Landschapstekening 2019: Ontwikkelingsperspectieven
Waar liggen noden en kansen om de werkomstandigheden in de sector te verbeteren, om de positie van kunstenaars en andere professionals te versterken, om te professionaliseren en een duurzame praktijk te ontwikkelen en om in te zetten op de ontwikkeling van de artistieke ecosystemen?
We situeren die ontwikkeling op drie niveaus: het niveau van de individuen werkzaam in de kunsten (met grote nadruk op kunstenaars, maar niet uitsluitend), van organisaties en van het landschap of van deelsectoren in hun geheel. We vertrekken vanuit de thema’s die centraal stonden in het publieke debat omtrent de kunsten en brengen inzichten uit relevant onderzoek samen.
Niveau individu: werken in de kunsten
Kunst wordt gemaakt, mogelijk gemaakt en tot bij het publiek gebracht door mensen. Om ten volle de kwaliteit van het artistieke aanbod te kunnen realiseren en in te spelen op de maatschappelijke ontwikkelingen die zich voordoen, moeten deze mensen in goede omstandigheden kunnen werken en zich ontwikkelen.
In dit hoofdstuk kijken we naar:
- De sociaal-economische positie van de kunstenaar: ondernemerschap, internationalisering en fair practices
- Duurzame kunstenaarsloopbanen: groeien als kunstenaar, ruimte voor ontwikkeling, gelijke kansen en nalatenschap
- Werkomstandigheden en welzijn van kunstwerkers: herstelnood, flexibilisering en deprofessionalisering van jobs en grensoverschrijdend gedrag
Perspectieven voor organisatieontwikkeling
Na de verkenning van het microniveau van de individuen, zoomen we in dit tweede deel in op de ontwikkelingsperspectieven op het mesoniveau: dat van de organisaties of instellingen in de kunstensector.
Organisaties zijn de knooppunten waar kunstenaars samenwerken, waar artistiek werk gefaciliteerd wordt, waar kunst een publiek leven krijgt. Publieke instellingen zijn meer dan zomaar organisaties. Instellingen (of ‘instituties’, zoals sociologen dit aanduiden) hebben een maatschappelijke en culturele rol. Ze zijn de organisatorische vertaling van waarden die een samenleving deelt voorbij het hier en nu, die een brug vormen tussen verleden en toekomst (Gielen 2007).
In de instelling worden middelen herverdeeld en de interesses en belangen van diverse stakeholders met elkaar in contact gebracht en verzoend. Zo bekeken is een instelling – dus ook een instelling in de kunstensector – een zone van compromis. ‘Compromis’ is hier niet bedoeld als zwaktebod, maar in de sociale zin van het woord. Doorheen het organiseren worden medewerkers, kunstenaars, publiek, de omliggende buurt en andere maatschappelijke betrokkenen – soms een bredere regio en internationale netwerken – met elkaar verbonden.
Thema’s die we hier behandelen zijn:
- De financieringsmix van kunstenorganisaties en -projecten
- Koopkrachtdaling via subsidies: moeilijke groei
- Impulsen voor aanvullende financiering
- Samenwerking als antwoord? Niet altijd
- Culturele infrastructuur: beleid en gebruik van ruimte
Lees het volledige hoofdstuk over perspectieven voor organisatieontwikkeling. Met aansluitend de kaderstukken:
- Zeven impulsen voor ondernemerschap en aanvullende financiering
- Relevante trends op het vlak van samenwerken binnen en buiten de kunsten
Landschapsontwikkeling
Ontwikkelingsnoden op het niveau van het kunstenlandschap in zijn geheel of op niveau van deel sectoren waren een vaak terugkerend thema in debatten in de Commissie Cultuur, in standpunten van belangenbehartigers, in vakbladen en kranten en in de online bevraging, de brainstorm sessies en de focusgroepen die Kunstenpunt organiseerde. In dat kader werden bezorgdheden geuit over de ‘diversiteit’, de ‘evenwichten’ of de ‘dynamiek’ in het kunstenveld. Verschillende parameters hiervoor werden aangehaald. Het ging over de financieringsnoden van deelsectoren, disciplines en niches, over een balans tussen instroom, doorgroeimogelijkheden en uitstroom, over de nodige aandacht voor zowel gevestigde waarden als pril talent (en de keuze tussen zekerheid en experiment), over een goede verdeling tussen de verschillende ‘functies’ binnen de artistieke ecosystemen en over een evenwicht tussen groot, middelgroot en klein. In veel gevallen waren die besognes gekoppeld aan discussies over beoordelings- en beslissingsprocedures voor de toekenning van subsidies.
Ook de geografische spreiding van de kunsten in binnen en buitenland leidde de voorbije jaren tot discussie. Daarbij valt het op dat het onderwerp van internationalisering maar zelden in relatie wordt gezien met de spreiding in eigen land. Het discours over de internationalisering van de kunsten in kranten en tijdschriften voor een breed publiek bleef doorgaans beperkt tot berichtgeving over internationale successen van Vlamingen in het buitenland en raakte nauwelijks beleidsmatige kwesties aan. Anders was het bij het debat over de geografische spreiding van de kunsten in Vlaanderen en Brussel. Naar aanleiding van de beslissingen over werkingssubsidies via het Kunstendecreet in 2016 ging het in eerste instantie over de verdeling van de subsidies over de provincies. In 2017 en 2018 werd er dan weer sterk gedebatteerd over de spreiding van het aanbod, naar aanleiding van alarmerende cijfers over de presentatie van gesubsidieerd theater in de Vlaamse cultuurcentra.
In wat volgt bekijken we facts en figures over subsidieverdelingen via het Kunstendecreet meer vanuit een helikopterperspectief. Daarbij staan we stil bij de verschillende functies en disciplines en de geografische spreiding van de middelen, binnen het Kunstendecreet en het domein van de fondsen voor literatuur en audiovisuele kunsten. Vervolgens gaan we dieper in op respectievelijk de geografische spreiding in eigen land en de internationale dimensie van de kunstenpraktijk, met aandacht voor de beleidshefbomen om dit te stimuleren, zowel op Vlaams als Europees niveau.
Thema’s in dit hoofdstuk zijn:
- Subsidieverdelingen volgens disciplines en functies
- Geografische spreiding in Vlaanderen en Brussel
- Perspectieven op internationalisering
Lees ook het kaderstuk over internationale impulsen van buiten het beleidsdomein Cultuur.