Met dank aan familie, vrienden en dwazen*
De voltallige Vlaamse regering bezorgde ons in juli 2017 met de Conceptnota “Een langetermijnvisie voor aanvullende financiering en ondernemerschap in de Vlaamse cultuursector” een stevige brok vakantielectuur.
Beroepshalve mag ik me al geruime tijd met dit thema in de kunstensector bezighouden en dus moest ik de conceptnota aanvullende financiering grondig doornemen. Hier schets ik eerst het algemeen kader en ga daarna dieper in op twee bekommernissen.
Het doel van de conceptnota is zoveel mogelijk middelen naar de cultuursector te laten stromen en het marktfalen in het cultuurveld een halt toe te roepen, opdat culturele doelen kunnen worden gerealiseerd. De bijkomende middelen voor cultuur, waarvan sprake in de conceptnota, zijn aanvullend van karakter. Ze vormen dus geen alternatief voor het klassieke subsidiesysteem.
De conceptnota is een interessant document omdat het de resultaten van verschillende experimenten en onderzoeken bundelt en een aantal werven in kaart brengt. De Vlaamse regering stelt trouwens vast dat ze op eigen kracht een pak ideeën niet kan realiseren, omdat ze daar na zes staatshervormingen, doodgewoon de bevoegdheid niet voor heeft. Wat staat er dan wel in de startblokken om de actoren in de cultuursector beter te ondersteunen met aangepaste financiële instrumenten, advies en begeleiding? Kunstenloket wordt tegen 1 januari 2018 omgevormd tot Cultuurloket en krijgt een aantal nieuwe opdrachten. De planning van de oprichting van een Cultuurbank (werktitel) is voorlopig minder concreet. Ik vind het spijtig dat men de Sociale InnovatieFabriek vergat te vermelden, want daar is een pak kennis en inspiratie voorhanden.
Hoe kunnen we in afwachting zelf bijdragen aan de concretisering van die visie? Mijn eerste focus is die van het ‘ondernemerschap’ dat de overheid wil versterken. Omdat onderzoek overwegend geïnteresseerd leek in de geefzijde van fondsenwerving en de kant van de organisatie dan vaak onderbelicht bleef, nam HoGent initiatief voor een praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. De resultaten werden in januari 2015 gepubliceerd. In deze mindmap van zie je in één oogopslag wat er allemaal bij komt kijken.
Net zoals vele werkprocessen in de social-profitsectoren is het werven van fondsen geprofessionaliseerd. Om te beginnen moet je immers de regelgeving kennen en dat is al een eerste drempel. Vervolgens moet je tijd vinden om een aanpak op maat van je werking uit te denken en daar intern voldoende draagvlak voor ontwikkelen. Dit vraagt een minimum aan organisatiekracht en strategisch denken, niet altijd evident in kleine structuren. Wat vervolgens de grootste investering blijkt te zijn is promotie: contacten leggen, ontmoetingen organiseren, communicatie ontwikkelen… het vraagt zowel expertise als tijd als geld.
‘Wat brengt het op?’ vroeg moderator Franky Devos vijf jaar geleden tijdens een workshop op de conferentie Crossroads. De antwoorden van de vijf praktijkverhalen waren gemengd: het verzamelde kapitaal blijkt vaak symbolisch of sociaal. Sommigen getuigen ook van wat in mijn ogen de grootste bedreiging is in bovenstaand schema: spanning met de kerntaken.
Mijn tweede focus is het ‘marktfalen’ dat de Vlaamse regering wil verhelpen. Dit brengt ons alsnog bij de geefzijde. De Koning Boudewijnstichting pakte in april 2017 uit met het nieuws dat de Belg nog nooit zo vrijgevig was, het is te zeggen: sinds in 2011 met het onderzoek naar filantropie werd gestart. De rangschikking van de goede doelen doet vragen rijzen over de perceptie van de waarde van cultuur.
Dit voorbeeld illustreert voor mij dat het marktfalen niet alleen door meer cultureel ondernemerschap weggewerkt zal kunnen worden. Er valt wat voor te zeggen dat de bereidheid om te betalen voor cultuur niet beperkt moet blijven tot de jaarlijkse belastingbrief, de cultuurparticipanten en het persoonlijk netwerk van initiatiefnemers. Hoe we die ambitie realiseren is een complex vraagstuk dat cultuurwerkers op eigen kracht nooit opgelost krijgen. Beleidsmakers kunnen hen steunen door publiek de onmetelijke waarde van cultuur te bevestigen én door coherente regelgeving te maken.
*vertaling van family, friends and fools (ook wel 3Fs), managementjargon voor de informele kring waar starters de eerste (financiële) steun krijgen