Hoe zit de verdeling van subsidies voor de kunsten in elkaar? Wegwijzer voor cijfers en analyses
“Hoeveel subsidies gaan er naar de kunsten?” en “hoeveel van die kunstensubsidies gaan er naar [vul zelf in]?” Het zijn vragen die Kunstenpunt wel vaker binnenkrijgt. In dit artikel tonen we waar je momenteel antwoorden op die vragen kan vinden.
De professionele kunstensector in Vlaanderen en Brussel draait zowel op private als publieke middelen. Die publieke middelen kunnen afkomstig zijn van verschillende overheden en van verschillende afdelingen binnen die overheden. Vooral de Vlaamse overheid speelt een belangrijke rol. In de volgende paragrafen focussen we op de middelen die Vlaamse overheid voor de kunsten vrijmaakt.
Ook andere overheidsniveaus — bv. de lokale besturen — zijn van vitaal belang voor de kunsten, maar voorlopig hebben we een minder precies zicht op de bedragen die zij uitgeven aan de kunsten. Wel beschikbaar zijn de cijfers van overheidsuitgaven aan het domein cultuur (waar de kunsten een onderdeel van vormen). In de (Engelstalige) databank van het Compendium for Cultural Policies and Trends vind je de cijfers voor 2019 terug (zie sectie 7.1.2).
Totale overheidsuitgaven aan kunsten
Eerst bekijken we hoeveel uitgaven er van de Vlaamse overheid in totaal naar de kunsten gaan. Daarvoor gaan we te rade bij de documenten van de Vlaamse begroting in 2019.
Als je alle uitgaven optelt die gerelateerd zijn aan de kunsten, kom je aan iets meer dan 190 miljoen euro (of 0,4% van de totale begroting). Daaronder rekenen we de begrotingsposten die expliciet als ‘kunsten’ zijn gelabeld (zoals de projectsubsidies en werkingssubsidies van het Kunstendecreet), maar ook bijvoorbeeld de uitgaven aan het Vlaams Audiovisueel Fonds en Literatuur Vlaanderen.
In de databank van het Compendium for Cultural Policies and Trends vind je tekst en uitleg bij deze cijfers (zie sectie 7.1.3). Voor recentere begrotingscijfers kan je terecht in dit digitaal overzicht van de Vlaamse begroting. De kunstengerelateerde bedragen zitten evenwel verspreid onder verschillende begrotingsposten.
Het Kunstendecreet is — op Vlaams niveau — het voornaamste wettelijke kader voor de verdeling van subsidies voor de professionele kunstensector, maar niet alle subsidies die geregeld worden door het Kunstendecreet vallen onder het label ‘kunsten’ in de Vlaamse begroting. Sommige subsidielijnen zijn opgenomen in andere begrotingsposten, samen met middelen die te maken hebben met andere regelgeving.
Data over de subsidies van het Kunstendecreet worden beheerd door het Departement Cultuur van de Vlaamse overheid. Kunstenpunt beschikt dankzij hen over data tot en met 2018. Als we de bedragen van alle Kunstendecreetsubsidies van dat jaar — vóór de besparingen in 2020 — optellen, komen we aan een bedrag van ca. 160 miljoen euro.
Subsidies via het Kunstendecreet per soort
Het Kunstendecreet werd dit jaar grondig hervormd. Aanvragen voor de nieuwe subsidielijnen worden pas eind 2021 ingediend. In dit artikel beperken we ons dus tot de subsidies zoals die in het Kunstendecreet van 2013 werden vastgelegd.
Kijken we naar 2018, dan ging zo’n 11 miljoen euro of 7% van de ca. 160 miljoen Kunstendecreetsubsidies naar projectmatige subsidies: vooral naar projectsubsidies voor kunstenaars of organisaties en naar beurzen. Ook een aantal kleinere subsidie-instrumenten (zoals de doorbraaktrajecten) worden hierin meegeteld. In totaal gaat het over 400 goedgekeurde aanvragen in 2018. De tussenkomsten voor buitenlandse publieke presentatiemomenten (vroeger bekend als “RVT’s”) zijn niet meegerekend. Die bedragen 0,5% van het totale Kunstendecreetbudget.
De totaalbedragen en aantallen van projectmatige subsidies kunnen sterk verschillen van jaar tot jaar. Voor een evolutie van de projectmatige subsidies doorheen de jaren, verwijzen we naar het Cijferboek Kunsten. Voor 2020 hebben we alleen zicht op de projectsubsidies en beurzen. Toen werd er 8,5 miljoen euro uitgedeeld voor 397 goedgekeurde aanvragen.
De meerderheid — dat is: elk jaar meer dan 90% — van de Kunstendecreetsubsidies gaat naar structurele middelen voor kunstenorganisaties. Daaronder vallen in het huidige decreet twee soorten: werkingssubsidies en subsidies voor Kunstinstellingen. In een ander artikel biedt Kunstenpunt een overzicht van de evolutie van structurele middelen over de jaren heen.
In 2018 bedroegen alle werkingssubsidies samen om en bij de 92 miljoen euro (57% van het totaal). Daarmee werden 209 organisaties ondersteund (inclusief Kunstenpunt en het Vlaams Architectuurinstituut).
De subsidies voor de zeven Kunstinstellingen (deSingel, Antwerp Symphony Orchestra, Brussels Philharmonic, Kunsthuis Opera Vlaanderen en Ballet Vlaanderen, Ancienne Belgique, Kunstencentrum Vooruit en Concertgebouw Brugge) bedroegen in totaal ca. 57 miljoen (35,5%).
Voor recentere jaren beschikken we niet over gedetailleerde data. Uit de Vlaamse begroting konden we wel afleiden dat in 2020 (met besparingen ingerekend) de overheid 90 miljoen euro werkingssubsidies en 58 miljoen euro subsidies aan Kunstinstellingen toekende.
Subsidies via het Kunstendecreet per discipline
In een ouder artikel bekijken we de verdeling van Kunstendecreetsubsidies per discipline. Daarbij moeten we rekening houden met zelfprofilering: individuen of organisaties die een aanvraag indienen, kunnen in hun subsidiedossier zelf een combinatie maken van (sub)disciplines. Sommige dossiers vallen dus in meerdere disciplines.
Voor de werkingssubsidies (in de subsidieperiode 2017-2022) maakte Kunstenpunt een verdeling over de disciplines:
- 45,8% van de werkingsmiddelen gaat naar 70 organisaties die enkel inzetten op podiumkunsten
- 20,7% gaat naar 59 organisaties die enkel inzetten op muziek
- 6,7% gaat naar 25 organisaties die enkel inzetten op beeldende en audiovisuele kunsten
- 2,3% gaat naar 8 organisaties die enkel inzetten op transdisciplinaire praktijken
- 0,8% gaat naar 6 organisaties die enkel inzetten op architectuur en vormgeving
- 24,3% van de werkingsmiddelen gaat naar 39 organisaties die verschillende disciplines combineren (‘multidisciplinair’)
Deze cijfers zijn exclusief de subsidies voor Kunstenpunt en het VAi. Meer uitleg hierover vind je in de Landschapstekening Kunsten 2019. Ook de huidige middelen voor Kunstinstellingen zijn hier niet bijgerekend: onder die middelen gaat 33% naar drie organisaties die alleen inzetten op muziek, 67% gaat naar vier organisaties die twee of meerdere disciplines combineren.
Voor projectmatige subsidies verschillen de verhoudingen tussen disciplines per jaar. In het Cijferboek Kunsten is de evolutie van de verhoudingen tot en met 2017 terug te vinden. Voor latere jaren ontbreken data en/of dienen uitgebreide extra analyses te worden uitgevoerd.
Subsidies via het Kunstendecreet per functie
Sinds het Kunstendecreet van 2013 kunnen aanvragers zich eveneens profileren aan de hand van functies. Hier is opnieuw een combinatie van meerdere functies mogelijk. Voor de werkingssubsidies (2017-2022) levert dat (exclusief Kunstenpunt en VAi) de volgende verhoudingen op (zie ook Landschapstekening Kunsten 2019):
- 46 organisaties die enkel inzetten op productie. Deze vertegenwoordigen 18,1% van de totale werkingssubsidies
- 22 die enkel inzetten op presentatie, met 7,6% van de werkingssubsidies
- 15 die enkel inzetten op ontwikkeling, met 2,1% van de werkingssubsidies
- 14 die enkel inzetten op participatie, met 3,6% van de werkingssubsidies
- 6 die enkel inzetten op reflectie, met 0,61% van de werkingssubsidies
- 104 die op verschillende functies inzetten, met 68% van de werkingssubsidies
De middelen voor Kunstinstellingen zijn voor alle duidelijkheid niet vervat in bovenstaande. Zij zijn verplicht om in hun aanvraag alle functies aan te kruisen.
Bij aanvragen voor projectsubsidies duiden kunstenaars of organisaties ook één of meerdere functies aan (beurzen vallen automatisch onder de functie ontwikkeling). Een analyse van de verhoudingen tussen functies in de projectsubsidies is voer voor toekomstig onderzoek.
Subsidies via het Kunstendecreet per gebied
We kunnen tot slot de subsidies van het Kunstendecreet verdelen volgens de vestigingsplaatsen van de aanvragers. In de Landschapstekening Kunsten 2019 vind je de werkingssubsidies (2017-2022) geordend volgens provincie (en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest):
- 61 organisaties zijn gevestigd in de provincie Antwerpen en vertegenwoordigen samen 30,4% van de totale werkingssubsidies
- 59 zijn gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en vertegenwoordigen 27% van de werkingssubsidies
- 44 zijn gevestigd in Oost-Vlaanderen en vertegenwoordigen 21,8% van de werkingssubsidies
- 21 zijn gevestigd in West-Vlaanderen en vertegenwoordigen 11,8% van de werkingssubsidies
- 14 zijn gevestigd in Vlaams-Brabant en vertegenwoordigen 5,4% van de werkingssubsidies
- 8 zijn gevestigd in Limburg en vertegenwoordigen 3,7% van de werkingssubsidies
Voor een verdeling over de steden zijn er nog geen uitgebreide analyses beschikbaar. Een snelle blik op de data die we ter beschikking hebben, leert dat de meerderheid van werkingssubsidies geconcentreerd zit in Antwerpen (24% van de totale werkingssubsidies, voor 50 organisaties), Gent (19%, voor 38 organisaties) en de stad Brussel (18%, voor 32 organisaties). Hier bevinden zich met voorsprong de meeste organisaties.
Van de zeven Kunstinstellingen zijn er drie gevestigd in de stad Antwerpen (samen goed voor 69% van de middelen voor Kunstinstellingen). In Brussel, Elsene, Brugge en Gent telkens één.
Wat betreft projectmatige subsidies zijn er evenmin analyses van vestigingsplaatsen beschikbaar. Ook hier kan toekomstig onderzoek licht op werpen.