Van nieuw- naar diepstedelijke grond: een open brief aan Gent
Lara Staal is artistiek curator, onderzoeker en schrijver. Ze las deze open brief voor op Staat van de Stad tijdens het Theaterfestival in Gent. Nieuwsgierig naar haar parcours? Lees hier alles over haar ontmoetingen, gesprekken en bezochte locaties.
Beste Gent,
Onlangs kreeg ik de gelegenheid je meerdere malen te bezoeken en in gesprek te gaan met een aantal van de verschillende artistieke en culturele praktijken die jij rijk bent.
Kunstenpunt en ik spraken met vijftien organisaties, personen of initiatieven die allen werken op het snijvlak van kunst, cultuur en burgerschap. Plekken, mensen en ideeën die zich soms aan het oog onttrekken, buiten de stadsring plaatsvinden of zich niet via de geijkte subsidiekanalen financieren. Praktijken die waarschijnlijk niet zo regelmatig geïnterviewd worden in bekende kunst- en cultuurtijdschriften of uitgenodigd worden op het hoofdpodium van prestigieuze festivals. Broeinesten die wellicht niet bekend staan als stedelijke hotspot, maar een cruciale rol spelen in het dagelijkse leven van een gemeenschap, deelnemers, bezoekers, vrijwilligers of bewoners.
“Hoewel de meeste initiatieven zich niet in het centrum afspelen, zijn ze wel de broodnodige longen van de stad”
Het was een bijzonder mooie reis langs diverse oude gebouwen die heringericht zijn, buurthuizen, binnentuinen, cinemazalen, bruine cafés en semipublieke ruimtes. En ik realiseerde me bij ieder nieuw gesprek wat een rijke stad Gent is, mits je bereid bent een beetje goed te zoeken. Een stad met een opvallende hoeveelheid actieve burgers die het risico nemen eigen initiatieven op te starten, soms regelrecht tegen de stroom in, varend op louter urgentie als brandstof. En alhoewel de verscheidenheid van de initiatieven in het oog springt, was er telkens die herkenbare onderstroom, het vuur in de ogen van de mensen die we interviewden, de overtuigingskracht van het belang van een bepaalde plek en werking.
Maar in elk gesprek was er één element dat iedere keer weer ter sprake kwam: het gebrek aan tijd. Het gebrek aan tijd om de zorg te leveren die men vond dat er geleverd moest worden aan bewoners, participanten, kunstenaars en projecten. Gebrek aan tijd om aan pr te doen en het bestaan van de organisatie voldoende kenbaar te maken. Gebrek aan tijd voor het schrijven van subsidiedossiers. Gebrek aan tijd om ambtenaren, beleidsmedewerkers en subsidiënten te vertellen over de werking en de benodigdheden. Gebrek aan tijd om verbouwingen af te maken, waterlekken te voorkomen, tuinen te onderhouden.
En toch, en toch, beste Gent, maakte ieder van de gesprekspartners tijd voor ons. Iedere organisatie of persoon die we spraken was bereid op goed vertrouwen met ons samen te zitten, ons uit te nodigen in zorgvuldig uitgedachte ruimtes, uitvoerige rondleidingen te geven en in te gaan op onze vragen. Want als je ergens in gelooft, dan vind je altijd wel een manier om dat verteld te krijgen. Daar maak je dan ruimte voor, ook als er in eerste instantie niet direct iets tegenover staat.
Dit gebrek aan tijd, duidt volgens mij op een fenomeen dat ondertussen een trend geworden is. Want wat niet winstgevend is kan nog maar met mondjesmaat op steun rekenen. De fragiliteit die dat genereert sprong, naast de onmiskenbare overtuigingskracht, in het oog. Want de vraag is of culturele en artistieke initiatieven op louter noodzaak en onverzettelijkheid kunnen volhouden, of er niet een moment is dat ze opbranden, omdat er meer nodig is dan goede moed en goede ideeën.
“Iemand heeft op een gegeven moment gedacht dat kunst zich zou kunnen terugtrekken in witte en zwarte vierkante dozen waar mensen kaartjes voor moeten betalen om iets te gaan zien dat hen verrast of ontroerd of aan het denken zet. Maar de mensen die ik heb gesproken geloven niet meer zo in die dozen.”
Vandaar deze brief, beste Gent, omdat ik de indruk kreeg dat hoewel de meeste initiatieven zich misschien niet in het centrum afspelen, ze wel de broodnodige longen zijn van de stad. En daarin ben je natuurlijk niet alleen. Iedere grote of middelgrote stad in Europa kampt met hetzelfde probleem. Wijken worden aan hun lot overgelaten omdat ze financieel weinig opleveren, tot dat mensen zich erom beginnen bekommeren en zorg willen dragen voor een dynamiek van uitwisseling en gesprek, van verbinding, expressie en mondigheid. De nieuwe energie die ontstaat wanneer een leeg pand opnieuw bezet wordt of men met minimale middelen een buurthuis opzet, creëert plotseling een trekpleister.
De kleinschalige, lokale initiatieven wekken de aandacht van beleidsmakers die nieuwe kansen zien, kunstenaars die er nog relatief goedkoop een atelier kunnen huren, toeristen die willen pionieren en de grove parels van de stad willen ontdekken en uiteindelijk ook gezinnen die betaalbaar willen wonen. En deze gezinnen kopen biologisch, doen aan yoga en hebben een moestuin… En langzamerhand trekken ondernemers naar de wijk en binnen no-time wordt de oorspronkelijke bewoner voor een zogenaamd gul bedrag aangeboden zijn woning te verlaten.
En dit proces, dat we gentrificatie noemen, draagt een diepe tragedie in zich. Het wordt aangetrokken door alles dat alternatief, pluriform en gemixt is, maar duwt in zijn aanzuigende werking alles door één en dezelfde mal. Totdat de middenklasse moeder ’s ochtends haar deur opent en alleen nog maar omringd wordt door andere middenklasse moeders met dezelfde bakfietsen en dezelfde boodschappentas.
“Aan de ene kant zien we hoe subsidiegeld steeds meer gelabeld wordt. Hoe projecten alleen gesteund worden als ze bijdragen aan het bereiken en activeren van specifieke doelgroepen. Aan de andere kant zien we hoe het kunstenveld zich steeds meer aan het toespitsen is op ‘top-kunst’, op uitmuntende instellingen – too big too fail – die een stad of land op de kaart moeten zetten”
Beste Gent, misschien ben je verbaasd over een relaas dat gaat over woningbouw omdat je gedacht had dat ik het over kunst zou hebben, maar feit is dat deze uiteindelijk allemaal met elkaar te maken hebben. Iemand heeft op een gegeven moment gedacht dat kunst zich zou kunnen terugtrekken in witte en zwarte vierkante dozen waar mensen kaartjes voor moeten betalen om iets te gaan zien dat hen verrast of ontroerd of aan het denken zet. Maar de mensen die ik heb gesproken geloven niet meer zo in die dozen. Zij maken kunst op een plein, in een tuin of met een broodoven. Zij wassen de tapijten van de mensen in de buurt of organiseren buurtwandelingen. Zij doen projecten in sportscholen, kapsalons of beginnen te breakdancen in een shoppingcenter vanwege de geschikte marmeren vloer. En dus hebben zij alles te maken met wie daar woont, met welke publieke ruimte er beschikbaar is, met door wat voor cafés ze worden omringd. En dat heeft weer alles te maken met huurprijzen.
Iemand zei me in een van de gesprekken dat jij als stad de sociale mix van mensen in een buurt als De Brugse Poort wil behouden, maar dat de privé markt veel sneller groeit dan de sociale woningen…
Ik schrijf je deze brief, beste Gent, omdat ik denk dat er reden is om ons zorgen te maken. Omdat we aan de ene kant zien hoe subsidiegeld steeds meer gelabeld wordt. Hoe projecten alleen gesteund worden als ze kunnen aantonen dat ze bijdragen aan het bereiken en activeren van specifieke doelgroepen. Hoe we eigenlijk de zwakke plekken van onze samenleving voortdurend de verantwoordelijkheid maken van kunstenaars en deze laten oplossen door culturele en artistieke initiatieven.
En tegelijkertijd zien we aan de andere kant hoe het kunstenveld, zowel in Vlaanderen als in Nederland, zich steeds meer aan het toespitsen is op ‘top-kunst’, op uitmuntende instellingen – too big too fail – die een stad of land op de kaart moeten zetten. Instituten met dikke muren, pikzwarte zalen en spierwitte dozen waar mensen naartoe komen die geïnteresseerd zijn in, en tijd hebben voor, ‘gerenommeerde kunst’. Maar het zijn precies die plekken die vaak niet tot de haarvaten van een samenleving doordringen, juist omdat ze exclusief zijn. Dat is hun aantrekkingskracht. Maar een stad moet niet vergeten dat deze bastions uiteindelijk vooral voor de lucky few bestaan. Terwijl een stad zoveel meer gezichten en achtergronden herbergt.
Democratie gaat over de macht aan het volk, maar ‘het volk’ is nooit homogeen en bestaat uit een oneindige variatie van mensen, leefwerelden, opleidingen, achtergronden en kwaliteiten. Zij kunnen zich potentieel wel scharen onder een groter ideaal, maar dan moeten ze wel over een stem beschikken, over de tijd om gedachten te kunnen formuleren, over het gevoel een keuze te hebben in wie ze willen zijn en worden. En dat is precies waar de praktijken waarmee we hebben gesproken in investeren: gemeenschapsvorming, autonomie, samenwerking, co-creatie en interactie, broederschap, spel, reflectie en duurzaamheid.
“Een stad is idealiter een plek die ruimte geeft aan uitwisseling, kritisch denkvermogen en verbeelding”
Vandaar dat ik, gebaseerd op de vijftien gesprekken, de volgende uitgangspunten met je zou willen delen. Ongevraagde adviezen zogezegd, die mijns inziens noodzakelijk zijn om die rijke diversiteit aan stemmen te behouden en ondersteunen. Om een democratie leefbaar en pluriform te houden. Om burgers de kans te geven zichzelf en hun omgeving mede vorm te geven. Om ervoor te zorgen dat samen leven, wonen en werken, meer is dan een terugtrekking in homogene bubbels van gelijkgestemden. Om uit te dragen dat het dagelijks leven uit meer zou moeten bestaan dan overleven enerzijds en consumeren anderzijds. Dat een stad idealiter een plek is die ruimte geeft aan uitwisseling, kritisch denkvermogen en verbeelding. En om dat te kunnen doen zijn de volgende inzichten wat mij betreft cruciaal:
- Het schrijven van subsidiedossiers is achterhaald. Verzin andere aanvraagmethodes. Creëer nieuwe selectiemethodes die ruimte geven aan verschil. Breakdancers zijn niet per se dossiervreters. Durf iets of iemand te ondersteunen op basis van een gesprek bijvoorbeeld.
- Schrijven is vastleggen. Vele initiatieven willen juist open blijven. Ze kunnen alleen op de noden van hun directe omgeving inspelen als ze onaf mogen blijven. Durf dus te opereren vanuit vertrouwen. Ondersteun een praktijk op basis van zijn intentie in plaats van op basis van zijn vooraf vastgelegde toekomstplannen.
- Veel praktijken spelen zich af op de grensvlakken tussen het sociale, het culturele en het artistieke. Dwing hen niet de regelgeving van alle verschillende decreten te leren om hen vervolgens telkens naar een ander decreet door te verwijzen. De dossierlast wordt zo enorm. Maak ruimte voor werkingen die zich precies in de grijze zone tussen kunst en burgerschap afspelen.
- Ieder individu wordt gevormd door zijn omgeving en niemand, maar dan ook niemand, werkt werkelijk alleen. Erken het belang van collectieve werkwijzen en gedeeld auteurschap en zorg dat het evenredig gesteund kan worden als de meer individueel vormgegeven praktijken.
- Bied niet alleen beschikbare vrije ruimtes maar genereer ook financiële ondersteuning voor een verbouwing. Het kan niet zo zijn dat een buurt- of kunstenaarsinitiatief blij moet zijn met een krot en zelf maar moet uitzoeken hoe om te gaan met gebrek aan elektriciteit, waterschade, paddenstoelen en muizen.
- Erken de waarde van vrijwilligers. Zorg voor een gelijkwaardige positie ten opzichte van een opdrachtgever. Plaats vrijwilligerswerk in een positief kader zodat het een stevigere sociale positie krijgt.
- ‘Tijdelijke invulling’ klinkt geweldig en voor sommigen werkt het gedwongen nomadische bestaan omdat ze altijd in beweging moeten blijven, maar herken op tijd de waarde van een plek die mag blijven. Iedere twee, drie jaar van locatie naar locatie hoppen kan precies niet doen wat het beoogt; namelijk duurzame relaties ontwikkelingen met de buurt en zijn bewoners. Je ergens thuis voelen heeft tijd nodig. Vertrouwen wordt niet in drie maanden tijd opgebouwd …
- Laten we nieuwe woorden vinden voor het spreken over diversiteit. Zelfs ‘nieuwstedelijke creatie’ dreigt in de valkuil te trappen bewoners, participanten, toeschouwers en kunstenaars met een migratieachtergrond te bestempelen als ‘nieuw’. Europa is één lange geschiedenis van migratie en iedere migratiegolf tekent een stad en een land. Laten we dus spreken over diepstedelijke creatie. Aangezien mensen met een migratieachtergrond de stad van vandaag evenveel hebben vormgegeven als ieder ander.
- Stop met doelgroepdenken. Gemeenschappen met verschillende culturele achtergronden dienen serieus genomen te worden. Het idee dat er formules zouden bestaan om specifieke groepen binnen te halen is paternalistisch. Iedere gemeenschap is net zo goed divers in zichzelf. Een ieder die het gevoel heeft serieus genomen te worden en mede invloed mag uitoefenen zal zich aangesproken voelen.
- Er zijn zoveel goede ideeën. Durf de middelen beschikbaar te stellen om mensen een kans te geven deze te realiseren.
- Falen is cruciaal. Topkunst mislukt zogezegd nooit maar moet daarom voortdurend conservatieve keuzes maken. Want alleen door op ‘safe’ te spelen, kan het idee van ‘kwaliteit’ en ‘succes’ behouden worden. Hierdoor circuleren altijd weer dezelfde namen die voortdurend op dezelfde manier gepresenteerd worden aan een publiek. Diepstedelijke praktijken daarentegen moeten kunnen falen. Risico is deel van het proces. Alleen daarom kunnen ze direct inspelen op de actualiteit en zoeken naar nieuwe vormen.
- Durf initiatieven hun onafhankelijkheid te laten behouden. Probeer niet alle kleinere organisaties onder één gezamenlijke vlag te duwen. Pluriformiteit is wezenlijk. Pas als iemand zijn specifieke zelf mag zijn, is er ruimte open te staan voor anderen.
- Pas op voor de valkuil artistieke en culturele organisaties te verplichten steeds meer eigen middelen te genereren. Niet alle waardes zijn te verenigen met het winstmodel.
- Niet iedereen beschikt over ouders die werken in de kunsten als serieuze optie zien. Creëer als stad, naast de formele kunst hogescholen, verschillende alternatieve instapmogelijkheden in het artistieke veld.
- Zowel binnen de kunsthogescholen, als binnen het veld, is er nood aan nieuwe stemmen. Maar de witte denkwijzen en structuren domineren nog steeds.
- Er is een gapend gat tussen de kunsthogescholen en het veld. Geef nieuwe initiatieven die toegankelijk zijn voor afgestudeerden de mogelijkheid hun werking op te starten.
- Durf een nieuwsgierige burger te zijn van je stad. Wandel soms in buurten waar je nog nooit geweest bent. Vind de moed op deuren te kloppen die je nog niet kent. Verlaat met enige regelmaat het stadscentrum. Een stad is alleen divers als je durft je eigen habitats te verlaten.
- Sluit je als artistieke organisatie niet op binnen je vaste groep medewerkers en vaste publiek. Blijf om je heen kijken. Houd je deur open. Durf dicht op de huid van zeer uiteenlopen mensen te werken.