Meer dan een kleurplaat: De inburgering van diversiteit
Op 6 juni organiseerde het Belgian World Music Network haar tweede samenkomst van 2017. Plaats van afspraak was De Centrale in Gent, een oude elektriciteitscentrale die tegenwoordig omgebouwd is tot een bruisende cultuur- en ontmoetingsplek. Een uiterst geschikte plek dus voor deze meeting, die draaide rond diversiteit in de samenleving en in het medialandschap.
Drie sprekers waren uitgenodigd om hun verhaal te vertellen, telkens met een heel verschillende insteek. De eerste presentatie was die van Tomas Coppens, van de studiedienst van de VRT. Al zeven jaar maakt hij deel uit van de cel diversiteit, die onderzoek doet naar de diversiteit van het (potentiële) radiopubliek in Vlaanderen. Hij vertelde ons over het mediagebruik van de ‘nieuwe Vlaming’. Voor de Vlaamse Gemeenschap ben je een nieuwe Vlaming als je minstens één ouder hebt die geboren is met een niet-Belgische nationaliteit. Omdat het de VRT te doen is om de beeldvorming rond nieuwe Vlamingen, en die beeldvorming nu niet meteen anders is bij pakweg Vlamingen met een Nederlandse of Franse ouder, beperken zij de groep nieuwe Vlamingen echter tot mensen met een ouder geboren buiten de EU-15, niet-Westers dus. In Vlaanderen gaat het dan om zo’n 700.000 mensen, 11,5% van de Vlaamse bevolking. Een behoorlijke groep, en als je rekening houdt met het feit dat de meesten daarvan kinderen en jongeren zijn, weet je dat dat percentage nog zal stijgen de komende jaren.
Vlaanderen heeft een bevolking van zéér fervente radioluisteraars in vergelijking met andere Europese landen, wist Tomas te vertellen, maar hoewel het mediagebruik van nieuwe Vlamingen op heel veel vlakken niet verschilt van dat van andere Vlamingen, luisteren zij toch minder vaak en minder lang naar de radio. Naar muziek luisteren doet men liever online. De VRT blijkt immers slechts in beperkte mate te rekruteren bij deze bevolkingsgroep, zowel qua presentatoren en gastsprekers als luisterpubliek en inbellers. Amper 3% van de mensen die je hoort op de Vlaamse publieke radio zijn nieuwe Vlamingen. Als ze dan aan het woord komen, gaat het steevast over thema’s die met herkomst of religie te maken hebben: de ramadan, hoofddoeken. Nooit gewoon over ‘de koers’, terwijl nieuwe Vlamingen daar even goed interesse voor hebben.
Ook voor muziek kunnen ze niet terecht bij de radio. Uit het onderzoek blijkt dat nieuwe Vlamingen — ook de jongere generatie — graag wat muziek uit hun land van herkomst zouden horen. Tomas’ antwoord op de vraag waarom de VRT die muziek dan niet af en toe eens draait, was ontluisterend: blijkbaar vindt de ‘gemiddelde’ Vlaming Braziliaanse muziek nog best ok, maar de klantendienst van de VRT wordt overspoeld met klachten na het draaien van ook maar één Turks of Marokkaans nummer. Die weerstand is aan het afnemen, maar is nog steeds erg groot. De keuze om die ‘bagger’ niet gewoon te trotseren, is vanuit menselijk perspectief van de programmatoren gedeeltelijk te begrijpen, maar daarom niet minder onaanvaardbaar bij de nationale zender, die als taak toch heeft om de hele maatschappij te vertegenwoordigen.
Even schrijnend is dat het percentage nieuwe Vlamingen dat werkt bij de VRT ook slechts 2% bedraagt, en de meesten daarvan zitten bij de catering.
Er is dus nog werk aan de winkel: de diversiteit die aanwezig is in de samenleving, is nog niet ingeburgerd. Dan hebben we het niet over de inburgering van nieuwe Vlamingen in de maatschappij, maar wel over het feit dat de diversiteit in onze samenleving te weinig zichtbaar en hoorbaar is op de openbare omroep. Vlaanderen is minder blank dan het beeld dat we krijgen op radio en tv.
Enkel MNM slaagt erin om de diversiteit van de maatschappij beter te vertegenwoordigen, zowel in haar personeelsbestand als bij haar luisterpubliek. Deze zender voor de jongere generatie zet daar ook specifiek op in, door urban events te organiseren, door te rekruteren bij studentenradio’s, lokale radio’s en actief op zoek te gaan naar nieuwe Vlamingen. Hun luisterpubliek weerspiegelt dat mooi. Ook bij de andere zenders is de nood aan meer diversiteit dwingender dan vroeger, maar heeft de VRT haar beleid veel te laat bijgestuurd. Er is dus verbetering op komst, ook al gaat dat zeer traag.
De tweede spreker van de avond was Filip De Groote. Filip heeft in een muziekwinkel gewerkt, deed aan marktonderzoek en was sales- en labelmanager bij verschillende platenfirma’s. Tegenwoordig zet hij zijn brede kennis van het muziekveld in als freelance consultant en plugger.
Filip was uitgenodigd omdat het vooral voor de nichegenres moeilijk is om airplay te krijgen, wat ook al door Tomas’ onderzoek bevestigd werd. Hij vertelde ons hoe hij te werk gaat om een nummer op de radio te krijgen. Zoals verwacht gaat het om het totaalplaatje: het belangrijkste is om met de juiste plaat op het juiste moment te verschijnen en die dan te laten dragen op verschillende vlakken. Cruciaal is het verhaal rond een artiest, rond de plaat. Zo krijg je interviews en persrecensies te pakken, waarmee je dan kan aankloppen bij de playlist-vergaderingen van de radiozenders. Want behalve Klara werken alle radionetten met een format, een vaste playlist waaraan wekelijks acht à tien nieuwe nummers toegevoegd worden. Radio 1 werkt bijvoorbeeld met drie lijsten, waar een nummer dan vaak een achttal weken in staat. De A-lijst geeft je de nummers die tijdens alle programma’s gedraaid kunnen worden, niet enkel de muziekprogramma’s, en zowel overdag als ‘s avonds. In de B1-lijst staan de nummers die enkel tijdens de muziekprogramma’s aan bod kunnen komen, en B2 betekent de nummers die daar dan enkel ‘s avonds een plaats krijgen. Erg veel plaats voor wereldmuziek is er echter niet in deze playlists. Om dat gedeeltelijk op te vangen, wordt er ook met andere playlists gewerkt bij de VRT, namelijk die van de ‘kleurplaten’. Dat zijn playlists per niche. Zo heb je een kleurplatenlijst voor blues, voor jazz, voor Franstalig chanson, voor traditionele wereldmuziek, voor hedendaagse wereldmuziek. Een nummer in een kleurplatenlijst staat vaak langer dan acht weken in die lijst, en kan door individuele programmamakers op elk moment van de dag aan hun samengesteld programma worden toegevoegd. Op die manier hoor je ook niet-commerciële nummers toch eens op de radio.
Er wordt dus wel moeite gedaan om meer culturele diversiteit te laten horen, maar het feit dat daar überhaupt moeite voor gedaan moet worden, is eigenlijk deel van het probleem, toont de derde spreker, Luc Mishalle, met zijn verhaal aan.
Luc vertelde hoe hij in zijn jonge jaren in contact kwam met Marokkaanse muziek. Toen hij in 1984 met een aantal Marokkaanse muzikanten speelde op het ‘Culturen als buren’-festival in de Antwerpse Singel, berichtten de media daarover als over andere muziek, zonder speciale aandacht voor het feit dat dat ‘vreemde’ muziek was. Ook met zijn band Raï Express, waarmee hij onder andere op het Cactusfestival speelde eind jaren ’80, hoorde hij tot de mainstream, en was er ook bij de mainstream media aandacht voor dit soort muziek.
In de jaren ’90 voelde hij dat omslaan. Toen richtte hij, met veel steun van de toenmalige Antwerpse politiek, Marakbar op, een bigband met 19 Marokkaanse jongeren. Ook daar was veel media-aandacht voor, maar het ging toen plots niet meer over de muziek, maar over de integratie van Marokkaanse jongeren in Antwerpen. Ineens werd hij in een hoekje geduwd als sociaal werker, en werd zo’n project politiek gebruikt.
Later, toen Luc bij de beoordelingscommissies zat binnen het Kunstendecreet, was er de vereiste dat die commissies minimum 8–10% mensen uit andere culturen moesten zetelen. Daar kwam toen blijkbaar ook een enorme weerstand tegen, want “die mensen weten niet hoe er bij ons saxofoon gespeeld moet worden” of hoe een orkest moest klinken. Ook het criterium diversiteit dat minister Anciaux toegevoegd had bij de beoordeling, zorgde voor grote weerstand binnen die commissies, want hoe kon het dat diversiteit evenveel punten moest krijgen als artistieke kwaliteit? Luc pleit echter vurig voor een andere visie: naar zijn mening moet de beoordeling in die commissies niet enkel kijken naar artistieke kwaliteit, maar naar verschillende artistieke kwaliteiten, en een van die kwaliteiten kan bijvoorbeeld de participatiegraad binnen het project, de genderdiversiteit enzovoort zijn. In een diverse maatschappij als de onze tegenwoordig kan je niet meer zeggen dat “echte jazz spelen niet iets is dat andere culturen kunnen”: je kan net zo goed jazz spelen met invloeden van overal ter wereld, het gaat alleen om een ander soort jazz. Het is belangrijk om niet enkel stug te kijken naar technisch goed uitgevoerde kwaliteit bij de beoordeling, en te beseffen dat mensen van verschillende culturen en van verschillende achtergronden een verschillend idee kunnen hebben over wat goed is.
Met andere woorden, het is hoog tijd om te ijveren voor een maatschappij waarin de diversiteit aan culturen gewaardeerd wordt. Zonder de invloeden die van overal komen af te wegen aan de hand van vastgeroeste Westerse oordelen. Dat geldt zowel voor beoordelingscommissies als voor muziekeducatie, maar even goed voor wat er op de radio komt. Laat de eigenheid van iedereen bestaan zonder ze in het hokje “anders” te duwen; zo hou je zowel de muziek zelf als de maatschappij levend.