een tweede kernspeler is Victoria Deluxe, vrij recent geland in de havenbuurt Dok-Noord. Victoria Deluxe noemt zich een sociaal en artistiek huis voor ‘verhalenvertellers’ en bundelt onder die noemer een aantal initiatieven waarin het de stemmen van diverse deelnemers laat horen – met een focus op ‘ongehoorde’ stemmen en een stevige werking voor jongeren. Zo is YOUnited9000 een broedplaats voor jong en vaak ongezien (podium)talent en brengt de Toekomstacademie een groep jongeren samen rond culturele en maatschappelijke activiteiten. De productie van Victoria Deluxe beperkt zich niet tot de podiumkunsten, maar kan de vorm aannemen van een tentoonstelling, een publicatie, een interventie, … waarbij telkens de uitwisseling tussen kunstenaar en deelnemers centraal staat. Victoria Deluxe kiest in al hun projecten voor een uitdrukkelijk maatschappijkritische insteek: de analyse van maatschappelijke systemen en de verbeelding van een meer rechtvaardige toekomst zijn onderliggend steeds opnieuw het thema.  
Meer Dan Dans – Bij’ De Vieze Gasten (c) Balder Deschildre
  • Een derde speler die exclusief inzet op participatie is aifoon, dat zich beweegt op het snijvlak tussen geluidskunst, podiumkunst en architectuur. Centraal bij aifoon staat niet de virtuositeit van de kunstenaar, maar de luisterervaring van de deelnemer. Deze ervaring wordt opgezocht in theaterzalen maar ook in klaslokalen, in gevangenissen of in de openbare ruimte. Luisteren is fundamenteel een sociaal proces, gestuurd door de context en grenzeloos verbindend, over talen en culturen heen. Het artistieke onderzoek van geluidskunstenaar Stijn Dickel en verwante kunstenaars gebeurt in nauwe co-creatie met deelnemers en met partners uit welzijn, onderwijs, stedenbouw en filosofie. Dit onderzoek kan uitmonden in een podiumvoorstelling, maar evengoed in een installatie, een wandeling, een online geluidenbank, een ritueel, …
    Ondanks het verlies van werkingssubsidies in 2023 zou het vreemd zijn om Manoeuvre over het hoofd te zien. Manoeuvre is een textielatelier waar kunstenaars en diverse gemeenschappen elkaar ontmoeten bij de uitwisseling van (niet-westerse) textieltechnieken en kennis over verwante ambachten. Deze trage, beeldende praktijk resulteert in fysieke objecten als matten, zakdoeken, textielboeken, … maar evengoed in verbindende narratieven, die ontsloten worden in performatieve praktijken. Naast de standplaats in de Bomastraat gaat Manoeuvre ook op verplaatsing naar andere artistieke of ambachtelijke plekken in de stad. Momenteel werkt de organisatie verder met projectmiddelen en met de steun van hoofdzakelijk Gentse kunstenpartners.
  • Bij de organisaties die meerdere functies opnemen springen twee relatief nieuwe spelers in het oog. Jong Gewei is een platform dat zich richt op de ontwikkeling van het artistieke potentieel van mensen vanaf 16 jaar die niet via de geijkte paden de weg naar de kunsten vinden. Jong Gewei wil de diversiteit van de straat op het podium zien en nieuwe stemmen kansen geven om te groeien, zeker als dit maatschappelijk kwetsbare stemmen zijn. De basiswerking van Jong Gewei is collectief: aan de hand van gezamenlijke gesprekken, ateliers, theaterbezoeken en onder begeleiding van professionele makers zoekt eenieder zijn weg. Voor wie professioneel wil doorgroeien, wordt gekeken naar individuele ontwikkelingstrajecten. De organisatie van Jong Gewei zelf is sterk bottom-up gestuurd: het zijn de jongeren die mee de thema’s en de aanpak bepalen. Platform-K is een danswerkplaats in Vlaanderen voor dansers met een beperking. Platform-K biedt getalenteerde dansers met een beperking een hedendaagse dansopleiding en stoomt hen klaar voor residenties, producties en creatieprocessen met choreografen. Naast deze ‘compagnie’ aan relatief vaste dansers zijn er ook laagdrempelige danstrajecten voor een breed publiek van geïnteresseerden. Het belang van Platform-K valt echter niet te reduceren tot hun ‘output’ inzake productie en educatie. De organisatie neemt binnen het ‘reguliere’ dansveld ook actief de rol op van aanjager van gesprek, door te onderzoeken hoe dansers met een beperking een fundamentele invloed kunnen uitoefenen op de wereld van de hedendaagse dans. In Brussel heeft Platform-K daarvoor een intensieve samenwerking ontwikkeld met dansschool P.A.R.T.S.
Platform-K (c) Tine Declerck
Jong Gewei (c) Haider Al Timimi
  • Een historisch gewortelde speler in Gent is De Centrale, dat zich ontwikkelde in de jaren 1990 van een ‘intercultureel ontmoetingscentrum’ in de wijk (het diverse Sluizeken-Tolhuis-Ham) naar een drukbezochte plek voor muziek en podiumkunsten. De Centrale focust op muziekateliers (voor kinderen en volwassenen), workshops en een programmatie van muzikale genres en tradities die de diversiteit van de wijk weerspiegelt. Ook in hun podiumprogrammatie slaat het bruggen tussen westerse en niet-westerse podiumvormen. 
    Creatiehuis KOPERGIETERY, dat focust op een jong publiek, organiseert sinds hun ontstaan in de jaren 1980 theaterateliers voor kinderen en jongeren, onder begeleiding van professionele makers. Sinds 2009 betrekt het huis naast hun standplaats in de Blekerijstraat ook een tweede plek in de diverse wijk Rabot, waar theaterateliers worden opgezet met en voor kinderen en jongeren uit de wijk. Door de verbinding met Freinetschool Mandala en sociaal restaurant ’t Toreke, allebei gevestigd in hetzelfde pand, zit de Rabotwerking stevig verankerd in de buurt. De theaterzaal wordt breed ingezet voor gebruik door buurtorganisaties, zoals een wekelijks zangatelier voor kinderen. 
    Het Gentse stadstheater NTGent is nog maar net met een nieuw verhaal gestart. Artistiek leider Milo Rau gaf in oktober 2023 het stokje door aan Barbara Raes, Yves Degryse en Melih Gençboyaci. Onder Rau werden participatieve praktijken vooral in een productielogica gevat via de zogenaamde people’s projects, waarbij de regisseur aan de slag ging met een gemengde cast van professionele acteurs en niet-professionelen. Raes,  Degryse en Gençboyaci, die in seizoen 25-26 echt aan zet komen, zetten een nieuwe aanpak voorop en willen de stad opnieuw ‘claimen’ als belangrijke bewegingsruimte en speeltuin naast het theater/podium. Via een artistieke lijn rond zorg, rituelen en digitale technologie streeft NTGent ernaar om diverse makers, publieken, talen en lichamen samen te brengen. Bij het internationaal georiënteerde CAMPO, dat voornamelijk inzet op productie, ontwikkeling en presentatie, vormt de Buurtkeuken (een buurtdiner met artistieke insteek) de voornaamste kapstok voor de invulling van de participatiefunctie. 
  • De Gentse Kunstinstelling VIERNULVIER vult de participatiefunctie op verschillende manieren in.  Enerzijds door participatieve kunstpraktijken letterlijk in huis te halen (Jong Gewei en Platform-K zijn er organisaties in residence) maar ook door een sterk participatieve co-programmatie in samenwerking met specifieke communities (de crip-beweging, de queer community) en zeer diverse gastcuratoren. Anderzijds is er de artistieke lijn rond het ‘Stadsatelier’, waarbij VIERNULVIER een groep kunstenaars en organisaties (waaronder Manoeuvre) ondersteunt in het ontwikkelen van trage, gegronde praktijken in de stad.
  • Het Scheldeoffensief is een gespecialiseerd labo dat goesting en talent voor theater bij (jong)volwassenen met en zonder beperking opspoort, uitdaagt en toont aan het publiek. Meer info: https://hetscheldeoffensief.be/

West-Vlaanderen

  • De Figuranten, met een uitvalsbasis in de stationsbuurt van Menen, is gegroeid uit het welzijnswerk in Zuid-West-Vlaanderen, maar heeft zich ontwikkeld tot een autonoom theatergezelschap. Kloppend hart vormt het open theateratelier waar wekelijks wordt gerepeteerd aan een voorstelling. De Figuranten engageert enerzijds professionele gastregisseurs en gaat anderzijds samenwerkingen aan met psychiatrische centra, scholen en andere partners in de brede regio. Een van de vertrouwde partners van De Figuranten is De Batterie, een multidisciplinaire participatieve kunstpraktijk die werkt vanuit Brugge, maar voor hun langdurige projecten geregeld andere steden opzoekt. Naargelang de vraag trekt De Batterie een professionele kunstenaar aan voor het artistieke onderzoek en koppelt deze aan een context, vaak in het domein van onderwijs of welzijn. Kinderen en jongeren zijn de eerste focus.
    De Unie der Zorgelozen, ontstaan rond theaterregisseur Geert Six, is sterk geworteld in de Kortrijkse Pluimstraat en zet podiumvoorstellingen op met een intussen vrij vaste cast aan ‘onbevoegden’, maar er is ook een sterke lijn rond tekenen, schrijven, fotografie, schilderen, … Naast een creatiehuis is ‘cultureel volkshuis’ De Scala ook een ‘gastvrije plek’ – de koffieklets op donderdag is nog steeds een inloopmoment voor nieuwkomers en nieuwsgierigen. Met het halfjaarlijks magazine De Gazet, geschreven en vormgegeven door de deelnemers, bereikt de Unie laagdrempelig een breed publiek. De Unie vaart een expliciet maatschappijkritische koers, waarbij de solidaire gemeenschap het antwoord is op een individualistisch samenlevingsmodel.
    Het Oostendse kleinVerhaal kent eveneens een sterke en laagdrempelige lokale verankering, is even vasthoudend in hun maatschappelijke kritiek maar focust met hun sociale mix aan deelnemers vooral op film, muziek en crossover. kleinVerhaal verwoordt de eigen missie zo: “Vanuit het hart van de samenleving en via de weg van de kunsten vertaalt, ondervraagt en documenteert kleinVerhaal de complexiteit van de huidige maatschappij in weerbarstige creaties en prikkelende acties.”
    In de uitgebreide groep organisaties die uitsluitend kozen voor de functie participatie bevindt zich tenslotte ook Wit.h, een Kortrijkse speler met al meer dan twintig jaar een gerichte focus op de rechten voor en zichtbaarheid van kunstenaars met een beperking. Wit.h combineert een sterke reflectieve poot – discoursvorming en debat rond kunst gecreëerd door mensen met een beperking – met het opzetten van participatieve kunstprojecten die het ‘expedities’ noemt. Sommigen monden uit in een tijdelijke tentoonstelling, andere expedities kennen een langdurig voortbestaan onder de vorm van een rockband, een poëziecollectief of een publicatie. Wit.h heeft een breed netwerk van artistieke partners dat tot ver buiten Kortrijk reikt. 
kleinVerhaal (c) Sammy Vancauteren
  • Binnen de organisaties die meerdere functies invullen heeft Antigone een lange traditie in het ontwikkelen van ‘sociaal-artistieke’ podiumproducties. Het omarmt deze werkvorm al meer dan twintig jaar als een van de artistieke lijnen binnen het huis. Onder de noemer ARC worden mensen met uiteenlopende achtergronden professioneel begeleid richting een volwaardige voorstelling. De toegang tot het huis is laagdrempelig – iedereen kan koffie komen drinken, het toilet bezoeken of even uitrusten. Recent vervaagde ook de disciplinaire focus: het oude ‘Theater Antigone’ wijzigde zijn naam in ‘Antigone’, om buiten de disciplinaire beperking van ‘theater’ te treden. Binnen Antigone leeft ook MAGMA, een prille jongerenwerking (18+) die een platform biedt aan jongeren. 
de Unie der Zorgelozen (c) Heroen Bollaert
Antigone (c) Haider Al Timimi
  • Kunstencentrum BUDA boogt op een sterk samenwerkingsmodel en ziet zichzelf als matchmaker in een web van artistieke en cross-sectorale partners. Het participatieve denken gaat van de organisatiestructuur zelf tot de keuze voor kunstenaars die co-creatief werken en de participatieve formats gericht op verbinding met het publiek – zie het testpubliek van compañeros, een groep betrokken Kortrijkzanen. BUDA tilt het participatieve van het lokale niveau naar het internationale niveau, waar vooral via Europese projecten aan kennisdeling wordt gedaan. 
  • De Kunstinstelling Concertgebouw Brugge evolueerde van kunsteducatieve activiteiten (voor kinderen en jongeren) naar participatieve kunstprojecten met bredere doelgroepen. Sinds 2023 kijkt het ook uitdrukkelijk buiten het eigen huis, met een doorgedreven outreachende aanpak die onderdeel vormt van het artistieke programma.

Vlaams-Brabant

  • Compagnie Tartaren is een theatergezelschap dat kwetsbare en professionele makers samenbrengt (vaak in samenwerking met cross-sectorale partners uit welzijn of zorg) voor drie producties per jaar. Het gezelschap is geworteld op twee locaties: Leuven, en sinds 2023 ook een tweede creatieplek in Genk. Naast de productieprocessen zet Compagnie Tartaren ook workshops en experimenteel labowerk op, gaan deelnemers gezamenlijk naar voorstellingen kijken en worden ze mee betrokken in de artistieke en organisatorische ontwikkeling van de organisatie. MATRIX [Centrum voor Nieuwe Muziek] is een kunsteducatieve plek in Leuven voor de ontwikkeling en promotie van nieuwe muziek, in nauwe samenwerking met het (internationale) concertleven en met een sterk kennisgerichte poot (onder meer via een bibliotheek die samen met de KU Leuven wordt beheerd). Reflectie luistert nauw met participatie, want MATRIX probeert vooral het bewustzijn over nieuwe muziek te vergroten en verbinding te leggen met publieken aan de hand van zomerstages, tentoonstellingen, workshops (onder meer voor kinderen) en educatief materiaal, navormingen en studiedagen voor leerkrachten (van het DKO).
Compagnie Tartaren (c) Yuri van der Hoeven
  • STUK kruiste meerdere functies aan en werkte een ambitieus participatieplan uit in hun dossier 2023-2027. Door de recente en moeizaam verlopen verbouwingswerken liep dit plan (vooral gericht op STEK, een creatieve co-workingspace) vertraging op, en door de lagere toekenning van middelen staat de toekomstige realisatie momenteel onder druk.

Limburg

  • In Limburg is Musica Impulscentrum de vuurtoren van de participatieve kunstpraktijken met subsidies uit het Kunstendecreet, met een vooral kunsteducatief en onderzoeksmatig profiel. De organisatie richt zich op de ontwikkeling, bekendmaking en promotie van klank en muziek als artistieke tool én middel tot sociale verandering. Musica Impulscentrum is sterk maar niet exclusief gericht op kinderen en jongeren (zintuiglijke parcours, muziekvakanties, …) en werkt binnen en buiten het onderwijs. Het heeft een zetel in Pelt maar het netwerk – zowel artistieke als cross-sectorale partners – strekt zich uit over heel Vlaanderen en Brussel.
Eersteklasconcerten – Musica (c) Tim Theo Deceuninck
Muziekvakantie ism Casco Phil – Musica (c) Tine Van den Bunder
  • AYU bevindt zich op het kruispunt van kunst & welzijn, waar creativiteit & verbinding samenkomen. We creëren dansproducties, co-creaties, participatieprojecten en stimuleren multidisciplinaire samenwerking met (inter)nationale kunstenaars. Samenwerking is de kern van onze participatieve en artistieke projecten. Meer info op www.ayucompagnie.com.

Antwerpen

  • Drie organisaties die uitsluitend voor de functie participatie kozen hebben hun wortels in kunsteducatieve praktijken. De Veerman heeft een lange geschiedenis waarin de definitie van ‘kunsteducatie’ voortdurend werd herzien en heronderhandeld in hun maatschappelijke en politieke context, want De Veerman wordt gedreven door een sterke ambitie om de samenleving te veranderen. De kunsten zijn het verbindende middel om ‘aan te leggen aan verschillende oevers van de samenleving’ – met individuele en collectieve transformatie tot doel. Vandaag wordt kunsteducatie bij De Veerman opgevat als kunstparticipatie, want er is geen leren zonder deelnemen. De Veerman werkt zonder welomschreven disciplines, methodieken of doelgroepen: het werkt op maat vanuit de behoeften en noden van de deelnemers en de kunstenaars. Het heeft een breed netwerk van partners bij kunstenorganisaties, scholen en welzijnsorganisaties. 
    Een tweede sterke speler vanuit kunsteducatieve hoek is Kunst in Zicht, dat zich via de ontwikkeling, ondersteuning en spreiding van kunsteducatieve projecten richt tot (jonge) kinderen, jongeren en (in mindere mate) hun begeleiders. Vertrekkend vanuit hun eigen leefwereld en onder begeleiding van professionele kunstenaars leren de deelnemers over, maar ook door de kunsten: doel is naast het aanscherpen van ‘kunstgevoeligheid’ ook de ontwikkeling van de persoonlijke creativiteit. Voor de volwassenen ontwikkelt Kunst in Zicht coachingstrajecten of educatieve pakketten. Kunst in Zicht werkt eigen projecten uit of ontwerpt projecten op maat, onder meer voor grote Antwerpse kunstspelers als het M HKA of welzijnsorganisaties als het Open Psychiatrisch Ziekenhuis in Geel. 
    Amaj heeft een gerichte muziekpedagogische focus: het versterken van de symfonische cultuur bij kinderen tussen vier en achttien jaar. De organisatie is geworteld in Antwerpen maar heeft de ambitie om een symfonische jeugdwerking uit te rollen in heel Vlaanderen en Brussel. Amaj ontwikkelde een traject (via musiceerdagen, kampen en orkesten) waarin jongeren op een laagdrempelige manier kennis en vaardigheden opdoen om zich muzikaal te ontplooien en hun spelplezier te vergroten. Amaj werkt hiervoor samen met het deeltijds kunstonderwijs maar ook met professionele symfonische orkesten, en zet sterk in op ouderbetrokkenheid. 
Barok con brio – De Veerman (c) Lieven Bulckens
De Grote Ontmoeting – De Veerman (c) Wannes Creë
  • Tutti Fratelli is een van de historische plekken voor sociaal-artistiek werk in het hart van Antwerpen. Tutti Fratelli maakt al meer dan twintig jaar theater met een gemengde groep spelers, in het bijzonder zij die minder kansen kregen in hun leven. Professionele kunstenaars gaan met woord, muziek, beweging en beeld in dialoog met de ‘fratelli’. De intensieve repetitieprocessen monden uit in voorstellingen die gespreid worden over heel Vlaanderen. Met de ‘giovani fratelli’ heeft Tutti Fratelli intussen ook een werking gericht op jongeren.
    Kunstlab Madam Fortuna ziet kunst als een belangrijke motor voor maatschappelijke verandering. Liefhebbers en professionele kunstenaars zetten er projecten op over disciplines en tradities heen. Madam Fortuna is geworteld in de diverse wijk Borgerhout en bereikt een sterk gemengd publiek op het gebied van etnisch-culturele achtergrond en leeftijd – bijzondere aandacht gaat uit naar talentontwikkeling bij jongeren. Naast de Antwerpse stadsprojecten heeft Madam Fortuna ook partners op andere plaatsen in Vlaanderen en is het de trekker van een Europees netwerk waarbinnen een focus ligt op de Romacultuur. 
    Kunsthuis Yellow Art is ontstaan in de schoot van het Open Psychiatrisch Ziekenhuis Geel, maar werkt buiten de therapeutische context. Het is een beeldend atelier waar psychisch kwetsbare  mensen de ruimte krijgen om in een professionele omgeving – onder begeleiding van gastkunstenaars – te experimenteren en een persoonlijk oeuvre te creëren. Met de kunstwerken die zo ontstaan worden regelmatig tentoonstellingen georganiseerd.
    KunstZ zette als Antwerpse kernspeler bijna twintig jaar sterk in op de artistieke ontwikkelingstrajecten van podiumkunstenaars met een diverse etnisch-culturele achtergrond, nog steeds sterk ondergerepresenteerd in het Vlaamse podiumkunstenveld. De organisatie verloor structurele subsidies in 2023, maar volgt de trajecten van de betrokken kunstenaars nog steeds in de mate van het mogelijke op.
  • Binnen de organisaties die meerdere functies invullen noemt Rataplan zich een ‘participatief kunstenhuis’, vertrekkend vanuit de jazztraditie en gevoed door de meerstemmige grootstedelijke context. Het is een (jazz) podium waar toonaangevende artiesten mee het programma maken van jamsessies, concerten, familie- en schoolvoorstellingen. Het huis focust op muzikale talentontwikkeling voor kinderen en jongeren en biedt residenties voor opkomende artiesten en nieuw werk. Rataplan wordt gedragen door een gemeenschap van artiesten, publiek, partners, jongeren en vrijwilligers en is zowel lokaal als bovenlokaal verankerd. Naast de artistieke programmatie rond ‘jazz’muziek, zijn er toegankelijke culturele activiteiten: toonmomenten, talks en eten, gericht op ontmoeting, verbinding en gedeelde verhalen. Rataplan is zowel sterk verknoopt met andere Antwerpse kunstenorganisaties (Sound in Motion, Klankhaven, de Singel, Arenberg, trix, Mestizo Arts Platform), als met bovenlokale partners binnen het jazznetwerk (artiesten, Jazzlab/Nona, HA Concerts, WP Walter…).
    HETGEVOLG in Turnhout is een kunstenhuis – gegroeid uit een (jeugd)theater – waarin creatie en emancipatie hand in hand gaan, vanuit het geloof dat net in de kunsten inclusie mogelijk is. HETGEVOLG zet theaterproducties op waarbij professionele kunstenaars en deelnemers (vaak maar niet altijd uit maatschappelijk kwetsbare groepen) samenwerken, vertrekkende vanuit de leefwereld van de deelnemers. Het huis in de Otterstraat is een open huis waar iedereen welkom is voor een kop koffie of een babbel, en fungeert zo als ‘inloopplek’ voor de theatergroep. Deze groep ‘hartenspelers’ maakt eigen producties maar ook producties op vraag van derden, vaak uit domeinen als welzijn, zorg en onderwijs. Daardoor reikt de actieradius van HETGEVOLG tot ver buiten Turnhout: het huis deelt hun methodieken en aanpak in meerjarige trajecten met partners in andere steden. 
    hetpaleis is een podiumkunstenhuis voor een jong publiek, gericht op creatie voor de grote zaal. In dat creëren wordt gezocht naar manieren om niet enkel voor het jonge (en veelal grootstedelijke) publiek te spelen, maar de stem van dat publiek ook mee te nemen in het creatieproces. Dat kan zijn door participatieve vooronderzoeken of door het concreet werken met kinderen en jongeren op de bühne. Daarnaast ontwikkelt hetpaleis inclusieve stadsprojecten rond een maatschappelijk urgent thema. In het hart van het huis klopt een gedifferentieerde kunsteducatieve werking, met workshops binnen en buiten de vrije tijd, van verschillende intensiteiten en verschillende duur. Deze workshops worden begeleid door professionele kunstenaars en zijn laagdrempelig, met soms voorrangsregels voor maatschappelijk kwetsbare kinderen. Ten slotte werkt in hetpaleis een zeer gemengde groep jonge suppoosten. Zij zijn belangrijk als ambassadeurs maar ook als voelsprieten voor de organisatie. Laika is een theaterhuis van vijf makers dat naast hun reguliere producties een lange geschiedenis heeft van participatietrajecten zoals het tweejaarlijks stadsfestival BLOK-BLOC op de Antwerpse Linkeroever. Vanuit hun standplaats in de wijk Borgerhout zet Laika bovendien zintuiglijke ateliers op voor kinderen uit de omringende basisscholen (Theaterstorm). Dankzij een sterk internationaal netwerk worden participatieve trajecten en concepten niet enkel lokaal gerealiseerd, maar ook internationaal gedeeld. 
    theater arsenaal is een theaterhuis met verschillende makers en collectieven onder de vleugels, gelegen in het hartje van Mechelen. Het ontwikkelde de afgelopen jaren een sterke verankering in de stad door participatieve stadsprojecten in samenwerking met stedelijke partners, en zet vandaag vooral in op het betrekken en creëren met jongeren via workshops, op school en in de vrije tijd. Zonzo Compagnie is een nomadisch kunstencentrum voor muziektheater en geluidskunst, met een sterk internationale werking. Een van de voornaamste exportproducten betreft een avontuurlijk muziekfestival (BIG BANG) dat zich intussen in talloze landen ontrolt. Binnen elk festival wordt toegewerkt naar een participatief kunstproject met lokale kunstenaars en een groep kinderen die niet vanzelfsprekend met cultuur in aanraking komt. Binnen het internationale productiehuis Muziektheater Transparant vormt TRANSLAB het participatieve luik: onder begeleiding van een divers team kunstenaars creëert een groep jonge zangers en/of muzikanten eenmaal per jaar een volwaardige artistieke productie. 
    Het Antwerpse stadstheater Toneelhuis neemt de functie participatie op vanuit een eerder productiegerichte logica. In bepaalde voorstellingen (zoals van theatermaker Thomas Verstraeten) wordt samengewerkt met niet-professionele deelnemers of treedt het huis buiten de schouwburg en trekt het de stad in. Het Mechelse kunstencentrum nona mikt op de ontwikkeling van twee participatieve kunstprojecten per beleidsperiode, onder leiding van theatermaker Maja Westerveld.  
  • De drie Antwerpse Kunstinstellingen nemen verplicht de functie participatie op, en hanteren daarvoor een verschillende aanpak.
    Het Antwerp Symphony Orchestra is een internationaal orkest met thuisbasis in Antwerpen. Het zet sterk (outreachend) in op het bereiken van groepen die minder makkelijk met klassieke muziek in contact komen, onder meer door een laagdrempelig jongerenorkest dat hun eigen creaties speelt (Re-Mix Orchestra), een kinderorkest binnen een aantal basisscholen en een mobiel orkest dat afreist naar woonzorgcentra, ziekenhuizen, psychiatrische instellingen en gevangenissen. In samenwerking met Brussels Philharmonic en Opera Ballet Vlaanderen mikt het Youth Orchestra Flanders dan weer op de doorstroming van jong muziektalent. Naast de orkestwerking organiseert het Antwerp Symphony Orchestra onder meer kunsteducatieve projecten binnen en buiten de school.
    DE SINGEL onderscheidt een bottom-up en een top-down-aspect in hun participatieve werking. Per seizoen zet het huis samen met kunstenaars drie participatieve producties op binnen de disciplines theater, dans en muziek. De betrokken kunstenaar initieert en stelt de groep deelnemers samen. Anderzijds worden door de ‘programmator creative communities‘ verschillende gemeenschappen, veelal van ongehoorde stemmen, benaderd met de vraag om ‘in huis’ te komen en activiteiten te ontwikkelen, los van formats, disciplines of artistieke output. De programmator trekt zich daarbij terug uit het curatieproces en geeft de ruimte aan de gemeenschappen, vanuit een luisterende en faciliterende rol. DE SINGEL maakt weinig gebruik van intermediairs maar spreekt de communities direct aan.
    Opera Ballet Vlaanderen geeft een productionele invulling aan de participatiefunctie. Een keer per seizoen wordt in nauwe samenwerking met partners uit de stad waar Opera Ballet een vestiging heeft (Gent of Antwerpen) een co-creatieve productie opgezet met niet-professionelen. Deze creatie maakt deel uit van de werking van VONK, een pijler binnen de opera- en balletwerking die inzet op talentontwikkeling en artistiek experiment. Ook de educatieve werking van Opera Ballet Vlaanderen, in schoolcontext, valt onder de noemer VONK. 
A bigger thing – Lisi Estaras – Opera Ballet Vlaanderen (c) ByWM
  • Een aantal organisaties ontwikkelt participatieve kunstpraktijken met projectmiddelen vanuit het Kunstendecreet, maar vaak wel structureel ondersteund door partners in het kunstenveld. De nieuwe spelers is een vooropleiding theater voor jongeren die willen doorstromen naar het professionele podiumcircuit. De opleiding richt zich onder begeleiding van professionele coaches tot  een groep gemotiveerde jongeren met een maatschappelijke en culturele onderrepresentatie in de theateropleidingen. Tijdens een gratis jaartraject krijgen de spelers bagage mee om deel te nemen aan audities of toelatingsproeven. Eveneens projectmatig ondersteund is hell-er, een groep professionele kunstenaars rond Katrin Lohmann die structureel kunstprojecten ontwikkelt op vleugel F van de Antwerpse gevangenis, in nauwe samenwerking met het zorgteam. De samenwerking met de gedetineerden resulteert onder meer in een podcastreeks, een radioprogramma en een reeks beeldende ateliers. Rooftoptiger is een kunstenaarscollectief dat zowel performatieve als participatieve installaties bouwt, met een kritisch-maatschappelijke insteek. De installaties, op de grens tussen performance en beeldende kunsten, zijn locatiespecifieke scenografieën waarin de bezoekers worden geprikkeld tot actie en op die manier deelnemer worden. HIRNGESPINST is een kunstenaarsduo dat voorstellingen, ateliers en interventies ontwikkelt, vaak op maat van kinderen (en volwassenen) en in de context van een festival of evenement. Met hun mobiele atelier bereikt het laagdrempelig een breed publiek. Wethepeople is een sociaal artistieke theaterwerking waarbinnen diversiteit en inclusie in ruime zin bewerkstelligd worden. WTP valt op omwille van het intergenerationele aspect en de mix van mensen met en zonder beperking, neurodiversiteit, genderdiversiteit en etnisch-culturele diversiteit. De groep spelers wordt omkaderd door een dynamisch team van professionele makers. WTP vertrekt vanuit de individuele noden van de deelnemers en hanteert een collectieve manier van werken. WTP bouwt aan een werkmethode op maat en onderzoekt hoe inclusief werken artistieke keuzes beïnvloeden om zo tot een professioneel artistiek resultaat te komen.
  • De Spiegel maakt kunst in allerlei vormen voor de allerjongsten. (0-4 jaar). Met een mix van muziek, theater, beeld, objecten, dans en technologie nodigen ze uit om nieuwe werelden te verkennen, anders te kijken, te luisteren en te spelen. De Spiegel prikkelt de nieuwsgierigheid, verwondering en zin voor avontuur van kinderen én van volwassenen, die samen kijken en luisteren, proeven en voelen. Ze zoeken steeds naar nieuwe plekken, ongekende inspiratiebronnen, naar het verrassende in het herkenbare en naar wat blijft en bijblijft.
  • Fameus ondersteunt iedereen die in zijn vrije tijd gepassioneerd bezig is met kunst in Antwerpen en haar districten.

Brussel

  • Voor Bruxelles Nous Appartient-Brussel Behoort Ons Toe is de hoofdstad het vertrek- en eindpunt. BNA-BBOT verzamelt en archiveert op een participatieve manier de geschiedenis en het geheugen van Brussel via stemmen, geluiden en verhalen. De vrij toegankelijke, online databank aan geluidsmateriaal vormt op hun beurt het uitgangspunt voor participatieve projecten en nieuwe creaties in samenwerking met geluidskunstenaars. Achter de output van podcasts, auditieve documentaires en wandelingen, hoorspelen, publieke installaties, … schuilt niet enkel een artistieke noodzaak, maar vooral het verlangen om die- of datgene wat te vaak onhoorbaar blijft, hoorbaar te maken.  
    ABC (ART BASICS for CHILDREN) is een historische kernspeler inzake kunsteducatie en ontwikkelt al decennialang ‘creatieve leeromgevingen’, zowel in het ABC huis in Schaarbeek als op verplaatsing. Het biedt activiteiten aan voor schoolklassen, families, leerkrachten in opleiding, publieksbemiddelaars, … en doet dit telkens op maat van wat de ‘lerende’ nodig heeft. ABC werkt bijgevolg met een waaier aan technieken, disciplines, materialen en media. Het ijvert voor de ontwikkeling van het ‘poëtische leven’ van ieder (jong) individu, maar evengoed voor een sterkere integratie van kunst en cultuur in de samenleving. 
    De organisatie Zinneke ontstond in 2000 bij de creatie van wat later de Zinneke Parade zou worden: een feestelijke en creatieve optocht die elke twee jaar door Brussel trekt en de artistieke en socio-culturele rijkdom van de stad in de kijker zet. Via een participatief creatietraject van meer dan een jaar werken de deelnemers (kunstenaars, organisaties en bewoners) in verschillende ‘zinnodes’ aan een concept dat deel uitmaakt van de parade. De aanvankelijk nomadische organisatie heeft sinds 2021 een productiecentrum in de Masui-wijk, waardoor er buiten de voorbereiding van de parade nu ook ruimte ter beschikking wordt gesteld voor verschillende activiteiten als een metaalatelier, workshops, residenties, …
(c) Globe Aroma
Zinneke Parade 2024 (c) Yves Vandermeer
  • Kunstenhuis Globe Aroma is een multidisciplinaire werk- en ontmoetingsplaats waar kunstenaars, co-creatoren (met en zonder artistieke achtergrond) en kunstliefhebbers elkaar vinden. De organisatie ontstond vanuit de nood om mensen met een achtergrond als nieuwkomer de kans te geven hun artistieke ambities te ontwikkelen. Vandaag is het een plek waar kunstenaars werken, waar jaarlijks een co-creatief traject wordt georganiseerd met een breed publiek aan deelnemers en waar onder de noemer Art for All culturele uitstappen worden georganiseerd door en voor mensen met een achtergrond als nieuwkomer. 
    Recyclart is een tweetalig en multidisciplinair kunstencentrum in Sint-Jans-Molenbeek met een sterke verbinding in de sociale economie via een bar, restaurant en een hout- en metaalatelier. Er zijn concerten, parties, ‘kidsateliers’ en activiteiten met een sterke grootstedelijke en maatschappijkritische vibe – uitdrukkelijk gericht naar groepen ondervertegenwoordigde burgers zoals wijkjongeren, genderminderheden of personen in armoede. 
    De Nieuwe Opdrachtgevers start vanuit de idee dat het laten creëren van een kunstwerk geen voorrecht meer is van een elite, maar voor iedereen binnen bereik ligt. De Nieuwe Opdrachtgevers slaat de brug tussen (beeldend) kunstenaars en opdrachtgevers. De dialoog wordt begeleid door een curator of kunstbemiddelaar van de Nieuwe Opdrachtgevers. Het eindresultaat is een hedendaags kunstwerk op maat.
    MUS-E Belgium, met een standplaats in Brussel maar ook werkzaam in Vlaanderen, ontwikkelt multidisciplinaire artistieke trajecten waarbij kunstenaars in dialoog gaan met kinderen en jongeren (soms volwassenen) in de context van het onderwijs, de vrije tijd, de welzijnssector of de publieke ruimte. Veel projecten maken deel uit van langdurige samenwerkingen met een breed en cross-sectoraal netwerk, en worden ontsloten via tweetalige cahiers en studiedagen.
    In productiehuis MetX gaan professionele muziekmakers uit diverse stijlen en tradities aan de slag met een breed publiek van niet-professionele deelnemers; van kinderen/jongeren tot volwassen liefhebbers. Het doel is tot een gedragen ‘hybride’ muziek te komen – een collectieve grootstedelijke muziekidentiteit – in producties van hoge artistieke kwaliteit. De stad Brussel met diens mix aan nationaliteiten en muziektradities is inspiratiebron maar ook werkterrein: niet zelden trekken de producties of evenementen van MetX de straat op. 
MetX (c) Veerle Vercauteren
  • Net zoals Jong Gewei in Gent en MAGMA in Kortrijk vertrekt TransfoCollect in Brussel van het artistieke potentieel van jongeren die vaak op straat aanwezig zijn, maar zelden tot in de kunstopleidingen geraken. Ontstaan in de schoot van theaterschool RITCS en gemeenschapscentrum De Kriekelaar biedt TransfoCollect de mogelijkheid tot zowel collectief als individueel artistiek onderzoek en ontmoeting met professionele (podium)kunstenaars. TransfoCollect heeft een tweewekelijkse atelierwerking in Schaarbeek, maar gaat onder de noemer ‘De Beweging’ af en toe op verplaatsing naar precaire plekken in de Brusselse regio, om te zien hoe kunst en filosofie daar een rol van betekenis kunnen spelen.
    Participatie is voor het Brusselse jeugdtheater BRONKS geen ‘opdracht’ maar een drijfveer die de hele werking doordringt. Vanzelfsprekend in de kunsteducatieve poot (STUDIO BRONKS), maar ook in de productie van theater voor een jong publiek ziet BRONKS het als hun opdracht om het denken van kinderen en jongeren mee te nemen. Naast de ontwikkeling van producties voor een jong publiek worden ook producties gemaakt met een cast van kinderen/jongeren op de bühne. De atelierwerking is gedifferentieerd in  korte- en langlopende trajecten. 
    Het dansgezelschap Ultima Vez heeft een eigen gebouw in Sint-Jans-Molenbeek, en ontwikkelt daar sinds enkele jaren in samenwerking met lokale partners (uit zorg, welzijn en het inburgeringsbeleid) een wijkgerichte werking met laagdrempelige bewegingsateliers en open spaces waar buurtbewoners en artiesten elkaar kunnen ontmoeten. Ultima Vez heeft daarnaast een lange geschiedenis in het opzetten van internationale producties met al dan niet professionele dansers, en met een sterke focus op intergenerationele uitwisseling. Op internationaal niveau worden over de participatieve werking kennis en methodieken uitgewisseld met partners binnen en buiten de cultuursector. 
    Het Brusselse stadstheater KVS zet participatie uit langs drie belangrijke lijnen. In de eerste plaats wordt er regelmatig geproduceerd met niet-professionelen op de bühne – of wordt het onderscheid tussen professioneel en niet-professioneel op zijn minst flou, want heel wat makers bij KVS komen uit informele netwerken het artistieke veld binnen, in plaats van via de kunstopleidingen. Ten tweede ondersteunt KVS makers of gezelschappen die participatief werken, en tenslotte gaat het samenwerkingen aan met organisaties die inzetten op participatie.
    Het participatiebeleid van Kaaitheater valt uiteen in drie delen. Onder de noemer ‘How to Be Many?‘ zet Kaaitheater in op een participatieve publiekswerking waarbij wordt gestreefd naar een publiek ‘in meervoud’, te lezen als de wens om het publiek van het Kaaitheater te diversifiëren en verbreden. Participatief werken wordt hier ingevuld via een diverse publiekswerving (doelgroepen, scholen, …) en publiekswerking via interactieve contextprogramma’s (workshop, feest, gesprek,…). In een tweede lijn wordt één keer per jaar een participatieve co-creatie opgezet met niet-professionelen. Tenslotte is er de band met verschillende ‘open source’ partners waarbij diverse communities worden uitgenodigd om mee het artistieke programma samen te stellen. Een sterkere verankering in de buurt wordt voorbereid met oog op de inhuizing na de verbouwingen aan Sainctelettesquare.
    Dansgezelschap Rosas biedt wekelijks danslessen aan in Vorst voor kinderen van 4 tot 16 jaar, onder de noemer Dancing Kids. Daarnaast organiseert het gezelschap in samenwerking met WIELS zomerworkshops voor kinderen, waarbij dans en visuele kunsten samenkomen.
    WIELS is een internationaal kunstencentrum voor hedendaagse kunst waar publieksbemiddeling en participatieve kunstpraktijken sterk in elkaar vloeien. WIELS zet in op kunsteducatieve activiteiten (WIELS KETS, VEDET, …) maar probeert ook verschillende communities samen te brengen (vanuit een kruispuntdenken) en is trekker van Park Poétik, een participatief zomerfestival in de openbare ruimte van de wijken Vorst en Sint-Gillis.
  • Voor de Brusselse Kunstinstelling Ancienne Belgique schuilt participatie in de samenwerking met lokale participatieve partners (zoals Globe Aroma en Entree, de koepel van de Brusselse jeugdhuizen), inclusieve projecten met en voor de stad (zoals Black History Month Brussels) en specifieke acties voor kansarme doelgroepen. AB heeft een speciale Music & Community Builder aangeworven die zowel intern als extern bruggenbouwer is. Via Youth L’AB, een groep Brusselse jongeren met een grote voeling met muziek, houdt AB ook intern de vinger aan de pols bij een jonge generatie. Brussels Philharmonic is zoekend naar hun invulling van de participatiefunctie. Het is enerzijds ingestapt in een onderzoek van kunstenaar Jan Geers en de Universiteit van Gent rond de maatschappelijke rol van de musicus. Anderzijds ontwikkelt het met de Brusselse organisatie ReMuA participatieve muziekprojecten in scholen.  
  • In Brussel spelen verschillende gemeenschapscentra en kunsthogescholen een belangrijke rol als aanjagers en vaak ook toelagetrekkers van projecten met participatieve insteek. Onder meer De Markten, De Zeyp en De Kriekelaar initieerden verschillende projecten die onder het Kunstendecreet werden gehonoreerd. Daarnaast werden in Brussel verschillende projecten toegekend aan het in de Opperstraat gelegen kunstatelier KAOS, dat kunstprojecten ontwikkelt met kunstenaars die al dan niet een psychische kwetsbaarheid hebben. KAOS legt het onderscheid tussen insider en outsider art naast zich neer. Het zet in op hoogwaardig artistiek resultaat, maar meteen ook op de destigmatisering van kunstenaars en personen met een psychische kwetsbaarheid.  
KAOS (c) Barbara Claes
  • Lasso is het Brussels platform voor cultuurparticipatie. Ze willen dat kunst en cultuur van en voor iedereen is. Daarom inspireren en versterken ze organisaties, door krachten te bundelen over sectoren en gemeenschappen heen. Ze doen dit vanuit de Brusselse grootstedelijke context. Ze willen drempels en vooroordelen wegwerken en ervoor zorgen dat het cultureel aanbod samen beleefd of vormgegeven wordt.

Nomadische kunstenaars

In elk van bovengenoemde organisaties zijn het de kunstenaars die de motor vormen en een artistieke praktijk ontwikkelen met een uitgesproken participatief karakter. Soms zijn ze vast verbonden aan een organisatie of zelfs de grondlegger ervan, soms zijn ze slechts projectmatig verbonden aan een organisatie. Daarnaast zijn er kunstenaars die participatieve kunstpraktijken ontwikkelen in de schoot van andere decreten of domeinen, of onder stedelijke of gemeentelijke vleugels. Zij zijn niet gebonden aan een plek of huis, gaan niet uit van een decreet of discipline, maar van een interessante maatschappelijke kwestie waarbinnen ze willen werken. Ze zoeken daarvoor de middelen binnen de kanalen die zich aandienen. Deze hybride financiering zorgt ervoor dat ze niet opduiken in onze lijsten. 

Toch zou het vreemd zijn deze ‘nomadische’ kunstenaars onvermeld te laten, aangezien ze een belangrijk onderdeel vormen van het ruime veld van participatieve kunstpraktijken. In de wetenschap dat we onvolledig zijn, noemen we in eerste instantie de volgende namen van kunstenaars met een langdurige participatieve kunstpraktijk.

Hoor je thuis in deze lijst? Mail dan naar naar tom@kunsten.be, dan voegen we jouw profiel toe.

Besluit

Als veel participatieve kunstpraktijken volgens Trienekens en Hillaert in essentie draaien om de ‘herbemiddeling’ tussen de leefwereld van de burger en de grote systeemwereld, dan heeft dit participatieve veld de afgelopen tien jaar zélf een ingrijpend emancipatieproces ondergaan, waarbij de ‘machtspositie’ binnen het reguliere kunstsysteem in beweging is gekomen. Het is van een duidelijk gedefinieerd veld met een beperkt aantal historische kernspelers geëvolueerd naar een fluïde verzameling van organisaties en kunstenaars die zich niet allemaal op dezelfde manier tot het begrip participatie verhouden. Het denken in doelgroepen en methodieken heeft het gezelschap gekregen van een meer intuïtieve, lokale en relationele praktijk. Het eenrichtingsverkeer waarbij participatieve organisaties gevangen zaten in een ‘sociaal frame’ dat hen afhankelijk maakte van de ‘reguliere’ kunstenorganisaties, maakte plaats voor het inzicht dat er binnen àlle huizen veel te leren valt van de participatieve kunstpraktijken. In sommige gevallen stroomde een bepaalde participatieve ‘attitude’ van de praktijken zelf door naar het functioneren van de organisatie. En last but not least schoof het ‘spreken’ op: van de ‘sociaal-artistieke’ of ‘kunsteducatieve’ sector naar participatieve kunstpraktijken naar … infiltratie? Dit alles zorgde voor veel discussie, maar ook voor een bloeiend en divers kunstenveld waarin het potentieel van de participatieve kunstpraktijken nog lang niet lijkt uitgeput.

De uitdaging voor de toekomst bestaat erin om deze evoluties te matchen met de verwachtingen van het beleid. Traag, gegrond en onzichtbaar werken blijft een moeilijke oefening in een veld dat ook decretaal gezien geschraagd wordt door begrippen als excellentie, meetbaarheid, zichtbaarheid, efficiëntie en (internationale) uitstraling. Tegelijkertijd zou het voor het kunstenveld juist verfrissend kunnen zijn om over deze criteria anders te gaan nadenken. Een begrip als ‘excellentie’ heeft mogelijk niets te maken met jubelende persrecensies of internationale prijzen, maar alles met een paar mensen die opnieuw kunnen deelhebben aan de kunsten en/of de samenleving. Wat een kunstenaar misschien verliest aan zichtbaarheid bij een traditioneel kunstpubliek door (ook) te werken buiten de geijkte podia, wint hij minstens aan ‘ander’ publiek. ‘Internationale uitstraling’ kan in de context van een lokale participatieve kunstpraktijk ook begrepen worden als kennisdeling – waarbij organisaties over de grenzen heen hun inzichten, methodieken of aanpak rond participatieve kunstpraktijken uitwisselen, in plaats van internationaal te presenteren. Enzovoort… Kortom: de participatieve kunstpraktijken van vandaag hebben bij uitstek het potentieel om de traditionele waardeketens én de daarbij behorende discours op hun kop te zetten. 

Je leest: Participatieve kunstpraktijken in Vlaanderen en Brussel: een actueel overzicht