‘Het buitenland is ook maar het buitenland’: het internationale parcours van Lore Binon
“Ik denk dat iedereen wel de ambitie heeft om met goede ensembles samen te werken en met interessante mensen samen te spelen. En als mij dat naar het buitenland brengt, is dat prima. Maar het is niet dat het daar allemaal zoveel beter is”. Aan het woord is de klassiek geschoolde sopraan Lore Binon. Is internationaal werken in de klassieke wereld heel anders dan in de pop- en rockmuziek?
De klassiek geschoolde sopraan Lore Binon kwam op haar vijfde voor het eerst in contact met muziek. Op slag werd ze verliefd op de warme, ontroerende en veelzijdige klank van de viool die ze hoorde. Pas jaren later zou ze zich overgeven aan de zangkunst: niet als een discipline, maar eerder als een levensstijl. “Ik ben mijn klankkast”, lezen we in haar biografie. “De muziek en de tekst bepalen kleur en emotie. Ik hou van dit leven. Reizen, samen musiceren, interessante collega’s ontmoeten en de magie van wat er gebeurt op een podium.” En die joie de vivre straalt ze ook uit wanneer we haar bij Kunstenpunt op de koffie uitnodigen om het te hebben over haar internationale muziekcarrière.
Kamermuziek is zo’n particulier circuit dat je er een heel ander netwerk voor nodig hebt. De manier om ons internationaal ‘te verkopen’ is heel anders dan bij pop- en rockmuziek.
Je werk is niet echt in één bepaald hokje te plaatsen. Zie jij zelf wel een rode draad, die voor buitenstaanders misschien minder evident is?
Ik doe inderdaad een beetje vanalles: oude muziek, hedendaagse muziek, opera, kamermuziek, noem maar op. Dat is nooit echt een bewuste keuze geweest, maar beetje bij beetje gegroeid. Er kwamen altijd heel diverse projecten op mijn pad. En als die interessant zijn, dan neem je die toch gewoon aan. Op den duur is dat uitgegroeid tot mijn handelsmerk: ik doe graag en veel verschillende dingen.
Vertel!
Ik werk heel vaak freelance met verschillende Belgische ensembles, zowel binnen oude muziek als binnen muziektheater of opera. Daarvoor werk ik samen met een agente die de verkoop regelt. Nu ja, ‘verkoop’ is eigenlijk een groot woord. Het is eerder iemand die mij vertegenwoordigt. Je kan niet zelf naar een operahuis bellen en vragen: “wat doen jullie volgend jaar?’”. Dat loopt altijd via agenten, die onder meer de concrete voorwaarden onderhandelen.
Voor Revue Blanche, het kamermuziekensemble waar ik deel van uitmaak, werken we met een agente die zich uitsluitend focust op ons ensemble. Dat is ook logisch, want kamermuziek is zo’n particulier circuit dat je er een heel ander netwerk voor nodig hebt. De manier om ons internationaal ‘te verkopen’ is heel anders dan bij pop- en rockmuziek. Er circuleren geen uitkoopsommen als bij Oscar And The Wolf, om maar iets te zeggen.
Je schetst nu het contrast met Oscar And The Wolf. Maar onder dat hoogste commerciële niveau zitten natuurlijk nog duizenden groepen die ook niet “in de major league meespelen”, ook al spelen ze pop- of rockmuziek. Maar als ik het goed begrijp is de agent in de klassieke muziekwereld een soort van all-in-one manager en boeker? Je hebt niet voor elke regio een andere agent?
Nee. Maar dat kan wel. Er zijn veel mensen die zich in het buitenland door een andere agent laten representeren. Maar ik ben daar niet naar op zoek gegaan omdat ik genoeg werk heb op dit moment. Voorlopig heb ik niet iemand nodig heb die mij nog veel meer dingen aanbiedt, want je moet het natuurlijk allemaal gedaan krijgen.
Voor Revue Blanche schrijft onze agente wel zelf de culturele centra aan. En ook met de grote huizen in België neemt ze zelf contact op om programma’s voor te stellen. Dat is iets wat persoonlijke agenten van solisten bijvoorbeeld niet doen. Die gaan niet uit eigen beweging naar opera’s beginnen mailen.
Zij wachten gewoon tot de aanbiedingen binnenlopen?
Inderdaad. Dus dat is een heel andere manier van werken.
Met permissie: dat klinkt als een comfortabele job. Maar zij heeft wellicht wel lang moeten bouwen aan haar netwerk, waardoor die kansen vandaag bijna automatisch binnenkomen?
Dat klopt. Bovendien zijn de vragen van huizen vaak zo specifiek dat ze toch naar één welbepaald iemand op zoek zijn. Meestal hebben zij al iemand in hun hoofd vooraleer ze hun programma uitwerken. Dan willen ze specifiek deze of gene zanger(es). Terwijl: als je een kamermuziekgroep aanbiedt aan een cultureel centrum, dan hebben ze keuze uit misschien wel honderd opties.
Je gaf daarnet aan dat je niet per se op zoek bent naar een buitenlandse agent(e). Maar je treedt wel regelmatig op in het buitenland. Op welke manier zou je zelf stellen dat het “internationale” vervlochten is in je carrière?
Ik heb inderdaad al in het buitenland getoerd, met muziektheatervoorstellingen bijvoorbeeld. Dat is dan niet echt een bewuste keuze, maar komt voort uit het feit dat die productie dan circuleert. Het muziektheaterhuis verzorgt in dat geval de contacten. Dus daar sta je als individu redelijk ver vanaf. Wel ben ik op eigen houtje al audities gaan doen in buitenlandse operahuizen. Maar sinds kort moet ik ook rekening houden met mijn twee jonge kindjes.
Dat maakt de dingen er allicht niet makkelijker op?
Inderdaad. Dat is de harde realiteit. Als je wil meedraaien in buitenlandse operaproducties, dan ben je twee maanden van huis weg. Dat impliceert een evenwichtsoefening in combinatie met mijn gezinsleven.
Merk je dat je daardoor bepaalde toegevingen moet doen of dat interessante opdrachten zo aan je voorbij gaan?
Misschien wel, maar je kan het ook omgekeerd bekijken: ondanks de combinatie met mijn gezinsleven, kan ik toch nog altijd heel interessante dingen doen. Met ons ensemble Revue Blanche gaan we binnenkort een week naar Zweden. We hebben ook contacten in de Verenigde Staten, met dank aan Kunstenpunt trouwens. Daarnaast spelen we een kindervoorstelling waarmee we in Duitsland, Frankrijk, Portugal en andere landen getoerd hebben. Maar dat zijn geen tours van pakweg drie weken, hé. Dat is eerder vluchtig: twee dagen na elkaar spelen en dan ben je weer weg.
Dat maakt het dan weer makkelijker om af te stemmen met het thuisfront.
Ja, en dat is maar goed ook. Want zowat alle leden van ons ensemble zijn jonge ouders. Als wij wekenlang zouden wegblijven zou dat thuis niet zo goed onthaald worden. Maar het gebeurt niet vaak dat we tien concerten na elkaar spelen. In Zweden gaan we binnenkort zes concerten spelen. Dat is al veel naar onze normen, zeker in een land waar ze nog nooit van ons gehoord hebben. Zelfs in België spelen we doorgaans geen tours die weken duren. Dat is heel uitzonderlijk als klassiek muziekensemble.
Hoezeer is het in de kamermuziek noodzakelijk dat je muziek fysiek in de winkels ligt op plaatsen waar je gaat optreden?
Meestal verkopen wij gewoon zelf onze cd’s na de show. Een plaat hebben om mee te nemen naar optredens is dus wel cruciaal. Je moet om de zoveel jaar een nieuwe plaat uitbrengen als artiest. Maar je moet dat ook allemaal zelf bekostigen. Enfin, dat is tegenwoordig toch zo in de klassieke muziek.
En niet alleen in de klassieke muziek. Het is best opmerkelijk dat er zoveel parallellen zijn. Ik wist niet dat klassieke muziekensembles na de show ook zelf hun cd’s verkochten.
Ja, de meesten doen dat wel. Ons publiek is natuurlijk ook iets ouder. De cd-markt is een beetje aan het uitsterven, maar ons publiek heeft doorgaans geen iTunes-account. Zij willen nog een cd kopen. En eigenlijk hou ik zelf ook nog altijd meer van fysieke muziekdragers. Dat is een beetje de paradox: de labels zijn vaak niet meer geïnteresseerd om nog cd’s te persen, maar doordat ons doelpubliek aan de oudere kant is, zijn cd’s wel nog relevant.
We denken ook na over innovatieve manieren om onze release in de kijker te zetten: door er een podcast bij te maken, bijvoorbeeld. Maar dat maakt de productiekosten ook weer hoger, dus het is niet evident om vernieuwend uit de hoek te komen. En er zijn ook weinig garanties dat ons publiek daarin zou meegaan, denk ik.
Hoe zit het qua distributie in België? Heb je indie labels voor klassieke muziek?
Ja, er zijn kleinschalige platenfirma’s in de klassieke muziek. Maar ik heb niet de indruk dat er veel verschil is tussen de indies en de majors. Zelfs de kleine labels worden soms gerecenseerd door de vooraanstaande muziekmagazines. Misschien hebben de grote labels wel meer connecties, maar dat wil niet zeggen dat je plaat beter onthaald wordt of meer persaandacht krijgt.
Ook dat is heel herkenbaar vanuit de popmuziek. Als je binnenkort op tour gaat met je ensemble, in wat voor zalen speel je dan? Zijn dat buitenlandse equivalenten van onze culturele centra?
Voor onze aanstaande tournee in Zweden heb ik daar weinig zicht op. Maar in Tallinn hebben we onlangs voor een grote zaal gespeeld tijdens het Black Nights Film Festival. Daar was heel veel volk, maar dat had ook te maken met het feit dat ons optreden daar gesteund werd door de Vlaamse Overheid. Voor het overige spelen we met Revue Blanche in het buitenland doorgaans in kleinere zalen. We beginnen daar min of meer vanaf nul. Ze kennen ons daar nog niet.
Ik kan me voorstellen dat er ook daar getalenteerde programmatoren zijn, die met de naam van hun huis een trouw publiek hebben opgebouwd, ook voor minder bekende namen?
Inderdaad, net zoals dat in België geldt voor buitenlandse ensembles. Gewoonlijk zet zo’n programmator dan een hele concertreeks uit en zijn er veel mensen die de hele reeks meepikken, omdat ze weten dat de kwaliteit goed zit.
Het is niet zo ik tot in den treure audities ga doen om toch maar in het buitenland te kunnen zingen. Als dat toevallig samenhangt met een fijn project, dan wil ik dat wel doen. Maar constant in het buitenland zitten, dat hoeft niet voor mij.
Hoe ver reikt je internationale ambitie eigenlijk: ben je tevreden met hoe het op dit moment loopt? Of hunker je naar een ‘échte’ internationale doorbraak?
Ik denk dat iedereen wel de ambitie heeft om met goede ensembles samen te werken en met interessante mensen samen te spelen. En als mij dat naar het buitenland brengt, is dat prima. Maar ‘het buitenland’ is ook maar het buitenland. Het is niet dat het daar allemaal zoveel beter is. Ik heb er absoluut niets op tegen, maar ik ga niet tot in den treure audities doen om toch maar in het buitenland te kunnen zingen. Als dat toevallig samenhangt met een fijn project, dan wil ik dat wel doen. Maar constant in het buitenland zitten, dat hoeft niet voor mij. Toch niet op dit moment.
Laten we even in het midden laten of je toekomstige projecten zich al dan niet in het buitenland zullen afspelen. Wat is – puur inhoudelijk – het pad dat je wil uitstippelen?
Ik denk dat ik me in de toekomst nog meer wil toeleggen op mijn eigen projecten: hopelijk met wat subsidies, wat niet altijd lukt. Dit jaar hebben we wél subsidies gekregen en dat maakt een wezenlijk verschil: ineens heb je een budget om mee te werken. En het is natuurlijk wel leuk dat je dan zelf de touwtjes in handen hebt en voor de volle honderd procent bepaalt wat er gebeurt. Tegelijk zijn er in de opera ook nog veel mooie rollen die ik zou willen zingen: maar ik hoef geen vier opera’s per jaar te doen. Dan wordt het van het goede teveel. Zo’n rol legt ongelooflijk veel beslag op je tijd. En ook op je stem. Dat is een heel ernstig engagement: weken aan een stuk in hetzelfde duiken. Maar het is wel iets waarin ik verder wil gaan.
En hoe krijg je zo’n droomrol te pakken?
Auditie doen, hé. En dan vier weken repeteren, om vervolgens een keer of acht op te treden.
Maar met zo één opdracht kan je financieel wel even overbruggen?
Ja, opera is natuurlijk wel een stuk beter betaald dan een kamerconcert. Maar het is ook een veel verregaandere tijdsinvestering, dus op die manier is het wel in verhouding.
Stilaan daagt ook binnen de muzieksector een sluimerend ecologisch verantwoordelijkheidsbesef. Hoe sta jij daar als toerende artiest tegenover?
Toen we naar Tallinn vlogen, was dat echt om tien minuutjes te spelen en daarna weer terug te keren. Dan hebben we ons ook die bedenking gemaakt en het er over gehad in de groep. Uiteindelijk zijn we wel gegaan, maar we willen daarin wel opletten. Als alle buitenlandse aanbiedingen van die aard zouden zijn, gaan we daar zeker niet altijd in meegaan.
Dit gesprek maakt deel uit van het onderzoekstraject ‘(Re)Framing The International’ waarin we nadenken over manieren waarop we anders en – misschien – beter internationaal kunnen werken. Heb je zelf ideeën of suggesties, die misschien niet per se voor jezelf gelden, maar die nuttig zouden kunnen zijn voor de muziekindustrie in het algemeen, of voor de klassieke muziek in het bijzonder?
Ik kan me inbeelden dat een algemeen aanspreekpunt per regio echt wel een verbetering zou kunnen betekenen. Stel dat je wil gaan spelen in Zweden, dan zou het handig zijn om iemand ter plekke te hebben die je daar kan “verkopen”: een verantwoordelijke die je het circuit kan leren kennen en je uitlegt hoe het er daar aan toe gaat. Want als je dat allemaal zelf moet ontdekken duurt het wel even vooraleer je volledig in een bepaalde scene of markt thuis bent.
Onze collega’s van WBM werken aan een online netwerk van experten van over heel Europa. Als muziekprofessional kan je dan beroep doen op die expert voor een individuele meeting, Skype-sessie of telefoongesprek.
Dat lijkt me wel wat. Want elke markt heeft zijn specifieke werking. Het is voor ons bijvoorbeeld niet evident om in Frankrijk te spelen omdat wij geen repertoire spelen, maar onze eigen arrangementen brengen. Zo’n dingen weet je niet als je er nog nooit geweest bent.
Zijn er zo nog praktische hindernissen waaraan je denkt? Colin van Amenra deed eerder in deze reeks al zijn beklag over de papierwinkel die komt kijken bij optreden in Frankrijk.
Ja, je wordt daar vaak nog met cheques betaald. Dat is natuurlijk compleet achterhaald. Je mag bijvoorbeeld geen factuur opmaken, maar een zogenaamde ‘note d’horaire’. Dat formulier moet vervolgens worden afgestempeld door het plaatselijke gemeentebestuur. En zo zijn er nog heel wat onnozele dingen. Je vraagt je af waarom er geen eengemaakt systeem bestaat voor Europa. Op dat vlak is Frankrijk toch wel heel ouderwets.
De meeste popgroepen hebben een album en toeren daar dan een of twee jaar mee. Zo gaat dat niet bij een kamermuziekensemble. Wij hebben gewoon verschillende programma’s die we uitvoeren met dezelfde bezetting, nu eens het ene programma, dan weer een ander.
Hoe zit het met de online aanwezigheid van een klassiek ensemble als Revue Blanche. Zijn jullie met streaming bezig?
Eigenlijk niet. Zelfs onze Facebook-pagina onderhouden is voor ons al een hele opdracht. Vaak beseffen we na een optreden: “daar hadden we eigenlijk een foto van moeten nemen”. Dat we die reflex niet altijd automatisch maken, komt deels door ons oudere publiek. Maar we willen natuurlijk wel een jonger publiek bereiken, dus we gaan wel nieuwe mensen moéten aantrekken. We doen daar wel inspanningen voor. Zo gaan we samenwerken met een radiomaakster om een podcast te maken. En ook met de kindervoorstellingen die we doen, willen we kinderen warm maken voor klassiek. Live-streaming van concerten hebben we eigenlijk nog nooit gedaan. Maar video wordt wel steeds belangrijker. Nieuwe projecten gaan we proberen capteren om trailers te maken voor volgende optredens. Daar is veel vraag naar vanuit organisatoren.
Grote huizen als De Munt doen soms captaties, maar dan zijn de opname voor het huis, niet voor de band. Sowieso wordt er altijd één voorstelling van een reeks opgenomen voor de archieven. Maar als wij met ons ensemble zelf beelden willen, moeten we die opnames zelf financieren.
Maar van streamingdiensten maken jullie dus geen gebruik?
Oh jawel, onze muziek staat wel op Spotify. Maar ja daar heb je als artiest niks aan.
Streaming-inkomsten zijn inderdaad niet bepaald een goudmijn te noemen. In principe zou je gemiddeld toch ongeveer tussen de 0,004 en 0,007 euro per stream moeten ontvangen?
Ik denk niet dat we daar al ooit iets van gezien hebben.
Toch maar eens aankloppen bij het label, of doen jullie alles in eigen beheer?
De opnames die op Spotify staan zijn uitgebracht onder het Klara-label, toen die nog opnames financierden. Nu doen ze dat niet meer. Waarschijnlijk hebben wij in ruil voor die opnames wel een stuk van onze rechten afgegeven. Maar dat gaat over zo’n kleine bedragen dat we daar niet van wakker liggen.
Heb je nog plannen voor internationale samenwerkingen met muzikanten, componisten, etc.?
Er zijn al enkele heel interessante buitenlandse componisten geweest waarmee we graag hadden samengewerkt, maar als je in Vlaanderen subsidies wil aanvragen voor je opnames, is het vaak strategischer om te werken met een Vlaamse componist.
Het is wel erg jammer dat je artistieke principes moet laten varen om subsidies te kunnen krijgen.
Ook louter uit praktische overwegingen is het handiger om met muzikanten samen te spelen die niet te ver uit de buurt wonen: alleen al voor repetities. Voor onze persfoto hebben we wel samengewerkt met een Estse fotografe. Die samenwerking is eigenlijk heel toevallig ontstaan: we zijn online beginnen zoeken en vonden uiteindelijk iemand waar we allemaal achter stonden. En die bleek dan in Estland te wonen. De regisseur van onze kindervoorstelling is een Italiaanse. Haar hebben we leren kennen omdat zij voorheen al had samengewerkt met het huis waarvoor we die voorstelling gemaakt hebben.
Bovendien is het niet zo dat we één vast programma instuderen om daar 20 of 50 keer mee te toeren. De meeste popgroepen hebben een album en toeren daar dan een of twee jaar mee. Zo gaat dat bij ons niet. Wij hebben gewoon verschillende ‘programma’s’ die we uitvoeren met dezelfde bezetting. Nu eens spelen we dit programma, dan weer een ander. En aangezien we geen structurele subsidies ontvangen, zijn de repetities altijd onbetaald. Ook dat maakt het minder evident om met internationale (gast-)muzikanten te werken: voor je eigen ensemble doe je dat, maar externe mensen gaan niet zomaar onbetaald werken.
Dan wens ik jullie genoeg streaming-inkomsten toe om jullie favoriete componist te kunnen betalen, waar die ook woont. Bedankt voor het gesprek.