Over de Biënnale van Venetië en procedures
Dat er discussie is over de keuze van de ingezonden tentoonstellingen voor de Biënnale van Venetië lijkt elke keer opnieuw onvermijdelijk. Vanwaar komt toch die spanning? En hoeft die er altijd te zijn?
De Biënnale van Venetië is één van de oudste (sinds 1895) en belangrijkste biënnales, en tegelijk ook de meest complexe en problematische. De Biënnale voor beeldende kunst bestaat uit tentoonstellingen die georganiseerd worden door een 90-tal deelnemende landen in landenpaviljoens. Er is ook telkens een centrale thematentoonstelling die samengesteld wordt door een curator aangeduid door de Biënnale. En daarnaast worden er door diverse initiatiefnemers tentoonstellingen georganiseerd in de stad, die al dan niet het officiële label ‘collateral event’ krijgen.
Het Belgisch paviljoen is één van de eerste landenpaviljoens (gebouwd in 1907) en wordt om beurten ingevuld door de Vlaamse Gemeenschap en de Fédération Wallonie Bruxelles.
1. Complex en problematisch
Al decennialang worden vragen gesteld over de relevantie van nationale inzendingen in het hedendaags kunstgebeuren. Ook is er vaak discussie over hoe de organisatoren – ministeries, arts councils, stichtingen of kunstinstellingen – omgaan met representatie en met de landencompetitie die ermee gepaard gaat.
Die representatie veroorzaakt druk: enerzijds is er de zoektocht naar de ‘excellente’ inzending waarmee het land of de regio in kwestie kan uitblinken, anderzijds zijn er wel eens kunstenaars die vinden dat het ‘hun beurt’ is. En er is de lokale kunstscène die graag deelt in het succes van ‘hun’ paviljoen.
Bovendien is het nog maar de vraag wat dan precies ‘excellent en succesvol’ is? Een inhoudelijke bijdrage? Een internationale doorbraak of een bekroning van een kunstenaar? Velen zullen antwoorden dat het over een combinatie van dat alles gaat, wat de zoektocht naar een inzending die beantwoordt aan alle vakjes alleen maar bemoeilijkt. Bovendien is het maar de vraag of een inzending die lokaal als belangrijk en kwaliteitsvol wordt beschouwd ook zo gelezen wordt op dat internationaal platform.
Daarnaast worstelt de Biënnale met het streven naar gelijkwaardigheid. Ondanks de deelname van landen uit alle continenten blijft de scheiding bestaan tussen de paviljoenen van westerse landen (in Giardini) en de andere landen (in Arsenale en elders in de stad). Ook de gelijkwaardigheid in gender en culturele achtergrond bij opdrachtgevers en deelnemende curatoren en kunstenaars blijft een werkpunt.
Verder spelen de kunstmarkt en galeries een steeds grotere rol in Venetië: ze zijn niet alleen betrokken in de cofinanciering van landenpaviljoens en in de tentoonstellingen van verzamelaars en Foundations, maar trachten ook invloed uit te oefenen op de selectieprocedures. De Biënnale kan immers de marktkansen van kunstenaars erg vergroten.
Tenslotte wordt de ecologische impact van een Biënnale pijnlijk duidelijk in een uiterst fragiele historische stad als Venetië. Meer dan 100 tentoonstellingen brengen een vracht aan kortstondig materiaalgebruik, internationaal vervoer, 25.000 invliegende VIPS tijdens de openingsdagen en meer dan 600.000 bezoekers met zich mee. Bergen afval stapelen zich op. Tijdens de editie van 2019 stonden de stad en de tentoonstellingen een maand lang onder water door hoogwater dat mede veroorzaakt wordt door onze manier van leven, werken en reizen wereldwijd. Deelnemen zoals we dat altijd al deden, is niet meer vanzelfsprekend.
2. Hoe gaat Vlaanderen om met deze uitdagingen?
Het Belgisch paviljoen wordt beurtelings ingevuld door de Vlaamse en de Franse gemeenschap. De Vlaamse overheid – mede-eigenaar van het Belgisch paviljoen – treedt dus om de vier jaar op als opdrachtgever van de tentoonstelling beeldende kunst. Het Departement Cultuur, Jeugd & Media krijgt de rol van organisator en beschouwt de Biënnale als een treffen van en voor de sector. Het laat zich voor de inzending adviseren door experts uit de sector, waarna de minister van Cultuur beslist. Dat de Vlaamse Gemeenschap maar om de vier jaar aan de beurt is, komt niet ten goede aan de continuïteit en kennisopbouw, en verhoogt de druk rond elke inzending.
Tot en met de editie van 2005 adviseerden de Vlaamse museumdirecteurs de inzending voor het Belgisch paviljoen: eerst vroeg de toenmalige Beoordelingscommissie Beeldende kunst (BBK) een voorstel aan de museumdirecteurs van S.M.A.K., M HKA, MuZEE en MDD, waaruit de commissie vervolgens een inzending selecteerde. Later organiseerden de museumdirecteurs afwisselend de inzendingen: in 2001 was het Jan Hoet voor S.M.A.K. en in 2005 Bart De Baere voor het M HKA.
Vlaanderen trad ook enkele keren buiten zijn grenzen door samen te werken met Nederland: zo werd Jan Debbaut in 1993 aangesteld als curator van het Belgische en Nederlandse paviljoen voor een tentoonstelling met kunstenaars Jan Vercruysse (BE) en Niek Kemps (NL). In 1995 – tijdens een editie waarbij de Franse Gemeenschap het Belgisch paviljoen mocht invullen – was de tentoonstelling Amongst Others / Onder andere, een samenwerking tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Mondriaan Fonds in het klooster San Francesco della Vigna.
Vlaanderen organiseerde ook twee keer op eigen kracht een tentoonstelling in de stad wanneer de Franse Gemeenschap het paviljoen invulde: in 1999 was er de tentoonstelling Trattendosi samengesteld door S.M.A.K. en in 2015 de tentoonstelling Master Mould and Copy Room door curator Hans De Wolf (VUB).
Nieuwe spelers
Voor de edities 2009 en 2013 werd het select gezelschap van museumdirecteurs uitgebreid met enkele nieuwe spelers in het kunstenveld en een delegatie van de toenmalige Commissie Beeldende kunst. Deze selectiecommissie koos voor Vlaamse oeuvres van internationaal niveau die onvoldoende internationale erkenning kregen. Ze adviseerden unaniem Jef Geys voor de editie van 2009 en zetten voor de editie van 2013 kunstenares Lili Dujourie als eerste op een shortlist.
De sector was kritisch omwille van het besloten karakter van de commissie die telkens één kunstenaar voordraagt. Bovendien week toenmalig minister van Cultuur Joke Schauvliege af van het advies van de selectiecommissie door te kiezen voor Berlinde De Bruyckere in plaats van Dujourie. Het is nog steeds niet duidelijk waar dit externe advies vandaan kwam.
Kunstenpunt speelde in op deze controverse en organiseerde in mei 2015 een ontmoeting voor minister Gatz met de commissarissen van andere landenpaviljoenen over hun – sterk uiteenlopende – selectiemethodes. [1] Geïnspireerd door deze buitenlandse voorbeelden organiseerde minister Gatz een jaar later, op 27 april 2016, een open oproep voor de Biënnale van 2017, waar kunstenaars samen met een curator op konden intekenen.
De evaluatiecriteria waren:
- artistieke kwaliteit/originaliteit,
- relevantie in het hedendaagse kunsten discours,
- relevantie als nationale inzending,
- internationaal groeipotentieel van curatoren en kunstenaar(s),
- haalbaarheid,
- potentieel voor bijkomende middelen.
De keuze voor een open oproep werd door de sector goed ontvangen. De open oproep werd echter wat laat gepubliceerd, op een moment dat de meeste andere paviljoens hun tentoonstellingen al bekendmaakten. Concepten werden een maand later al verwacht (op 27 mei 2016). De jury selecteerde vervolgens drie à vijf voorstellen die de kandidaten verder mochten uitwerken en moesten indienen per 1 juli 2016.
De samenstelling van de jury werd samen met de vijf concepten bekendgemaakt: kunsthandelaar en designer Axel Vervoordt (voorzitter), voormalig secretaris-generaal Departement CJSM Christine Claus, kunstenaar Honoré d’O, Marianne Hoet van veilinghuis Christie’s en vormgever Bram Van Den Boogaart.
De jury werd bekritiseerd door pers en sector omwille van haar samenstelling (een groot aandeel kunstmarkt en private sector, en geen curator omdat een internationaal expert last minute moest afhaken) en omdat ze in haar uiteindelijk juryverslag plots nieuwe elementen naar voren schoof die niet in de oorspronkelijke oproep vervat waren, zoals:
- een sterke, visuele en eenvoudige presentatie, perfect geïntegreerd in het paviljoen,
- nieuw en verfrissend werk in lijn met het oeuvre,
- een positieve en mooie boodschap (als tegengewicht voor politiek geladen of choquerende kunst met een negatieve boodschap die op de Biënnale alomtegenwoordig is).
Vooral de aspecten “mooie en positieve boodschap” en de “onmiddellijke beleving van een eenvoudig beeld” werden op de korrel genomen. [2]
Nieuwe formats
Voor de inzending van de Franse Gemeenschap in 2015 voegde curator Katerina Gregos een nieuw aspect toe. Ze startte een sponsorprogramma, dat in 2017 onder de noemer ‘Vrienden van het Belgisch paviljoen’ werd verdergezet door curator Eva Wittocx voor de tentoonstelling van Dirk Braeckman. Deze insteek vormde een welkom initiatief: het was een manier om de interesse van de private sector om te zetten in een financiële ondersteuning van het paviljoen, terwijl die inhoudelijk volledig afstand hield van de selectieprocedure.
Voor de inzending van de Biënnale in 2019 plaatste de Franse Gemeenschap zijn open oproep binnen het cultureel akkoord met Vlaanderen: “(…) la Communauté française a choisi de développer un projet, porté par un ou plusieurs artistes et leur commissaire, témoignant de la vivacité de la création et des synergies en Belgique.”
Dit kaderde in een wens van de beide ministers voor Cultuur (Greoli en Gatz) om in de toekomst meer samen te werken rond het Belgisch paviljoen. Twee van de zeven juryleden behoorden tot de Vlaamse Gemeenschap. Het Departement CJM werd uitgenodigd als waarnemer tijdens de beraadslaging, naast vertegenwoordigers van het Ministerie van de Franse Gemeenschap. De jury selecteerde de tentoonstelling Mondo Cane van de Vlaams-Brusselse kunstenaars Jos De Gruyter en Harald Thys en curator Anne-Claire Schmitz. Er kwam kritiek vanuit de sector omdat de jury en minister hiermee zouden aangeven dat er geen Franstalige kunstenaars zijn voor de inzending.
De aanloop naar 2021
In mei 2019 organiseerde Kunstenpunt opnieuw een ontmoeting voor het Departement CJM en een delegatie van de Franse Gemeenschap om hen in contact te brengen met commissarissen van de landenpaviljoenen van Nederland, Denemarken, Finland, Noorwegen en Zweden (Nordic pavilion), Zwitserland, Australië en het Verenigd Koninkrijk.
Geïnspireerd door deze ontmoetingen organiseerde het Departement CJM op 21 juni 2019 een open gesprek met acht experten uit de beeldendekunstensector [3] rond enkele cruciale vragen: wat is vandaag de relevantie van de Biënnale in het internationale beeldendekunstengebeuren? Wat kan ze betekenen voor de sector, de deelnemende kunstenaar(s) en curatoren? En wat kan de Vlaamse beeldendekunstenscène ertoe bijdragen?
De werkgroep was het erover eens dat de Biënnale van Venetië belangrijk blijft, en dat het dus ook zinvol blijft voor de Vlaamse overheid om te investeren in de productie van een tentoonstelling in het Belgisch paviljoen. De experten stelden voor om voor de volgende editie niet uit te gaan van representatie (een grote naam of een belangrijk oeuvre), maar van een bijdrage aan het internationaal kunstgebeuren waarbij de visie en concept van de tentoonstelling belangrijker worden.
Inzetten op inhoud
Vorige procedures en keuzes hebben in Venetië geleid tot kwaliteitsvolle solotentoonstellingen van Vlaamse kunstenaars met naamsbekendheid. Maar de meest succesvolle paviljoenen tijdens de voorbije edities bleken volgens de experten in de eerste plaats sterke inhoudelijke inzendingen die passen in de context van tijd en plaats.
Denk aan het winnende Litouwse paviljoen met de opera Sun & Sea of de paviljoenen van Ghana, Zwitserland, Brazilië en België die tijdens de editie van 2019 hoog scoorden bij professionals én het publiek. Het tentoonstellingsconcept en het verhaal stonden voorop en dat sloeg aan, niet (enkel) de naamsbekendheid van de kunstenaar(s).
Het ene sluit het andere bovendien niet uit: een tentoonstelling die door internationale professionals en publiek als een inhoudelijk sterke bijdrage wordt beschouwd, straalt positief af op Vlaanderen en zijn kunstscene, en bezorgt de kunstenaar(s) en curator(en) internationale visibiliteit. Een sterk concept voor een tentoonstelling is trouwens steeds het resultaat van een nauwe samenwerking tussen kunstenaar en curator.
De werkgroep onderschreef ook het belang van het publiek – waarbij leesbaarheid een rol speelt zonder meerlagigheid uit te sluiten – en het publieke karakter van de Vlaamse inzending, waaraan de private sector na de selectie financieel en promotioneel kan toe bijdragen.
De werkgroep bekeek ook andere mogelijke procedures en besprak de voor- en nadelen. Zo maakte ze enkele kanttekeningen bij een open oproep. Enerzijds krijgt iedereen gelijke kansen. Anderzijds kan men zich afvragen of een open oproep wel de juiste condities schept om een sterk tentoonstellingsconcept uit te werken. Nemen mogelijks waardevolle kunstenaars en curatoren niet deel omwille van het competitief karakter? Het is een open vraag die de werkgroep op tafel legde.
De procedure
Op 25 februari 2020 – 8 maanden later – maakt het Departement CJM na overleg met Minister Jambon de nieuwe procedure bekend, waarin het gesprek met de experten van juni 2019 resoneert.
De 4 criteria die worden vastgelegd zijn:
- een sterk inhoudelijk concept,
- een bijdrage aan de internationale kunsten en het discours van vandaag,
- meerlagig maar visueel leesbaar,
- relevant voor het Belgisch paviljoen.
Het voorstel van de werkgroep om te vertrekken van een tentoonstellingsconcept wordt door de overheid vertaald naar een besloten oproep voor curatoren. Het Departement stelt een jury samen die drie tot zes curatoren mag aanduiden om een concept uit te werken. Op basis daarvan zal de jury een project kiezen als inzending voor het Belgische paviljoen op de Biënnale van Venetië voor beeldende kunsten in 2021.
Het Departement hanteert het criterium van het Kunstendecreet: kandidaten behoren tot de Vlaamse kunstenscène ongeacht nationaliteit of taal, maar men verwacht niet expliciet dat voorstellen getuigen van synergie met de Franse Gemeenschap (in tegenstelling tot de oproep van de Franse Gemeenschap in 2019 waarin wel een synergie met de Vlaamse kunstscene werd vooropgezet).
Bij de samenstelling van de jury houdt het Departement rekening met evenwichten en diversiteit op alle niveau’s. Eén jurylid is verbonden met de Franse Gemeenschap. Er zijn echter geen kunstenaars lid van de jury, wat betreurd wordt. De jury bestaat uit: Jozefien Van Beek, Els Wuyts, Hicham Khalidi, Devrim Bayar, Zeynep Kubat, Sofie Van de Velde en Frank Benijts.
Het Departement zoekt deze keer een neutraal voorzitter die de beraadslaging enkel modereert zonder inhoudelijke inbreng en zonder stemrecht: Dirk De Wit (Kunstenpunt).
De jury komt samen op 28 februari 2020. Ze nemen de vier opgelegde basiscriteria als uitgangspunt en selecteren vervolgens zeven curatoren. Bij het uitbreken van de coronacrisis trekt één kandidaat zich terug. Omdat de jury opdracht kreeg om maximum zes curatoren voor te dragen, werd er geen vervanging gezocht. Op 6 april 2020 maakt het Departement CJM de criteria, de bijkomende voorwaarden en de zes kandidaten bekend.
Omdat twee juryleden uit de eerste selectieronde – Devrim Bayar en Els Wuyts – professionele banden hadden met telkens één kandidaat, beslissen zij in overleg met het Departement CJM dat ze zich zouden terugtrekken uit het verdere verloop van de jurering. Over de selectieprocedure voor deze inzending werden vragen gesteld in de Commissie voor Cultuur van het Vlaams Parlement.
Tijdens het selectieproces maakt de Biënnale bekend dat de editie van 2021 wordt uitgesteld naar 2022 omwille van de coronacrisis.
3. Procedures in andere Europese landen
Ook andere Europese landen beschouwen hun inzending als een bijdrage aan het internationale kunstenveld. Ze doen dat met verschillende structuren, visies en procedures. Vinden we in hun aanpak een antwoord op de kwesties rond de Biënnale?
De opdrachtgever (commissioner)
Elk landenpaviljoen gaat uit van een opdrachtgever. Die rol wordt per land of regio op verschillende manieren ingevuld: soms is de opdrachtgever een ministerie, maar evengoed kan het een fonds, een instituut of een stichting zijn.
De ministers van Cultuur delegeren de organisatie van de inzending aan hun ministeries of instituten, zoals in België het geval is met het Departement CJM of de Administratie cultuur van het Ministerie van de Federatie Wallonië Brussel. In Frankrijk organiseert het Institut français de inzending in naam van de ministers van Cultuur én van Buitenlandse Zaken. De visie, criteria en procedures worden vastgelegd in overleg met de voogdijminister.
Arts councils, fondsen of instituten die werken op armslengte van hun voogdijministers organiseren hun inzending volledig onafhankelijk, zoals bijvoorbeeld het Mondriaan Fonds (Nederland), de British Council of het Institut für Auslandsbeziehungen (Duitsland). Ze vullen de visie, criteria en procedure in vanuit hun diepe (internationale) veldkennis en worden daarbij volledig door de ministeries gesteund. Het Vlaams Architectuurinstituut bijvoorbeeld werkt op deze manier voor de Vlaamse inzending voor de Biënnale van Venetië voor architectuur.
Ook de Danish Arts Foundation en Pro Helvetia (Zwitserland) werken onafhankelijk, maar daar krijgt de jury de rol van opdrachtgever. Dat betekent dat de jury volledig verantwoordelijk is voor het bepalen van de visie, de procedure en de criteria van de selectie. De jury’s worden daarin begeleid door die instituten. De procedure waarvoor zij kiezen, kan verschillen van editie tot editie. De jury van de Danish Arts Foundation is telkens verantwoordelijk voor twee edities, zodat ze bij de tweede inzending kunnen leren uit de eerste procedure en eventueel kunnen bijsturen.
Deze werkwijze wordt geïllustreerd met volgend voorbeeld. De jury koos in 2009 door middel van interne beraadslaging en zonder oproep voor de kunstenaars Elmgreen & Dragset, die carte blanche kregen voor de inzending van het Deens paviljoen: The Collectors. Dezelfde jury was verantwoordelijk voor twee edities, en wenste in 2011 het idee van het landenpaviljoen uit te dagen. Ze selecteerde zonder oproep vijf internationale curatoren om een voorstel uit te werken.
De jury bepaalde op basis van deze visie vier doelstellingen:
- de tentoonstelling moet een globaal perspectief hebben, en daagt in vorm en inhoud de traditionele natierepresentatie uit,
- de tentoonstelling moet internationale aandacht trekken en debat uitlokken,
- de tentoonstelling moet als innovatief beschouwd worden door kunstprofessionals en publiek,
- de tentoonstelling moet degelijk gecommuniceerd en gepromoot worden.
In 2011 werd Katerina Gregos (freelance curator gevestigd in Brussel) geselecteerd met Speech Matters, een groepstentoonstelling met 18 internationale kunstenaars waarvan twee Deense. Het was de eerste keer dat er een grote internationale groepstentoonstelling in een paviljoen georganiseerd wordt. De expo raakte het globale thema aan van de vrijheid van meningsuiting, die op vele plaatsen in de wereld onder druk staat. Tegelijk was het thema op dat moment heel actueel in Denemarken, waar er ophef heerste rond cartoons met de profeet Mohammed.
Dit voorbeeld brengt ons bij de volgende punten: de procedures, de jury en de nationale (of regionale) inzending.
De procedures
Procedures verschillen van paviljoen tot paviljoen, en bovendien kan per paviljoen de procedure bij elke editie bijgestuurd worden.
- Sommige landen werken met een gesloten procedure: de British Council en het Institut für Auslandsbeziehungen (IFA) stellen voor elke editie een jury samen die een keuze maakt zonder oproep. De jury die voor de British Council een kunstenaar aanstelt zonder oproep, kiest vervolgens een curator op basis van een open oproep. Enkel curatoren die al met de geselecteerde kunstenaar hebben gewerkt, komen in aanmerking. De jury van IFA stelt zonder oproep een curator voor, die in volledige vrijheid kunstenaar(s) kiest waarmee hij of zij een tentoonstelling uitwerkt. Het Institut français stelt een jury samen die een kunstenaar selecteert, die vervolgens zelf een curator en team kan kiezen.
- Andere landen werken met een gesloten oproep: een jury nodigt een beperkt aantal kunstenaars en/of curatoren uit om een project voor te stellen, en maakt daaruit een finale keuze. Zo heeft het Departement CJM voor de editie van 2022 een gesloten oproep georganiseerd voor curatoren.
- De meeste landen werken met een open oproep voor kunstenaars, curatoren of beiden, waaruit vervolgens een jury een keuze maakt. Dat was het geval bij bijvoorbeeld de Franse Gemeenschap voor de edities 2011, 2015 en 2019. Soms werkt men met nog een tussenstap: kandidaten stellen een idee of concept voor, een jury stelt een shortlist samen van geselecteerden die hun idee verder uitwerken, waarna de jury één project kiest. Zo pakte het Departement JCM het aan voor de editie 2017, naar het voorbeeld van Schotland, Noord-Ierland, Nederland (behalve voor 2022) of Finland.
Over de open oproep is er vaak discussie. Enerzijds geeft zo’n call aan iedereen de kans om een project voor te stellen, maar anderzijds levert het niet steeds verrassende of kwaliteitsvolle voorstellen op. Raija Koli, directrice van Frame Finland en opdrachtgever van het Fins Aver Aalto Paviljoen, stelt het als volgt:
“For 2013, 2017 and 2019 we had an open call for artists and curators with an invited international jury to make the selection. For 2015 and now for 2022 we made an internal selection partly based on the material from the previous open calls. The problem with open calls is that while they may seem democratic and indeed have the benefit of highlighting some artists that might have been overlooked, the artist is still selected by a small group of people. We decided not to have an open call this time for two main reasons: the most interesting artists will not keep applying when they end up not being selected over and over again. Second, the process is time consuming – time that would be better spent on actual production of artwork, and on the fundraising which is necessary in Finland with our limited budget.”
Madeleine Schuppli, hoofd beeldende kunst van Pro Helvetia stelt het als volgt: “Pro Helvetia’s selection procedure is not fixed in permanent regulations. The procedure is discussed with the jury each time from scratch. For instance an open call was considered this time but then rejected (curators and/or artists + curators). Each method of selection – direct nomination, competition on invitation, open call – has its advantages and disadvantages and can reach different ‘target groups’: renowned senior artists, mid career artists, young artists, curators, artist-curator-teams etc.”
Ook het Mondriaan Fonds, dat sinds jaren met een open oproep werkt, stelde een jury samen voor de editie 2022. Die jury bracht een longlist van kunstenaars en curatoren die al eerder deelnamen aan de selectieprocedures voor de Biënnale terug tot een shortlist. De geshortliste kunstenaars of curatoren kregen een maand om een project in te dienen waaruit de jury de inzending koos. De procedure werd pas bekendgemaakt nadat de jury haar beslissing had genomen.
Tenslotte bepalen sommige opdrachtgevers een thema voor de inzending. Zo koos de opdrachtgever van het Nordic pavilionvoor de editie 2019 bijvoorbeeld het thema klimaat. Ook Het Vlaams Architectuurinstituut (VAI), opdrachtgever voor de inzending van de Biënnale voor architectuur, bepaalde voor de editie 2021 een thema: ‘het geheugen als ontwerpatelier’. Directrice Sofie de Caigny schreef er een tekst over die als basis diende voor de open oproep, waaruit een jury van zeven leden de inzending zal kiezen.
De jury
Sommige opdrachtgevers werken zonder jury, zoals OCA Norway dat voor 2022 een collectief aanstelde van curatoren die kunstenaars selecteren en de tentoonstelling maken. Maar de meerderheid van de opdrachtgevers gaat in zee met een jury van experten met verschillende profielen.
Vaak worden daarbij ook buitenlandse experten betrokken om lokale belangen te overstijgen en om een internationale blik op de lokale kunstscene binnen te brengen. De Biënnale is immers per definitie internationaal.
Sommige opdrachtgevers kiezen voor een internationale jury zoals het IFA of Frame Finland. Anderen kiezen voor één buitenlands expert, zoals het Departement CJM dat nastreeft (voor de editie van 2017 haakte deze expert last minute af), of gaan voor een 50/50-samenstelling, zoals het Mondriaan Fonds deed voor de editie van 2022: naast vier Nederlandse juryleden werden curatoren gevraagd van belangrijke instellingen zoals Tate Modern, Frankfurter Kunstverein, MoMA en Liverpool Biennale. [4]
Sommige opdrachtgevers werken met profielen, zoals bijvoorbeeld bij de samenstelling van de jury door de Franse Gemeenschap voor het Belgisch paviljoen editie 2019. De jury bestond uit een journalist, een internationaal expert, een curator, een galerist, een vertegenwoordiging uit de beoordelingscommissie beeldende kunst en twee vertegenwoordigers van de Vlaamse kunstscène: Eva Wittocx en Cis Bierinckx. [5]
De meeste opdrachtgevers hebben vandaag meer aandacht voor evenwichten in generaties, gender en culturele achtergrond in de jury. Meer diversiteit zorgt er voor dat het perspectief op kunst wordt opengetrokken en de discussie wordt verrijkt. Dat heeft invloed op de diversiteit van de kunstenaars en curatoren die worden geselecteerd. Zo werd kunstenares Larissa Sansour (geboren in Oost-Jeruzalem, gestudeerd in Kopenhagen, Londen en New York) gekozen voor het Deens paviljoen in 2019. Kunstenares Zineb Sedari mag het Franse paviljoen invullen in 2022 (geboren in Parijs, leeft en werkt in Londen en Algiers; oprichtster van Artist residency in Algiers waarmee ze de ontwikkeling van de lokale kunstscene ondersteunt).
De meeste opdrachtgevers stellen hun jury samen met experten die werken in de publieke sector zoals museumdirecteurs en curatoren. Juryleden uit de private sector vormen eerder de uitzondering. Vlaanderen, de Franse Gemeenschap en Pro Helvetia betrekken soms (een) galerist(en), en in Vlaanderen kunnen ook verzamelaars of experten werkzaam in de kunstmarkt gevraagd worden.
Dat brengt ons bij de vraag over de positie van kunstenaars: komen zij enkel aan bod bij de artistieke invulling van de inzending, of worden zij ook betrokken in de opdrachtformulering en in de procedure? In de Scandinavische landen krijgen kunstenaars inspraak in de opdrachtformulering en/of nemen ze deel aan de jury. In Vlaanderen gebeurde dit op verschillende manieren: zo was Honoré d’O jurylid voor de inzending in 2017 en waren er twee kunstenaars betrokken bij de werkgroep die het Departement CJM heeft samengeroepen rond de doelstellingen voor de editie 2022.
Nationaliteit en samenwerking
De meeste opdrachtgevers gaan open en flexibel om met nationaliteit in de context van landenpaviljoenen. Ze volgen daarmee de realiteit van de internationale kunstscene: kunstenaars zijn nu eenmaal mobiel en gaan samenwerkingen aan over de grenzen heen.
Meestal wordt het principe gehanteerd van ‘verbondenheid met de nationale of regionale kunstscene’, zowel voor kunstenaars als voor curatoren. Sommigen gaan een stap verder en staan zonder meer open voor internationale kunstenaars en curatoren. Voor het Nordic pavilion kan de curator ook van buiten Scandinavië komen; de opdrachtgever van het Deens paviljoen ging in 2011 expliciet op zoek naar internationale curatoren en nodigde internationale kunstenaars uit voor de groepstentoonstelling.
Ook tussen paviljoens wordt het landenperspectief opengebroken. Zo werkten Vlaanderen en Nederland al meerdere keren samen (zie hoger). In 2019 stelde de Franse Gemeenschap zijn inzending in het kader van het cultureel akkoord met Vlaanderen. In 2013 ruilden het Institut français en het IFA hun paviljoenen: Duitsland presenteerde in het Franse paviljoen internationale kunstenaars uit landen die nauwe banden hebben met Duitsland zoals China, Iran, Indië en Zuid-Afrika; Frankrijk toonde kunstenaar Anri Sala in het Duits paviljoen.
Noorwegen, Zweden en Denemarken delen het Nordic Pavilion met als vaste partners het Kiasma Museum (Finland), Moderna Museet (Zweden) en Office for Contemporary Art OCA (Noorwegen). Om beurten nemen ze de inzending voor hun rekening, die ze vrij invullen maar die door de twee andere partijen bevestigd wordt, met als spelregel dat er telkens ten minste één kunstenaar uit elk land wordt getoond (ook kunstenaars uit andere landen zijn welkom) en dat de curator ook ‘non Nordic’ kan zijn.
Het Mondriaan Fonds in Nederland gaat nog een stap verder: voor de editie van 2022 zal het Rietveld paviljoen ingevuld worden door Estland, dat geen vast paviljoen heeft in de Giardini. De Nederlandse inzending met kunstenares Melanie Bonajo zal elders getoond worden in de stad. Directeur Eelco Van der Lingen stelt het als volgt:
“De Giardini is een afspiegeling van geopolitieke machtsverhoudingen van weleer, dat wordt wel vaak vastgesteld, maar geen land wil de consequenties van die constatering aangaan en de plek in de Giardini opgeven. Tegelijkertijd is het voor ons goed om voor een keer uit deze comfortzone te stappen en om te kijken welke vrijheid het oplevert als we buiten de muren van het paviljoen treden. Dit geeft de Nederlandse inzending ook de kans tot een plan te komen waarbij geen rekening gehouden hoeft te worden met de context van Rietveld, het paviljoen of de Giardini.”
Ecologie en klimaat
De kwesties rond vervoer en materiaalgebruik sijpelen stilaan door bij opdrachtgevers en geven aanleiding tot lokaal produceren (om vervoer te beperken) en een duurzame omgang met materiaal. Sinds de overstroming in 2019 circuleerden oproepen in de media om duurzamer te werken, die versterkt worden door de Covid-19 crisis. Het is afwachten of dit bewustzijn ook zal leiden tot meer duurzaam werken tijdens de komende Biënnales.
4. Conclusies
Hoe kan een opdrachtgever een bijdrage aan de Biënnale organiseren, van en voor de sector, en voor het (internationaal) publiek?
De geschiedenis toont de zoektocht van verschillende opdrachtgevers naar open en transparante procedures die de vinger aan de pols houden van de hedendaagse kunst en de samenleving waarvan die deel uitmaakt. Een eindeloos aantal verschillende procedures zijn mogelijk, en één heiligmakende vorm bestaat niet. Een procedure wordt wél best nauwkeurig uitgetekend op basis van een visie, met ingebouwde mechanismen voor checks and balances, en moet helder worden gecommuniceerd.
We stellen de voorbije decennia een evolutie vast van procedures gebaseerd op representatie en machtsconcentraties, naar procedures die een diverser palet aan beeldende kunstprojecten met zich meebrengen, én scherpe keuzes mogelijk maken.
Ook in Vlaanderen is het cruciaal om in de veranderende wereld waarin we leven eerst – en bij elke editie – te peilen naar de betekenis van de Biënnale, wat die voor de Vlaamse kunstscene betekent en wat Vlaanderen daaraan kan bijdragen (zoals de werkgroep die het Departement CJM samenbracht in juni 2019 deed).
Naast de actuele betekenis van de Biënnale is het ook goed om op regelmatige tijdstippen terug te kijken: welke trends hebben we de voorbije tien jaar gezien, wat werd opgepikt, wat hebben we laten liggen? Zo’n terugblik heeft de procedure voor de editie 2022 van Mondriaan Fonds en Frame Finland mee bepaald.
Om de vier jaar maakt Vlaanderen deze oefening, waardoor de continuïteit van dit proces van bevragen, beslissen, evalueren en bijsturen na elke editie lijkt stil te vallen, om twee jaar later opnieuw op gang te trekken. Die noodzakelijke continuïteit werd vroeger opgezocht met onder andere een tentoonstelling vanuit Vlaanderen in Venetië wanneer de Franse Gemeenschap het Belgisch paviljoen gebruikt, of door samen te werken met andere paviljoenen. Een structurele oplossing is er (nog) niet.
In deze reflectie over de betekenis van de Biënnale spelen het lokale en het internationale op elkaar in: vanuit het lokale aansluiten bij het internationale forum, en het internationale forum dat een andere blik op het lokale met zich meebrengt. Een louter lokale insteek zou een mismatch kunnen betekenen met het internationale forum. Enkel werken vanuit het internationale houdt het gevaar in om betekenisloze internationale bubble kunst te reproduceren.
Een andere cruciale factor is tijd: de tijd om een visie te ontwikkelen, de tijd die potentiële indieners krijgen om voorstellen te formuleren, de tijd voor de beraadslaging en de tijd voor het geselecteerde project om in alle rust de tentoonstelling in Venetië te maken. Ondanks de beschikbare tijd (Vlaanderen is om de vier jaar aan zet) start de procedure telkens laat op.
Er is vertrouwen nodig tussen de opdrachtgever en de sector, waarbij de betrokkenheid van de sector bij het proces van selecteren, evalueren en consulteren helder gecommuniceerd wordt.
Beeldendekunstexperten spelen een cruciale rol in de procedure. Ze vormen de brug tussen de lokale sector, het internationale kunstgebeuren en de opdrachtgever. Hun internationale ervaring (en bij voorkeur ervaring met de Biënnale) is cruciaal, alsook hun voeling met de lokale kunstscene. Internationale juryleden brengen die blik van buiten mee en hebben meestal geen betrokkenheid bij de ingediende projecten. Ook kunstenaars brengen een andere blik mee. De diversiteit (in alle opzichten) van de experten is essentieel voor de diversiteit van de inzendingen. Pas in 2013 werd het paviljoen vanuit Vlaanderen ingevuld door een vrouw: Berlinde de Bruyckere, en in 2017 was Eva Wittocx de eerste vrouwelijke curator.
Tenslotte is een jury nooit representatief voor het hele kunstenveld en draagt een brede vertegenwoordiging altijd het risico van teveel compromis in zich. Dé beste tentoonstelling en dé beste kunstenaar bestaan niet. Steeds meer weegt het belang door van een betekenisvol verhaal voor die plek op dat bepaald tijdstip. Zo’n keuze sluit a fortiori andere kunstenaars en projecten uit. Daarom kan de Biënnale, ondanks haar groot belang, het best gezien worden als deel van een veelheid aan Biënnales en kunstmanifestaties.
Wie weet zal de coronacrisis een decentraliserend effect hebben? De hele planeet die om de twee jaar samenkomt op één plek om “het ultieme excellente” te komen aanschouwen en vieren: behoort zoiets niet stilaan tot het verleden? Het zou een grote druk op de Biënnale – én op Venetië – doen wegvallen.
Voetnoten
[1] Kunstenpunt richtte samen met Mondriaan Fonds het Visual Art Platform op, een informeel overlegorgaan tussen Europese steunpunten en fondsen over internationale samenwerking in beeldende kunsten. Leden zijn Kunstenpunt, Mondriaan Fonds, Acción Cultural Española, Pro Helvetia, Arts Council England, Institut für Auslandsbeziehungen IFA, Danish Arts Council, OCA Norway en Frame Finland.
[2] Zie: Geert Van Der Speeten: ‘Waarom het altijd hommeles is als we een kunstenaar naar Venetië sturen?’ De Standaard, 11 juni 2016 en Frank Vande Veire: ‘De Biënnale is toch geen Eurosong for kids?’ De Standaard, 15 juni 2016
[3] Twee journalisten, twee curatoren, twee kunstenaars en twee curatoren die tentoonstelden in het Belgisch paviljoen
[4] Kate Bush (curator Tate Modern), Stijn Huijts (director Bonnefantenmuseum), Hicham Khalidi (director Jan van Eyck Academy), Franziska Nori (director Frankfurter Kunstverein), Ugochukwu-Smooth Nzewi (curator MoMA – Museum of Modern Art, New York), Fatos Üstek (director Liverpool Biennale), Rieke Vos (curator Het HEM), and non-voting chairperson Eelco van der Lingen (director Mondriaan Fund).
[5] Personnalités issues de la Fédération Wallonie-Bruxelles: une personnalité internationale du monde de l’art (Guillaume Désanges); un critique d’art (Anne Pontegnie), un commissaire d’exposition (Katerina Gregos), un galeriste (Sébastien Ricou), un représentant de la Commission consultative des Arts plastiques (Bernard Marcelis).
Personnalités issues de la Communauté flamande: la commissaire du pavillon belge à Venise en 2017 (Eva Wittocx), un commissaire d’exposition (Cis Bierinckx).