Op zoek naar de juiste taal. Nieuwstedelijke Grond in Gent #1

Proloog

Met welke termen beschrijf je artistieke, culturele en politieke praktijken die je voor ’t eerst leert kennen?

Wie laat je aan het woord?

Hoe zorg je ervoor dat je je eigen perspectief niet laat domineren, of erger nog, er de indruk ontstaat dat je deze objectief zou kunnen beschrijven?

Hoe geven we zichtbaarheid aan de onderhuidse culturele dynamieken van een stad zonder ze door middel van de taal te marginaliseren of altijd weer te definiëren ten opzichte van datgene dat wel alom erkend en zichtbaar is?

Studioruimte in De Koer in aanbouw

Beschrijven is bepalen: de blik van buitenaf

Ik zoek naar de juiste taal voor deze eerste blog rondom het project Nieuwstedelijke Grond.

Op uitnodiging van Sofie Joye, medewerker onderzoek en ontwikkeling bij Kunstenpunt, bezoek ik dit jaar verschillende keren de stad Gent op zoek naar actuele culturele praktijken die zich vaak onder de radar van het (nationaal) gesubsidieerde veld afspelen. We laten ons leiden door drie gidsen: beeldend kunstenaar en artistiek coördinator Tim Bruggeman, regisseur, danser en acteur Haider Al Timimi en rapper en socioloog Fatih Devos. Zij brengen door middel van het gesprek met mij en Sofie de stad voor ons in kaart vanuit hun kennis en blikveld. Ieder gesprek eindigt met een lijst met namen van sleutelfiguren die de stad iedere dag weer opnieuw maken en bepalen.

Maar wat is de juiste toon die recht doet aan de mensen die we gesproken hebben en bereid waren hun kennis en ervaringen met ons te delen? Het traject in Gent volgt eerdere trajecten in Brussel en Antwerpen op. Chris Keulemans bracht Brussel in kaart en Quinsy Gario schreef over zijn ervaringen in Antwerpen. Met beide schrijvers heb ik veel verwantschap, ondanks het feit dat hun teksten en aanpak zeer verschillen. Chris zijn tekst volgt het ritme van de wandelingen en gesprekken. Zijn verslag doet me denken aan de flaneur van Walter Benjamin; het idee te wandelen zonder vastomlijnd doel. In het hier en nu van de stedelijk dynamiek geabsorbeerd worden. Geen ander doel te hebben dan de energieën van een stad op te snuiven: de stad zelf als beste gids.

Quinsy’s perspectief leert ons dit alles te problematiseren. Hij legt een verband tussen het in kaart brengen en beschrijven van nieuwstedelijke praktijken en kolonialisme. Het ontstaan van wereldkaarten kwam immers voort uit de behoefte land in kaart te brengen. En de geschiedenis leert ons hoe het vastleggen van gebieden door middel van een kaart uiteindelijk altijd een manier is geweest om deze te beheersen, in te nemen en te koloniseren. Beschrijven is bepalen. Vandaar het belang van het kiezen van de juiste woorden. Hoe iets te beschrijven dat je niet kent? Hoe een taal te vinden die uit de praktijk zelf voortkomt?

Kunstenpunt koos er voor drie Nederlanders de steden Brussel, Antwerpen en Gent te laten bezoeken vanuit een interesse in de frisse blik van de buitenstaander. Maar precies die afstand vormt meteen ook de uitdaging; hoe zorgen we ervoor dat het ‘andere’ of ‘nieuwe’ niet het ‘vreemde’ wordt? Hoe de valkuil van de exotificatie en het voyeurisme te voorkomen? Hoe te ontsnappen aan de eeuwige hel van de ‘toerist’?

Lara Staal en Tim Bruggeman in gesprek in Akker & Ambacht

De Koer

De eerste persoon in Gent die we spreken is Tim Bruggeman. Hij is een van de initiatiefnemers van De Koer in de wijk De Brugse Poort. De Koer beschrijft zichzelf als ‘fijnschalige, multidisciplinaire, artistieke en sociale werking in het midden van de Brugse Poort die ruimte maakt voor experiment en inspireert tot spel, reflectie en actie. De plek is collectief, duurzaam en voortdurend onaf.’

De Brugse Poort is een volksbuurt, getekend door de industriële uitbreiding in de 19de eeuw. Toen de textielindustrie in de jaren ’30 in elkaar stortte werd de Brugse Poort één van armste wijken van Gent. De vele goedkope woningen waren de enige betaalbare huizen voor de nieuwe gastarbeiders. De Brugse Poort kent vandaag de dag vele talen en achtergronden. Vanaf de jaren negentig ontstonden er allerlei initiatieven die een nieuwe dynamiek wilde creëren (o.a. het project ‘zuurstof voor De Brugse poort’ in 2002), tegelijkertijd riep dit ook weerstand op en zorgen over toenemende gentrificatie.

We spreken Tim Bruggeman op een doordeweekse dag aan het einde van de middag. Het regent en de Koer lijkt verlaten. De Koer heeft een vrolijke, rommelige binnenplaats met een tuin met afdak en een grote oven. Als we het gebouw binnenstappen staat er een vrouw met hoofddoek te koken die ons vertelt dat Tim al naar huis is. Na een telefoontje blijkt Tim toch aanwezig en we spreken af in Akker & Ambacht een buurt- en stadstuinwinkel, die de ruimte van de Koer huurt. We krijgen kruidenthee en mogen zelf onze koekjes uitkiezen terwijl buiten de regen gestaag naar beneden blijft vallen.

Sofie Joye maakt foto in De Koer

Tim vertelt ons hoe hij min of meer toevallig in De Brugse Poort belandde. Tijdens zijn studie grafisch ontwerp aan het KASK was hij op zoek naar atelierruimte. Toen bleek dat de meubelfabriek in De Brugse Poort leegstond nam hij er zijn intrek samen met Zwart Wild, een collectief van kunstenaars. Tim beschrijft de Brugse Poort als een anarchistische buurt met een schrijnend gebrek aan publieke ruimte. De meubelfabriek werd al snel een bloeiende plek met niet alleen ateliers, maar ook een weggeefwinkel, een fietsherstelplaats en een buurtcafé. Allemaal initiatieven die nooit van tevoren uitgedacht of georkestreerd zijn maar van binnenuit ontstonden. Verschillende organisaties huisden in hetzelfde pand en beschikten allen over een sleutel, maar de invulling was tijdelijk en na anderhalf jaar moesten ze eruit.

Toen Tim en zijn collega’s op zoek gingen naar een nieuwe ruimte besloten ze de stad om hulp te vragen en werd De Koer geboren. Ze vond onderdak een in onbruik geraakt volkshuis in de Meibloemstraat dat voor 35 jaar in erfpacht genomen werd van de eigenaar. Het gebouw was in erbarmelijke staat en de opstartsubsidie van de stad te mager om echt iets op te kunnen bouwen. Tim: ‘Om aan meer middelen te komen kwamen we terecht in een versneld proces van institutionalisering. We hebben ons de vraag gesteld wat voor soort werking we wilden. Onderzoeken is niet betonneren. Een gebouw is een structuur die zowel opengelaten moet worden als dat er keuzes gemaakt moeten worden.’

De eerste zomer van De Koer werd een bouwzomer waarbij de hele buurt vrijwillig heeft meegeholpen. Daarna ontstond de residentiewerking waarbij kunstenaars worden uitgenodigd om nieuw werk te ontwikkelen in verhouding tot de gelaagde historische, architecturale en sociale betekenis van de Koer.

Met steun vanuit het participatiedecreet werden ook collectieve acties opgezet. Zo organiseerden ze bijvoorbeeld ‘Bassin Public’ waarbij er zelf zeep werd gemaakt met planten uit de tuin en alle tapijten uit de buurt werden gewassen, en ’72 uur vuur’ waarbij er met de gemeenschap een broodoven gebouwd werd en er 72 uur lang broden zijn gebakken. ‘De residentiewerking stelt het auteurschap ter discussie en stelt de vraag hoe collectieve samenwerkingen eruit kunnen zien’, aldus Tim.

Café De Koer

Het café wordt gerund door vrijwilligers. Daarnaast organiseert De Koer concerten en werd de oude cinemazaal hersteld om iedere donderdag films te kunnen tonen. ‘Het gaat erom de dingen niet op voorhand vast te leggen, maar de vraag te stellen: waar is de goesting?’

Hoewel De Koer gedwongen werd te institutionaliseren om te kunnen overleven, bleek het binnentreden van het Vlaamse subsidiestelsel een complexe onderneming. De organisatie creëert ruimte voor praktijken op het snijvlak van kunst, cultuur en burgerschap. Elementen als gemeenschapsvorming, diversiteit, ontmoeting, spel en verbeelding nemen een gelijkwaardige plek in. Deze gelaagde werking maakt het onmogelijk te moeten kiezen tussen de verschillende subsidie decreten aangezien deze de praktijk van De Koer voortdurend tekortdoen: ‘We worden gedwongen te kiezen tussen sociaal en artistiek, lokaal en stedelijk… Wellicht is er wel meer speelruimte, maar de financiële precariteit maakt het moeilijk dat risico te nemen. En door de dossierlast hebben we geen tijd een lobby te voeren voor werking waarin een diversiteit van praktijken plaatsvinden. Daarnaast zijn de (kunsten-)decreten gericht op de individuele kunstenaar terwijl voor ons juist collectieve werkwijzen cruciaal zijn.’

Financiering voor kunst en cultuur is met de professionalisering steeds meer gefragmenteerd geraakt waardoor juist bottom-up praktijken die een kruisbestuiving tussen het artistieke en maatschappelijke creëren vaak buiten de boot vallen. ‘Ik hoop dat het stadsbestuur tijdens deze legislatuur nieuwstedelijke praktijken ten volle omarmt en beleidsoverschrijdend zoekt naar oplossingen om deze op een duurzame manier te ondersteunen.’

bureau De Koer

Initiatieven als De Koer worden vaak door beleid toegejuicht maar het is de vraag of ze ook bereid zijn de condities te scheppen die nodig zijn om dit soort organisaties in leven te houden. Tim: ‘De term “tijdelijke invulling” lijkt het nieuwe Walhalla geworden omdat het leegstand bestrijdt en participatie steunt, maar er ontstaat een schrijnend gebrek aan duurzaamheid. Want zodra je iets opgebouwd hebt dat kan groeien, loop je het risico alweer te moeten vertrekken.’

Diepstedelijke Grond in plaats van Nieuwstedelijke Grond

Haider Al Timimi

We spreken choreograaf, regisseur, danser en acteur Haider Al Timimi in het gebouw van Bij’ De Vieze Gasten. Haider is artistiek leider van het theatergezelschap Kloppend Hert dat nauw met hen samenwerkt. Bij’ De Vieze Gasten is voortgekomen uit het gezelschap De Vieze Gasten, een groep die door middel van politieke collages van liederen en sketches commentaar leverde op de samenleving. In 2000 waren ze een van de eerste organisaties die als ‘sociaal-artistiek werk’ ondersteund werden. Tegenwoordig is Bij’ de Vieze Gasten een organisatie die sociaal-artistieke projecten realiseert, gastvoorstellingen presenteert en de ruimte beschikbaar stelt voor buurtorganisaties.

Kloppend Hert, het gezelschap van Haider maakt beeldend, bewegend, muzikaal theater en thematiseert hedendaagse sociale, economische en politieke vraagstukken. ‘Interculturaliteit maakt daar een wezenlijk onderdeel van uit’, zo valt te lezen op hun website.

Als we Haider het onderzoek van Kunstenpunt voorleggen zegt hij dat de term Nieuwstedelijkheid voor hem de lading niet dekt. ‘Wat wij doen is allang niet meer ‘nieuw’, migratie heeft mede de stad gemaakt. Ik zou eerder spreken van ‘Diepstedelijke creatie’.

Het gesprek volgt Haider’s eigen biografie: ‘Het was voor mij, komende uit een Irakese familie, onmogelijk om via een officieel scholingstraject in de kunsten terecht te komen, dat was thuis niet te verkopen. Mijn parcours is daardoor anders verlopen en ik heb er veel langer over gedaan om mijn plek te bepalen. Nu ik mijn eigen gezelschap heb, vond ik het heel belangrijk ook een jongerenwerking op te zetten (onder de titel ‘Jong Gewei’). Ik wil zorgdragen voor de alternatieve manieren waarop je in de kunsten kan belanden. Voor jongeren met een migratie achtergrond is het belangrijk verschillende gradaties te kunnen aanbieden. Het is niet altijd makkelijk de jongeren te rekruteren. Theater kruist hun pad vaak niet, ze denken eerder aan film of zijn gefocust op later geld verdienen. Dat heeft veel te maken met het tekort aan rolmodellen.

Haider’s interesse in kunst begon met breakdance en leidde hem via een voorstelling met Chokri Ben Chikha naar het Ballet van Vlaanderen, naar Rosas en het Brusselse Transfo Collect. ‘Mijn traject vangt aan onder de bibliotheek van Gent, daar vormde we met de tijd een breakdance community. Toen we weggepest werden door de conciërge vonden we een shopping centrum met een hele geschikte marmeren vloer. Na een tijdje noemde we onszelf ‘L’ecole des Champions’. Nu geeft Haider regelmatig zelf coaching aan jongeren door middel van workshops vaak vertrekkend vanuit de inhoud. Juist het bespreken van politieke problematiek zet jongeren aan: ‘Je hoeft maar over Israël en Palestina te beginnen of de vluchtelingencrisis en je bent meteen in gesprek.’

Sprekende over zijn positie in het veld is de strijd nog altijd niet volledig gewonnen, zo lijkt het. Ondanks de structurele subsidie in 2017 is het voor Kloppend Hert nog steeds niet vanzelfsprekend om speelplekken te vinden. Hokjesdenken speldt je al snel het label multicultureel theater op. Anderen vinden de thema’s waar we mee aan de slag gaan, te maatschappelijk gevoelig voor hun publiek. Zo wordt het gecensureerd. Het is niet vanzelfsprekend serieus genomen te worden door het professionele veld: ‘Ik heb mijn plek moeten bevechten en doe dat nog steeds wel op een bepaalde manier. We hebben nood aan nieuwe denkers, nieuwe visies en verhalen. Theater kan als vleugel dienen. We praten te veel over de verschillen en te weinig over wat we delen. Ik heb als Arabier geen monopoly op de identiteitscrisis. Op een bepaalde manier zijn we allemaal slachtoffer.’

Bal Mosquee

Op zaterdag 23 februari bezoeken we een van de jaarlijkse initiatieven van Kloppend Hert Bal Mosquee genaamd, een project dat is ontstaan vanuit een interesse om naast voorstellingen, ook artistiek onderzoek te delen met een publiek. Iedere Bal Mosquee neemt een thema als uitgangspunt. Door middel van livemuziek, theatrale interventies, documentaires en gesprek wordt dit keer de vraag ‘waar kan het naartoe met ons onderwijs?’ onderzocht. Vragen als: ‘Wat is de mens? Wat kunnen we kennen? Zijn wij onze hersenen? Zijn we van nature egoïstisch of zijn we sociale dieren? Wat is de verhouding tussen wetenschap en religie?’ worden in gezamenlijkheid en verspreid over twee weekenddagen verkend. Kloppend Hert toont werk van zichzelf, van Jong Gewei en nodigt gast-sprekers en gezelschappen uit voor lezingen en toonmomenten.

De avond vindt plaats in de zaal van Bij’ De Vieze Gasten. Druppelsgewijs komt er een zeer gevarieerd publiek binnen, jong en oud en van allerlei achtergronden nemen plaats op de kriskras opgestelde stoelen. De theateropstelling is voor Bal Mosquee omgedraaid; wij als publiek zitten op het podium en de spelers op de tribune. Achter ons tekent een meisje gedurende de hele avond associatieve tekeningen op de muur. Op de tribune zitten een tiental spelers in uitbundige kostuum kriskras verspreid. Haider zit in het midden en draagt een wolven-kostuum. Hij opent de avond met een vlijmscherpe tekst waarin hij als wolf de samenleving toespreekt. De wolf toont ons hoe we voortdurend meten met twee maten en ‘de ander’ slechts accepteren als deze bereid is eerst ‘getemd’ te worden. Thematisch is de toon daarmee meteen gezet.

Masters of ceremony Valentina Toth en Fatih De Vos

De programmaonderdelen die daarna volgen zijn allen zeer verschillend. We luisteren naar maatschappijkritische rap van ShiSha (Shirin Rabi), een West-Vlaamse muzikante met een Perzische achtergrond, jongeren van het gezelschap fABULEUS tonen hun work-in-progress over de toekomst van het onderwijs in regie van Haider zelf, kunstenaar Peter Aers brengt samen met vier spelers van Jong Gewei het kortverhaal Machtiger dan kennis, en architect, schrijver en beeldend kunstenaar Wim Cuyvers vertelt over zijn werk in relatie tot scholen, gebouwen en onderwijs. Tussendoor komt de Kinderfanfare (een project van Bij’ De Vieze Gasten) af en toe ongevraagd binnenvallen (waaronder tijdens de lezing van Wim Cuyvers die zijn ietwat conventionele voorleestoon respectvol moest onderbreken aangezien hij juist een pleidooi hield over non-hiërarchische vormen van kennis…).

Wat bij blijft is de rijkdom aan vormen van kennis en kunst en de verschillende instapniveaus die de avond de toeschouwers biedt. Behoorlijk theoretische en rationele bijdragen worden afgewisseld met klassieke zang en theatrale bijdragen zonder tekst. Een politieke speech als die van de wolf staat naast een literair verhaal over een peuter die de domheid van zijn ouders en de kleuterschool bevraagt. Humor en ernst, oud en jong, professioneel en amateuristisch; alles lijkt naast elkaar te mogen bestaan. Uiteindelijk gaat het om het aanleggen van een levend archief van inspiratiebronnen rondom onderwijs en disciplinering in bijzijn van een live publiek. Zeldzaam om een samengestelde avond mee te maken waarin niemand inboet aan zijn of haar niveau en er toch voor ieder iets uit te halen valt. Hoewel waarschijnlijk niemand van de aanwezigen de term ‘safe space’ zou gebruiken, heb ik zelden een situatie meegemaakt die de term zo dicht nadert.

Fatih De Vos

We ontmoeten socioloog, jeugdconsulent en rapper Fatih De Vos in De Vooruit waar hij een periode werkte als publiekswerker. We nemen plaats in een glazen ruimte op de communicatieafdeling. Van tijd tot tijd klinken er boorgeluiden aangezien De Vooruit verbouwd wordt. Maar Fatih’s aanstekelijke stem en boeiende levensverhaal komen overal moeiteloos bovenuit.

Zonder computer was Fatih Devos nooit in de kunst- en cultuurwereld terecht gekomen, zo laat hij ons weten. Hij kreeg er een op zijn achttiende en ontdekte Myspace, de voorloper van Facebook, maar dan gericht op muziek. Hij maakte een profiel aan en nam voor de lol een nummer op. Het werd meteen opgepikt. Naar eigen zeggen puberde hij laat en terwijl hij op de universiteit startte met sociologie, begon hij daarnaast meer en meer muziek te maken. Zijn teksten sorteerde succes en Fatih maakte al snel deel uit van de (weliswaar nog prille) rap scene in Gent. ‘Ik had er een dubbele relatie mee. Aan de ene kant ging ik er heel hard in. Aan de andere kant had ik nooit oogkleppen op. Ik bleef bezig met de samenleving. Rap werd zo een katalysator voor kunst en cultuur in bredere zin.’

Fatih’s netwerk groeide, hij trad op in België, Nederland en Zuid-Afrika en won diverse prijzen. Maar op een gegeven moment werd hij de hiphop een beetje beu ‘Er is veel oppervlakkigheid. Voor mij was hiphop geen doel maar een medium. Mijn drijfveer werd steeds meer de wens jonge gasten iets te vertellen, het delen van mijn levensverhaal, mijn eigen zoektocht naar identiteit. Hiphop heeft emancipatorische en politieke potentie. Je houdt de samenleving een spiegel voor. Rap is therapeutisch voor mij.’

Toch bereikt hij niet altijd de mensen die hij zou willen. Jongeren uit de buurt voelen zich vaak gemakkelijker aangetrokken tot gangsterrap ‘die houden de maatschappij ook een spiegel voor zou je kunnen zeggen. Het laat zien hoe de samenleving alleen nog maar om geld en succes draait.’ Fatih’s rap vinden die jongeren vaak te moralistisch, ze luisteren liever naar Boef. ‘Over mij zeggen ze “hij is wel allochtoon, maar hij praat niet als een allochtoon”.’ Zelf komt Fatih uit een arbeidersmilieu. ‘Daar heerst toch het idee dat je met kunst en cultuur geen geld kan verdienen. Mijn moeder vroeg zich af waar ik mee bezig was. Moet hij niet werken? Pas na jaren zag ze het opgebouwde netwerk en de fans…’

Lara Staal in gesprek met Fatih De Vos

Via hiphop workshops komt Fatih op allerlei scholen terecht. Hij geeft graag les vertelt hij ons. ‘Jongeren uit probleemsituaties of uit de arbeidersklasse zijn 10.000 stappen verwijderd van een plek als KASK. Dat is onvergelijkbaar met iemand uit de middenklasse. Het kunstzinnige wordt in die gezinnen niet van huis uit gestimuleerd. Die jongeren luisteren vaak naar hiphop die status biedt. Het idee iemand te kunnen zijn die je niet bent. Je gebrek aan zelfbeeld compenseren met stoere gangsterrap. Ze voelen zich aangetrokken tot het machismo, de criminaliteit en de onderdrukkende attitude naar vrouwen die in die muziek heerst. Maar rap moet anti-systeem blijven. Gangsterrap bevestigd de mainstream met hun focus op kapitalistische vormen van succes juist. Het wordt interessant als het incorporerende en het revolutionaire elkaar ontmoeten. Malcolm X en Martin Luther King hadden elkaar nodig.’

Fatih’s interesses liggen precies op het snijvlak van kunst en maatschappij, sociologie en poëzie, wetenschap en muziek. Helaas ervaart hij regelmatig een kunstmatige scheiding tussen die werelden. ‘De sociale sector en artistieke sector distantiëren zich van elkaar. Bij programmatoren is de artistieke norm toch altijd het belangrijkste’. Een van de projecten die hij als coach begeleid is ‘A school Called Tribe’; een project met jazzstudenten van het KASK en MC’s van de straat, waarbij muzikanten en rappers jamsessies met elkaar houden. ‘Er zit heel veel toekomst in omdat de muzikanten leren van elkaar. Het artistieke resultaat is een onvoorspelbare mix van jazz, hiphop en slam poetry.’

Als zelfstandig ondernemer loopt Fatih vaak tegen de muren tussen de subsidie labels aan. Het artistieke en participatieve zijn gescheiden. ‘Het is lastig bruggen te bouwen met een subsidiesysteem dat zo gefragmenteerd is. Ook de jaarlijkse thema’s die subsidienten hanteren werken vaak averechts. Je gaat dan de geldschieter naar de mond praten. Mijn interesses liggen juist op het snijvlak van theater, rap en journalistiek. Op moment ben ik bezig een album uit te brengen, een sociaal-artistieke jeugdwerkorganisatie op te starten en zal ik binnenkort beginnen aan een lerarenopleiding. En misschien dat ik, als de kalende plek op mijn achterhoofd de overhand genomen heeft en een monniksleven in isolatie mijn voorbestemd lot zal wezen, nog wel eens een roman zal schrijven.’

Je leest: Op zoek naar de juiste taal. Nieuwstedelijke Grond in Gent #1