Meldpunt SOTA “Impact door Corona”. De resultaten.
Af en toe stelt Kunstenpunt haar online kanalen op voor gastbijdragen. De cijferanalyse hieronder is een beschrijving van de resultaten van de meldingen bij het meldpunt van SOTA. Zo een analyse biedt informatie die Kunstenpunt, en anderen, helpt om de impact beter te begrijpen. Daarom delen we deze gastbijdrage van State of the Arts, neergepend door Wouter Hillaert.
Op 14 maart, 24u na aanvang van de lockdown, lanceerde State of the Arts (SOTA) een meldpunt waarop individuele cultuurwerkers konden getuigen over hun situatie en hun verwachte inkomstensverliezen. Op vier weken ontving het meldpunt bijna 800 getuigenissen. Hier delen we enkele cijfers, inzichten en algemene conclusies.
Belangrijk vooraf: het meldpunt werd initieel opgezet om eerste impressies te verzamelen over de impact van de lockdown op individuele situaties van cultuurwerkers. Al na vier dagen werden meerdere getuigenissen mee verwerkt in het artikel ‘Het financiële slagveld genaamd corona’ bij rekto:verso. Respondenten konden wel een bedrag aan gederfde inkomsten opgeven, maar in principe waren harde cijfers niet het eerste opzet van dit meldpunt. Er zaten vooral journalistieke ambities achter.
Hou er bij onderstaande analyse dus rekening mee dat:
- de meeste getuigenissen al gepost werden vóór de aankondiging van verschillende steunmaatregelen voor de getroffen sectoren.
- de eerste getuigenissen slechts verliesbedragen hebben gerapporteerd voor de periode tot 3 april, terwijl latere getuigenissen ook al rekening hielden met steeds meer geannuleerde activiteiten tot in mei.
- het invulformulier niet specifiek vroeg naar een netto of bruto bedrag van gederfde inkomsten. We gaan ervan uit dat de meeste ingediende bedragen bruto zijn, maar sommige zullen eerder netto zijn. Onderstaande cijfers zijn dus richtbedragen.
Toch kunnen we enkele boeiende en representatieve algemene conclusies trekken voor:
- de impact van de corona crisis op de socio-economische situatie van individuele cultuurwerkers (de paar ontvangen verliezen van organisaties zijn uit het corpus gehaald): niet enkel kunstenaars, maar ook technici, workshopgevers, bookers, cultuurjournalisten… (zowel in het commerciële als het gesubsidieerde circuit)
- de specifieke arbeidspraktijken in het culturele veld.
De voornaamste bevindingen van SOTA:
- 725 cultuurwerkers (10% liet deze vraag open) rapporteren een gemiddeld verliesbedrag van 5.563 euro bruto, de mediaan is 3.300 euro. In totaal bedragen hun gederfde inkomsten 4,03 miljoen.
- De gemiddelde én mediaan verliezen lopen vrij gelijk in verschillende disciplines. Enkel in de film- en televisiesector ligt het gemiddelde en mediaan verlies veel hoger: 12.422 euro (mediaan 8.000 euro). Zie onze interpretatie verderop.
- De gederfde inkomsten die gemeld werden na de eerste week van de lockdown (14–21 maart) liggen gemiddeld 60 tot 70% hoger dan die van de eerste week. De stijgende verliesbedragen door ook steeds meer annulaties na maart/april (ook in mei-juni) zijn dus niet gecompenseerd door intussen verplaatste activiteiten.
- Ook al werkt 70% van alle respondenten met slechts één sociaal statuut, toch werden ons in totaal 36 verschillende combinaties van statuten gemeld: een duidelijk teken van de complexe arbeidssituatie in het culturele veld (vooral in muziek en podiumkunsten).
- Zelfstandige cultuurwerkers in hoofdberoep (één derde van alle reacties) noteren het hoogste gemiddelde verliesbedrag (10.700 euro bruto), maar zij kunnen mogelijks 52% tot 58% van dit gemiddelde inkomstenverlies recupereren via de speciale steunmaatregelen van de diverse overheden voor zelfstandigen.
- Zelfstandige cultuurwerkers in bijberoep (vooral muzikanten) melden een gemiddeld bruto inkomstenverlies van 5.263 euro. Zij kunnen beroep doen op dezelfde steunmaatregelen als zelfstandigen in hoofdberoep als ze de minimale sociale bijdrage van een hoofdberoep betalen, maar die voorwaarde is in de praktijk weinig realistisch voor de meeste kunstenaars in bijberoep. Betalen ze niet dat minimum, maar hebben ze wel een beroepsinkomen tussen 6.996 en 13.994 euro per jaar, dan kunnen ze terugvallen op een (halve) hinderpremie van 1.500 euro. Die zou dan 28% van hun gemiddelde verliezen bedragen.
- De meest kwetsbare groep van cultuurwerkers met tijdelijke contracten zonder een ander statuut om op terug te vallen (en met een gemiddeld verlies tussen 3.600 en 3.900 euro) is het grootst in de film- en televisiesector (31%) en de beeldende kunsten (23%). In de muziek en de podiumkunsten vormen ze 12%. Velen van hen vallen nog tussen de mazen van het opvangnet van de huidige maatregelen, lees hier bij rekto:verso enkele reële getuigenissen. 21% van alle podiumkunstenaars combineert deze korte contracten via SBK’s met het ‘kunstenaarsstatuut’ dat steeds meer onder druk zal komen naarmate de lockdown blijft doorlopen.
Cijfers en interpretaties
1. Wie getuigde wanneer bij het meldpunt?
- In totaal ontving het meldpunt 794 meldingen van individuele cultuurwerkers.
- 44% van alle reacties kwamen van (pop of klassieke) muzikanten, maar ook van muziektechnici, bookers, productiemensen…
- De categorie ‘other’ toont de brede waaier van arbeidsprofielen gelinkt aan cultuur en getroffen door de lockdown: event-management, cultuurjournalisten, educatieve freelancers (workshops), decorbouwers, licht- en audiohuur, grafisch ontwerpers, stylisten, freelance communicatie…
- Ruim 50% van de getuigenissen (425) liep al binnen tijdens de eerste drie dagen van het meldpunt: toen er nog geen evenementen verplaatst waren en de lockdown zich nog beperkte tot 3 april. Dus de helft van de geanalyseerde meldingen rapporteert slechts de annuleringen en financiële verliezen voor maart.
- Ruim 75% van alle getuigenissen (627) werd gepost in de eerste week van het meldpunt (14–21 maart).
- Minder dan 25% van alle geanalyseerde data liep dus binnen na de eerste week van de lockdown (tussen 21 maart en 9 april) en rekende de impact mee van verdere annuleringen in april/mei/juni (en eventueel reeds verplaatste activiteiten).
- De gemiddelde verliesbedragen bleken opmerkelijk hoger in die laatste groep: Week 1: gemiddeld 4.578 euro bruto per persoon, mediaan 2.510 euro.; Week 2–4: gemiddeld 7.843 euro bruto per persoon, mediaan 4.000 euro.
2. Welke gederfde inkomsten melden cultuurwerkers?
Het gemiddelde bedrag aan verloren inkomsten dat gemeld werd, is 5.563 euro bruto, de mediaan is 3.300 euro. Samen rapporteren de 725 (van 794) respondenten die dit vakje invulden, een totaalverlies van 4,03 miljoen. We nemen aan dat de meeste aangegeven bedragen factuurbedragen zijn: het netto inkomen dat ze weerspiegelen, is mogelijks slechts de helft.
De gerapporteerde verliezen per respondent tonen een grote variëteit qua omvang:
- De kolommen van deze tabel staan voor diverse schalen van verliesbedragen: 0 = 0–999 euro, 1 = 1.000–1.999 euro, 2 = 2.000–2.999 euro…
- 47% van alle 725 respondenten melden dus financiële verliezen tussen 0 en 3.000 euro bruto. Dit lijkt te suggereren dat de meeste cultuurwerkers eerder bescheiden bedragen verloren zien gaan, maar daar horen enkele nuances bij:
- De meeste gemelde verliezen gelden enkel voor maart (intussen zullen ze bij 75% van de respondenten zeker gestegen zijn, zie hoger)
- Deze ‘kleinere’ bedragen betekenen niet automatisch dat deze groep de culturele lockdown vlotter zal doorkomen: veel cultuurwerkers leven in precaire economische situaties. Een verlies van 2.000 euro kan een groot verschil maken in het wel of niet kunnen betalen van je huur.
- De hoogste gemelde bedragen (+ 20.000 euro) zijn niet opgenomen in deze tabel, maar het grote verschil tussen het gemiddelde en het mediane verliesbedrag toont aan dat er ook een kleine groep is (3%, 25 respondenten) die veel hogere bedragen misloopt. Het hoogste gerapporteerde verliesbedrag is 75.000 euro bruto, door een beeldend kunstenaar die zijn werken (wellicht investeringen van enkele maanden) niet kon exposeren en verkopen op het geschrapte Art Brussels.
De grootteorde en het soort verliesbedrag kan dus verschillen per discipline:
- De linkertabel toont gemiddelde verliesbedragen per discipline, de rechtertabel de mediaan in elke discipline.
- De mediaan in de meeste disciplines varieert tussen 3.000 en 3.750 euro bruto: de structuur en variëteit van de gederfde inkomsten zijn vrij gelijklopend in muziek, beeldende kunst, podiumkunsten en literatuur.
- Enkel de 38 respondenten uit de film- and televisiesector (5%) melden veel hogere verliezen (483.000 euro bruto = 12% van de totale 4 miljoen). Het is een sector met hogere budgetten en langer aaneensluitende werkperiodes, waarin een geschrapte filmset meteen een grote impact heeft op de betrokken productiehuizen.
3. Verschillende statuten = andere effecten
Gezien meerdere cultuurwerkers — sommige zelfs in paniek — bij het meldpunt getuigden dat ze op 0 euro inkomsten vallen voor weken en zelfs maanden, is de hamvraag in welke mate ze gebruik kunnen maken van de verschillende steunmaatregelen van de Vlaamse en federale overheid. Het antwoord hangt samen met de complexe waaier van gebruikte sociale statuten in de cultuursector. Voor verschillende statuten werden al verschillende maatregelen aangekondigd. Hoe matchen die met de situatie van deze 794 getuigen?
De bevraging polste er naar met behulp van de vraag hier links. Van alle respondenten kruisten er 542 een of meerdere sociale statuten aan.
Bijna 70% werkt binnen één statuut, 23% combineert twee statuten, en 8% zelfs drie.
In totaal werden 36 verschillende combinaties van statuten gemeld: een duidelijk teken van de complexe arbeidssituatie in het cultuurveld.
Wat zijn de meest gebruikte statuten?
- 32% (= 175) werkt met korte contracten, vaak in combinatie met andere statuten
- 31% (= 169) is zelfstandig in hoofdberoep
- 20% (= 112) kan gebruik maken van de uitzonderingsregels voor kunstenaars in het werkloosheidsstelsel (‘kunstenaarsstatuut’), vaak in combi met andere statuten
- 18% (= 95) is zelfstandig in bijberoep
- 11% (= 59) werkt enkel met korte contracten via SBK’s, zonder kunstenaarsstatuut
Het is deze laatste groep die nu in de meest onzekere situatie zit: deze cultuurwerkers komen enkel in aanmerking voor ‘tijdelijke werkloosheid’ als ze getekende contracten kunnen voorleggen van op de eerste dag van de lockdown. In een sector waar zulke contracten zelden ver op voorhand getekend worden, lost dat het probleem van veel kunstenaars en cultuurwerkers in deze categorie dus helemaal niet op.
Door de sterke vertegenwoordiging vanuit muziek in deze algemene resultaten (= 44%) is het zinvol om dit statuten-plaatje te verfijnen voor verschillende disciplines.
3.1 Literatuur
84% van alle literaire auteurs zijn zelfstandig, in hoofd- of bijberoep. Zij kunnen een aanvraag doen voor de diverse steunmaatregelen die de overheid al aangekondigd heeft voor zelfstandigen. De meer precaire groep die enkel via SBK’s werkt met interimcontracten, is in het literaire veld eerder beperkt: 6%.
3.2 Film
Binnen film en televisie is die groep met korte contracten veel groter: ruim 40%, waarvan slechts een vijfde kan terugvallen op het kunstenaarsstatuut. Een overige 40% is zelfstandig in hoofdberoep. (Noot: deze percentages baseren zich op slechts een kleine groep van respondenten.)
3.3 Podiumkunsten
Ook in de podiumkunsten werkt 46% van alle acteurs, dansers en technici met korte contracten. Daarvan is een kwart (12% in totaal) niet beschermd door een ander statuut en dus al echt geholpen door de huidige steunmaatregelen. De rest combineert deze korte contracten met een werknemersstatuut en/of een kunstenaarsstatuut, maar daar dient meteen bij vermeld dat dit kunstenaarsstatuut ook onder druk kan komen te staan door de duur van de lockdown: kunstenaars moeten immers genoeg dagen gewerkt hebben om dat statuut te behouden. Verder is 30% van alle cultuurwerkers in de podiumkunsten zelfstandig in hoofdberoep.
3.4 Muziek
Ook in de muziek is de situatie complex. De helft van alle muzikanten is zelfstandig in hoofd- of bijberoep. 12% kan nu niet kan terugvallen op enige steun, tenzij de RVA flexibeler omgaat met nog niet getekende korte contracten. In combinatie met andere statuten werkt een kwart van alle muzikanten met korte contracten.
3.5 Beeldende kunst
Ook in de beeldende kunst is 52% van de kunstenaars en fotografen zelfstandig (heel vaak in hoofdberoep), maar een ander deel van 26% werkt enkel via SBK’s. Slechts een heel klein percentage daarvan heeft het kunstenaarsstatuut.
=> Dat betekent dat de meest kwetsbare groep van cultuurwerkers met korte contracten én zonder een ander statuut om op terug te vallen, het grootst is in de film- en televisiesector (31%) en in de beeldende kunsten (23%). In de muziek en de podiumkunsten gaat het om 12%, in de literaire sector om ongeveer 6%. Dit zijn de freelance cultuurwerkers die tussen de mazen van de huidige steunmaatregelen dreigen te vallen, bedoeld om de culturele lockdown te overleven.
4. Welke statuten verliezen hoeveel?
Linken we nu de statuten aan de gerapporteerde verliezen, dan krijgen we dit plaatje:
De grootste groep van zelfstandige cultuurwerkers in hoofdberoep (31%) loopt ook de meeste inkomsten mis: gemiddeld 10.700 euro bruto. Zij kunnen het ‘overbruggingsrecht’ aanvragen, goed voor 1.291 euro per maand (of 1.614 euro met een gezin ten laste), voor maart en april. Dan bedraagt hun compensatie 24% tot 30% van hun gemiddelde verloren inkomsten. Als ze tegelijk 60% van hun inkomsten verliezen tegenover dezelfde periode vorig jaar, komen ze ook in aanmerking voor een extra ‘compensatiepremie’ van 3.000 euro. In dat geval krijgen ze 52% tot 58% gecompenseerd.
Ook zelfstandige cultuurwerkers in bijberoep (vooral muzikanten) kunnen deze steun aanvragen, maar de voorwaarden liggen vaak te hoog voor culturele freelancers in dit statuut: in de praktijk betalen slechts enkelingen sociale bijdragen op het minimumniveau voor collega zelfstandigen in hoofdberoep. Als ze niet zoveel sociale bijdragen betalen, maar wel een jaarinkomen hebben tussen 6.996 en 13.994 euro, kunnen ook zij terugvallen op een compensatiepremie van 1.500 euro. Op hun gerapporteerde gemiddelde van 5.263 euro aan gederfde inkomsten zou die compensatie 28% bedragen.
Werknemers en cultuurwerkers met het kunstenaarsstatuut melden een gemiddeld verliesbedrag tussen 3.600 en 3.900 euro. Podiumkunstenaars en beeldend kunstenaars in deze statuten verliezen meer. Hun werkloosheidsvergoeding zal slechts een deel van deze verliezen compenseren.
Ook culturele freelancers met korte contracten via SBK’s melden een gelijkaardig gemiddeld verliesbedrag: 3.636 euro. Ook in deze categorie zien podiumkunstenaars gemiddeld een nog hoger bedrag wegvallen, maar het zijn de freelancers met korte contracten in de film- en televisiesector die het meeste verliezen: gemiddeld 4.896 euro. Of ook deze (nu al precaire) groep voor deze gederfde inkomsten (deels) gesteund kan worden voor elke denkbare situatie is nog onderwerp van politiek debat en onderzoek. Als daar niets beweegt, mogen we in deze groep kunstenaars gegarandeerd sociale drama’s verwachten.