Een subsidiedossier is geen product. Over ondersteuning bij het schrijfproces.
Ik deel graag enkele inzichten over het schrijven van subsidiedossiers die ik opdeed bij het ondersteunen van kunstenaars en die ik verwerkte in een cursus productie van de post-masteropleiding Transmedia (LUCA, Brussel). Aanleiding was een wervende mail van een consultancybureau, waarmee ze hun diensten als dossierschrijvers aanbieden aan kunstenaars met het oog op een volgende indiendatum voor projectsubsidies en beurzen:
“Until May 15 you can submit your application for an individual grant or project subsidy. We know, it’s not easy these subsidy applications! Our experience of having put together a lot of subsidy files will raise your succes rate. We got 11 out of 15! We have a clear price setting: 15% on total budget received (a maximum of € 1.500). No result, no pay! In order to maximize your chances, you need to start in time!”
Een dossier is even belangrijk voor de indiener als voor diegene die je over een project of je praktijk wil informeren zoals bijvoorbeeld de overheid, een co-producent, een investeerder of een presentatieplek. Het uitschrijven dwingt je om uit te klaren wat je wil doen en waar je staat, en het doet nadenken over de planning, de artistieke en zakelijke aspecten, de partnerships en hoe je een werk in de wereld wil zetten. Een oefening in uitschrijven en expliciteren helpt de indiener nadien bij de uitvoering. Een dossier overtuigt omdat het doordacht is. Een dossier dat enkel gemaakt is om lezers te overtuigen omdat het de taal van de lezers gebruikt en/of inspeelt op criteria en impliciete verwachtingen is op termijn waardeloos voor iedereen.
Binnen deze principes zijn er veel variaties mogelijk:
- De meeste kunstenaars en organisaties schrijven hun dossier zelf en dat blijft een goeie zaak omdat het uitklaringsproces en het verwoorden/visualiseren ervan gebeurt door de makers en/of bedenkers. Het garandeert ook de eigen ‘tone of voice’ waarbij inhoud en vorm samen gaan.
- Er is geen enkel probleem om je te laten bijstaan in het uitklaren, plannen, budgetteren en uitschrijven. Een dialoogpartner die kritische vragen stelt en je doet nadenken over dingen die (nog) niet niet duidelijk zijn of ontbreken helpt. Als het ‘klikt’ tussen auteur en meedenker blijven ‘inhoud’ en ‘vorm’ op elkaar afgestemd blijven. Zo’n meedenker en schrijver vergoeden is fair.
- Als je geen geld hebt om zo’n ondersteuning bij het schrijven van een dossier te betalen, kan je die peer-review opbouwen binnen je eigen netwerk van kunstenaars, bevriende programmatoren/curatoren of schrijvers: vriendendiensten uitwisselen.
- Ondersteuning bij het schrijven van een dossier kan eenmalig zijn of kan ook leiden tot langdurige relaties van mentorship en reviewing onder gelijken, of tot een professionele relatie zoals bijvoorbeeld de relatie tussen kunstenaar met een management bureau, de relatie kunstenaar-producent of een informele langdurige relatie tussen kunstenaar en kritische meedenker/dossierschrijver.
De taal waarmee het consultancybureau voor kunstenaars, galeries en kunstruimtes op het gebied van administratie en communicatie, zijn diensten aanbiedt roept vragen op.
Het geeft de indruk dat enkel succes en een subsidie binnenhalen telt (“success rate”, “maximise your chances”) terwijl een dossier ook een belangrijke rol speelt in het ontwikkel- en leerproces van een kunstenaar of organisatie.
Het schept het beeld alsof je enkel via professionals die betalende diensten aanbieden een succesvol dossier kan maken, terwijl het duurzamer kan zijn om te investeren in de opbouw van langetermijnrelaties, zoals bijvoorbeeld een groep kunstenaars en professionals die elkaar helpen, hetzij formeel (zoals bijvoorbeeld Hiros, Jubilee, Auguste Orts) hetzij informeel.
Het schept mogelijk een verkeerd beeld van ‘zij die ervoor kunnen betalen meer kansen hebben om er te geraken’ dan anderen; het schept ook een beeld van ongelijkheid (zij die ervoor kunnen betalen en zij die het niet kunnen betalen), terwijl diegene die van die betalende diensten gebruik maken daar ook op termijn afhankelijk van worden in plaats van het zelf te leren, of het te leren in een community waar mensen (gratis) samen kennis opbouwen en delen.
Het schept het beeld dat elke kunstenaar of indiener door een professioneel dossierschrijver kan geholpen worden, terwijl het in realiteit lang duurt voor je de juiste ‘match’ hebt tussen een kunstpraktijk en een ondersteuner/schrijver/producent; een dossier is met andere woorden geen product dat je in een winkel koopt.
Het bevestigt de indruk dat je binnen het kunstensysteem (en dus ook beoordeling) een specifieke taal moet spreken die enkel super-professionals beheersen, en dat klopt soms ook, maar gaat in tegen de idee van diversificatie van talen en uitdrukkingsvormen waar beoordelaars voor moeten leren open staan.
Op zich zijn professionele ondersteuners die dossiers helpen schrijven zeker waardevol en er is niets tegen het aanbieden van betalende diensten. Er bestaan echter ook andere vormen van ondersteuning en peer-review die evenzeer onder de aandacht van kunstenaars moeten gebracht worden.