De Strategische Visienota Kunsten en de Landschapstekening: vinden ze elkaar?
De Strategische Visienota Kunsten van Vlaams minister Jambon is geïnspireerd door de Landschapstekening Kunsten. Hoe verhouden de krachtlijnen van de Visienota zich tot de Landschapstekening? Stelt het beleid het kunstenveld in staat maximaal in te zetten op zijn sterktes? En kan het kunstenveld tegelijkertijd zijn kansen grijpen, zwaktes minimaliseren en bedreigingen uit de weg gaan? We zoeken het uit.
1. “Het duurzame en dynamische kunstenlandschap: meerstemmigheid in alle opzichten”
Het Vlaamse kunstenveld levert al langer grote inspanningen op vlak van duurzaamheid en meerstemmigheid. Naast deze twee bredere maatschappelijke uitdagingen identificeert de Landschapstekening Kunsten (hierna: LST) er nog meer, denk maar aan gendergelijkheid, etnisch-culturele diversiteit, digitalisering (de digitale maturiteit van kunstspelers) of ecologie. Het zijn allemaal kwesties waarover interessante praktijken en inzichten worden ontwikkeld, maar waar evengoed nog grote werven liggen (LST > zwakte ‘Maatschappelijke verankering en inclusief werken’).
De Visienota laat de invulling van “meerstemmigheid” open. Een zo breed mogelijke benadering sluit aan bij de kans om te werken aan meer maatschappelijke verankering en inclusiviteit op vele fronten (LST > kans ‘Inclusief werken als wissel op de toekomst’), temeer omdat de Visienota ook oproept tot “een zo groot mogelijke diversiteit en inclusiviteit” in de kunstensector.
Andere maatschappelijke thema’s waaraan de sector belang hecht komen minder tot niet aan bod, zo vonden we amper verwijzingen terug naar klimaatbewust handelen en (ecologische) duurzaamheid en de mogelijkheden om daarin te innoveren (LST > kans ‘Samenwerken met andere beleidsdomeinen aan duurzaamheid en innovatie’), behalve in de passages over vormgeving en infrastructuur.
2. “Een vierledige structuur binnen het ecosysteem”
Het huidige Kunstendecreet beschikt over een palet aan instrumenten ter ondersteuning van een brede waaier aan artistiek initiatief (LST > sterkte ‘Follow the actor: ruimte voor artistiek initiatief’). De Visienota beschrijft dat dit het kunstenveld hielp ontwikkelen en stelt dat “kunstenaars, instellingen en organisaties […] in de ons omringende landen vaak ingekapseld zijn in weinig dynamische en eerder traditionele structuren en instituten” (p. 6).
Naast de sterkte van dat flexibel en open kader vertoont het huidige systeem ook een zwakte die de Visienota wil aanpakken: het systeem biedt weinig handvatten om te kijken naar evenwichten in het landschap: tussen instroom, doorstroom en uitstroom, tussen disciplines, in de geografische spreiding van het aanbod, enzovoort (LST > zwakte ‘Weinig tools voor landschapszorg in het Kunstendecreet’; zie ook krachtlijn 3). Daarnaast zien we dat de overheidsmiddelen voor de kunsten onder druk staan, onder andere door besparingen in opeenvolgende legislaturen (LST > bedreiging ‘Minder investeringsbereidheid bij overheden’). Ook de Visienota geeft aan in de eerste plaats te kijken naar de reeds beschikbare middelen om beleidsinitiatieven te nemen (zie pp. 3, 5, 6, 7, 11 en 20).
De voorgestelde vierdeling en de striktere scheiding tussen subsidietypes markeren een verschil met de logica achter het huidige Kunstendecreet (LST sterkte ‘Follow the actor’). Waren bij eerdere decreetswijzigingen “openheid” en “schottenloosheid” de uitgangspunten, dan zien we hier net meer schotten tussen categorieën opgetrokken worden. Verdere operationalisering van deze krachtlijn moet voorkomen dat de gevreesde verstarring van het kunstenlandschap (Visienota p. 6) niet net in de hand zal worden gewerkt.
De Visienota benadrukt het belang van interdependenties in het veld, waarbij grotere spelers ook zwaardere lasten dragen om kunstenaars te beschermen en kleinere organisaties te ondersteunen. De krachtlijnen ter wijziging van het Kunstendecreet, i.e. meer middelen voor de Dynamische Ruimte en de creatie van een groep Kerninstellingen binnen een ongewijzigd budgettair kader, doen vermoeden dat er een bezuinigingsronde aankomt bij de middelgrote organisaties. Hier moet voldoende voorzichtigheid aan de dag worden gelegd, want deze organisaties vormen een belangrijke schakel in het geheel van het veld. Het zijn de middelgrote organisaties die cruciaal zijn voor kunstenaars voor de ontwikkeling en presentatie van, en de reflectie over hun werk (LST > zwakte ‘druk op ontwikkeling en reflectie’).
Een gebrek aan voldoende middelgrote spelers is overigens een probleem bij vele creatieve sectoren (veel meer dan enkel de gesubsidieerde kunstensector; zie LST > p. 170 over het missing middle-fenomeen).
Kunstenpunt publiceert over enkele dagen een tekst die dieper ingaat op deze herstructurering van het Kunstendecreet.
3. “Uniciteit & landschapszorg”
De Strategische Visienota schuift de ‘uniciteit’ van projecten of werkingen naar voren als aandachtspunt bij de beoordeling van subsidiedossiers (p. 22). Het idee van uniciteit komt in de Landschapstekening niet aan bod, wel is er sprake van een grote nood aan Landschapszorg (LST > zwakte ‘Weinig tools voor landschapszorg in het Kunstendecreet’), waaronder we het overzien van meerdere evenwichten verstaan, een idee dat in de Visienota goed wordt opgepikt. Zo is er sprake van “gewenste evenwichten” (p. 10) tussen disciplines of genres, in de regionale spreiding, en tussen functies die aan bod komen in het veld. Dat laatste sluit aan bij LST > zwakte ‘Druk op ontwikkeling en reflectie’.
4. “De individuele kunstenaar als hoeksteen van het landschap”
In de Visienota wordt de precaire positie van kunstenaars (letterlijk LST > zwakte ‘De precaire positie van kunstenaars’) ter harte genomen. Onderzoek wijst uit dat zij kampen met te lage inkomensniveaus en dat zij doorgaans meerdere jobs (binnen en buiten de kunsten) combineren. Die multiple job holding is een symptoom van de ondernemende houding van kunstenaars (zie ook krachtlijn 7). Het maakt hen helaas ook bijzonder kwetsbaar (getuige de impact van de coronacrisis en van #metoo) en zet de ruimte voor autonome artistieke creatie onder druk (LST > zwakte ‘Druk op ontwikkeling en reflectie’).
5. “Excelleren in innovatie & meesterschap”
De minister wil projecten en structurele werkingen verstevigen die op een innovatieve en/of kwaliteitsvolle manier aan de slag gaan met cultureel erfgoed of diverse historische tradities en canons. Kunst wordt erkend als een vorm van research and development om erfgoed en tradities “te interpreteren, te actualiseren, te bevragen of er op een andere manier kritisch mee aan de slag te gaan” (p. 14) (LST > sterkte ‘De creatie van waarde en betekenis’).
De aandacht voor de omgang met het verleden betekent ook dat er wordt ingezet op kunstenerfgoed. Archiefzorg in de kunstensector en de omgang met nalatenschappen van hedendaagse kunstenaars (LST > zwakte ‘Druk op ontwikkeling en reflectie’) zijn uitdagingen die men wil aanpakken. De visienota koppelt het kunstenerfgoed ook aan de digitale transformatie, zoals dat ook in de Landschapstekening gebeurt (LST > p. 162).
6. “Internationalisering”
De minister juicht de internationale uitwisseling in alle geledingen van het kunstenveld toe (LST > sterkte ‘Internationale uitwisseling en transnationale netwerken’; LST > kans ‘Internationale betekenis en knooppuntwaarde’).Bestaande ondersteunende maatregelen worden mogelijk versterkt (doorbraaktrajecten, buitenlandse presentatieplekken) en eventuele nieuwe maatregelen voor ontwikkeling en presentatie in het buitenland worden uitgewerkt. Net als in de Landschapstekening (LST > p. 192) worden ook hier de mogelijkheden van samenwerking met andere beleidsdomeinen aangestipt (denk aan culturele diplomatie in samenwerking met Buitenlandse Zaken).
De Landschapstekening (LST > sterkte ‘Internationale uitwisseling en transnationale netwerken’ en LST > kans ‘Internationale betekenis en knooppuntwaarde’) ziet in internationalisering een grote meerwaarde voor de kunsten en haar publiek. Die meerwaarde situeert zich deels in export, import of uitstraling. Internationale uitwisseling levert inspiratie op, wat zich op zijn beurt kan vertalen naar artistieke kwaliteit en vernieuwing. Internationaal werken kan prestige en erkenning opleveren voor de artistieke spelers, nieuwe perspectieven alsook economische en financiële kansen opleveren (denk aan coproducties), en het heeft een plaats in de loopbaanontwikkeling van vele makers. De LST onderkent dat die meerwaarde van het internationale werken voor de artistieke praktijk kan afstralen op Vlaanderen; de Visienota schuift dat logische gevolg naar voren als doelstelling.
Internationalisering heeft overigens niet enkel positieve gevolgen. De verstrengeling met het buitenland maakt de Vlaamse kunstensector evenzeer kwetsbaar voor ontwikkelingen die Vlaanderen overstijgen—getuige daarvan de impact van de coronacrisis op onze mobiliteit en internationale spreidingskansen (LST > bedreiging ‘Druk op internationalisering’—ook door klimaatbewust handelen).
7. “Het ondernemerschap in de kunstensector stimuleren”
De Visienota bouwt verder op de LST > sterkte ‘Wisselwerking met privaat initiatief’. Gesubsidieerde spelers halen doorgaans veel middelen uit de markt en privé-initiatief speelt een belangrijke rol in het artistiek ecosysteem (denk aan galeries, uitgeverijen, muzieklabels, horeca, toeleveringsbedrijven allerhande, taxshelter enzovoort). Een analyse van de financieringsmix van kunstenorganisaties (LST > p. 168) toont dat samenwerking tussen gesubsidieerde en commerciële spelers hoegenaamd geen taboe is, zoals de Strategische Visienota lijkt te suggereren (p. 17). Afgezien van een verwijzing naar het structureel marktfalen (zie ook LST > zwakte ‘Marktfalen en stijging levensduurte’) en een passage over marktconformiteit, heeft de Visienota weinig aandacht voor de uitdagingen op de private markt voor de kunstensector (LST > bedreiging ‘Toenemende ongelijkheid en volatiliteit op de markt’). Zeker bij een toenemende druk op overheidsbudgetten en gezien de wens om publiek-private samenwerking en afstemming te verstevigen, kunnen die uitdagingen best in rekening worden genomen.
8. “Kunst als gemeenschapsvormende hefboom”
De Visienota pikt in op de ambitie van kunstenaars en kunstenorganisaties om maatschappelijke impact te genereren (LST > sterkte ‘De creatie van waarde en betekenis’). De inspanningen moeten zich in de eerste plaats richten op het jonge publiek, en verschillende lagen van de bevolking moeten laagdrempelige toegang hebben tot kwalitatieve kunst (LST > bedreiging ‘Motivatiedrempels bij het publiek van de toekomst’).
Via samenwerkingen met initiatieven uit de beleidsdomeinen Welzijn en Onderwijs kunnen kinderen op jonge leeftijd betekenisvol kennismaken met kunst (LST > kans ‘Samen met onderwijs en lokale netwerken bouwen aan participatie’).
Kunstorganisaties moeten investeren in publiekswerking en partnerships om de band met het publiek te verbreden en te verdiepen (LST > kans ‘Inclusief werken als wissel op de toekomst’). Artistieke werkingen of projecten die inzetten op het betrekken van kinderen en jongeren hebben een streepje voor bij de honorering van subsidieaanvragen. Dit staat echter in spanning met de subsidievereiste dat projecten of organisaties voldoende internationaal gericht zijn. Hoe zal de aandacht voor kunst en haar maatschappelijke impact binnen Vlaanderen en Brussel zich verhouden tot de krachtlijn rond “Internationalisering” van de Visienota?
Ook pleit de Visienota voor een voldoende brede geografische spreiding van artistiek initiatief in binnen- en buitenland (LST > zwakte ‘De (geografische spreiding van) presentatiemogelijkheden’). Wat betreft de spreiding in Vlaanderen en Brussel erkent de Visienota samenwerking met steden en gemeenten als cruciaal (zie ook LST > kans ‘Lokale en bovenlokale verankering en netwerken’), al zijn de beleidsaccenten hierdoor minder grondig uitgewerkt dan die voor de internationale aanwezigheid van onze kunsten. Nochtans is spreiding van het kunstenaanbod in Vlaanderen en Brussel een grote zorg, mede omwille van recente beleidsmatige veranderingen die er een impact op hadden (LST > bedreiging ‘Bestuurlijke veranderingen als bedreiging voor geografische spreiding’).
9. “Planlastvermindering, administratieve vereenvoudiging en digitalisering”
De Visienota schuift planlastverlaging naar voren als een prioriteit binnen het cultuurbeleid. Wat betreft het Kunstendecreet moeten “[v]erdere planlastvermindering en administratieve vereenvoudiging” de “toetssteen” zijn die elke wijziging in de procedures “moet kunnen doorstaan” (p. 20). Gevrijwaard blijven hier de cruciale principes van intersubjectiviteit en peer-to-peer-benadering (zie krachtlijn 2), die de kernaspecten van het huidige subsidiesysteem uitmaken (LST > sterkte ‘Follow the actor: ruimte voor artistiek initiatief’), alsook het uitwerken van mechanismen voor Landschapszorg (LST > zwakte ‘Weinig tools voor landschapszorg in het Kunstendecreet’). Efficiëntie is belangrijk, maar waar artistieke en landschapsbrede puzzels worden gelegd zijn zorgvuldigheid, grondig overleg, voldoende tijd en heldere criteria zonder meer prioritair voor een beleid dat de artistieke lat hoog wil houden.
Besluit
De Strategische Visienota Kunsten 2020 biedt handvatten om bijna alle aspecten van de sterkte-zwakteanalyse in de Landschapstekening aan te pakken. Bovendien blijft de tekst hangen op een strategisch niveau, waardoor er ruimte voor overleg blijft. En dat overleg wordt ook beloofd in de nota.
Op bepaalde vlakken is er nog werk. Sterktes, zwaktes, bedreigingen en kansen grijpen in op elkaar. Een krachtlijn die inzet op een sterkte kan onverhoeds een zwakte vergroten, en inspelen op een kans kan als neveneffect het vergroten van een bedreiging hebben. Kunstenpunt zal daarom in de komende weken voor een aantal thema’s die relaties verder blootleggen.
Voorlopig voorzien we een analyse van de impact op sterktes en zwaktes van een vierdeling van het Kunstenveld. Aansluitend ontrafelen we het begrip ‘meerstemmigheid’. Daarna bekijken we hoe de ambitie voor planlastvermindering en digitalisering te rijmen valt met aanpassingen in het beoordelingsdraaiboek in het kader van Landschapszorg.