De nieuwe Strategische Visienota Kunsten: een samenvatting
De nieuwe Strategische Visienota Kunsten werd gepubliceerd. In deze nota legt minister van Cultuur Jan Jambon de krachtlijnen vast van zijn kunstenbeleid voor de komende jaren. Zoals omschreven in het Kunstendecreet, geeft de Visienota ook aandachtspunten mee voor de beoordeling van subsidieaanvragen. De Visienota is een verdere uitwerking van de Beleidsnota Cultuur 2019-2024 en werd gevoed door de Landschapstekening Kunsten 2019.
Negen krachtlijnen
De Visienota beschrijft negen krachtlijnen van het nieuwe kunstenbeleid:
- Het belang van meerstemmigheid en vrijheid van expressie in de kunsten wordt benadrukt. “Censuur, zelfcensuur, intellectuele behaagzucht en hokjesdenken” zijn de “grootste bedreiging […] voor creativiteit”, aldus de Visienota.
- Het gesubsidieerde kunstenveld wordt opgedeeld in vier categorieën (zie hieronder).
- Voor de minister is een evenwichtige spreiding van de middelen in het Vlaamse kunstenlandschap van groot belang (het begrip ‘landschapszorg’ wordt hiervoor gebruikt). Dit geldt voor zowel Kunstendecreetsubsidies als infrastructuurinvesteringen. Het unieke karakter van en de complementariteit tussen artistieke werkingen en projecten vormen hierbij een leidraad. Ook evenwichten tussen disciplines—met bijvoorbeeld meer aandacht voor beeldende kunsten, architectuur, vormgeving of urban—en complementariteit met andere overheden zijn belangrijk.
- De individuele kunstenaar wordt als hoeksteen van het kunstenlandschap en -beleid beschouwd. De minister zal zoeken naar gepaste instrumenten (in de ‘dynamische ruimte’, zie hieronder) om kunstenaars in verschillende fases van hun leven te ondersteunen. Fair practice, fair pay en cultural governance moeten leidende principes zijn.
- Er wordt ingezet op de wisselwerking tussen kunsten en erfgoed. Dat betekent dat (innovatieve) herinterpretaties van repertoires en tradities een streepje voor hebben bij de beoordeling van subsidiedossiers (zie hieronder). De overheid start ook een traject rond kunstenerfgoed, dat zich zal buigen over de omgang met de nalatenschap van hedendaagse kunstenaars.
- De opbouw en versteviging van internationale relaties en carrièremogelijkheden is een cruciaal thema. Bestaande ondersteuningsmaatregelen hiervoor worden sterker aangewend en eventueel worden er nieuwe maatregelen uitgewerkt.
- Ondernemerschap en zelfredzaamheid moeten worden gestimuleerd in de kunstensector. Er wordt in overleg met Onderwijs bekeken hoe er extra aandacht voor ondernemerschap kan zijn in de hogere kunstopleidingen. De initiatieven rond aanvullende financiering uit de vorige legislatuur worden voortgezet en/of geëvalueerd.
- Het belang van kunst als “gemeenschapsvormende hefboom” wordt onderstreept. De Visienota stuurt aan op een voldoende groot kwalitatief en laagdrempelig kunstenaanbod voor kinderen in het onderwijs en voor een brede laag van de bevolking. De expertise van (kunst)educatieve organisaties dient beter te worden gedeeld, de rol van sociaal-artistiek werk wordt erkend, kunstenorganisaties moeten investeren in publiekswerking en samenwerkingen met partners uit andere maatschappelijke domeinen wordt aangemoedigd.
- De overheid wil de administratie van aanvragen, beoordeling en verantwoording binnen het Kunstendecreet (en andere culturele decreten) vereenvoudigen, stroomlijnen en efficiënter maken. Binnen dit en andere aspecten van de kunstenpraktijk is digitalisering een aandachtspunt.
Er wordt geen bijkomende besparing op het geheel van de middelen aangekondigd. Wel wordt bij verschillende krachtlijnen vermeld dat men de mogelijkheden binnen de beschikbare budgetten bekijkt. Bepaalde krachtlijnen impliceren bovendien wijzigingen aan het Kunstendecreet en de daaraan verbonden procedures. Hiervoor is overleg met de sector gepland.
Hervorming Kunstendecreet
Het huidige Kunstendecreet voorziet in verschillende subsidie-instrumenten. De belangrijkste zijn werkingssubsidies voor kunstenorganisaties (ca. 56% van de totale middelen via het Kunstendecreet), de subsidies aan Kunstinstellingen (ca. ⅓ van de totale middelen) en de projectsubsidies en beurzen (rond 5 à 7% in recente jaren).
Momenteel worden zeven organisaties ondersteund als Kunstinstelling. 209 organisaties ontvangen werkingssubsidies. Honderden verschillende kunstenaars en organisaties kregen elk jaar een projectmatige subsidie gehonoreerd (waaronder ook enkele organisaties met werkingssubsidies onder de €300.000).
De visienota kondigt nu vier nieuwe categorieën van subsidiëring aan. Deze zijn elk bedoeld voor een bepaald profiel van spelers in het kunstenveld. Het gaat over subsidies voor:
- de ‘dynamische ruimte’: hier worden de projectmatige subsidies in ondergebracht, die “afgebakend zijn in opzet, doel en tijd” (waaronder de projecten en beurzen). Hiervoor zal een “relevant percentage” van de Kunstendecreetmiddelen worden gereserveerd. Net zoals bij de huidige regeling zouden deze subsidies kunnen worden gebruikt voor maximaal enkele jaren. Deze middelen zullen echter niet meer te combineren zijn met andere subsidiecategorieën.
- het ‘brede veld’: dit is gelijkaardig aan de huidige regeling voor werkingssubsidies, die voor een termijn van vijf jaar gelden.
- De ‘kerninstellingen’: dit is bedoeld voor “structureel ingebedde” organisaties. Zij worden op een langere termijn dan vijf jaar gesubsidieerd. Zij sluiten beheersovereenkomsten af met de Vlaamse overheid en ondergaan visitaties en audits. Zij combineren hun artistieke werking met een aantal specifieke verantwoordelijkheden die in samenspraak met de overheid worden bepaald. De procedure om zich kandidaat te stellen als kerninstelling wordt nog bekeken.
- De ‘kunstinstellingen’: dit komt overeen met de huidige regeling. Net zoals vandaag sluiten zij beheersovereenkomsten af met de Vlaamse overheid. De termijn van hun subsidiëring wordt gelijkgeschakeld met die van de kerninstellingen.
In de bestaande regeling voor werkings- en projectsubsidies kan men een aanvraagdossier profileren via één of meerdere van vijf functies (ontwikkeling, participatie, presentatie, productie en reflectie). In de nieuwe regeling is dat nog steeds het geval voor de dynamische ruimte en het brede veld. Kerninstellingen moeten excelleren in minstens twee functies en kunstinstellingen moeten (net zoals vandaag) alle functies vervullen.
Van het brede veld, de kerninstellingen en de kunstinstellingen wordt verwacht dat ze ontplooiings- en doorgroeikansen aan artistiek talent bieden. Die twee laatste moeten bovendien een voorbeeld zijn op het vlak van good governance en fair practices.
Om de voorgestelde decreetswijziging door te voeren en om deze om te zetten in concrete procedures, wordt de aanvraagdatum voor werkingssubsidies van 1 december 2020 maximaal één jaar uitgesteld.
Beoordeling
Het beoordelingssysteem van het Kunstendecreet wordt geëvalueerd en eventueel bijgestuurd. De principes van peer-to-peer benadering en intersubjectiviteit blijven—zoals in het huidige systeem van advies- en beoordelingscommissies—een aandachtspunt. Daarbij komt dat men binnen het systeem beter aan landschapszorg kan doen.
De Visienota sluit af met vijf aandachtspunten voor het honoreren van subsidiedossiers. Deze zijn een doorvertaling van enkele van de vermelde krachtlijnen. Na de beoordeling wordt de ranking van dossiers afgetoetst aan deze punten. Dossiers die aansluiten op één of meerdere van deze punten, maken dus meer kans op een subsidie. Dat is het geval als het project of de werking:
- een unieke plaats in het kunstenlandschap inneemt of inzichten biedt die nergens anders aan bod komen
- op een innovatieve, een artistiek zinvolle of kwaliteitsvolle wijze aan de slag gaat met cultureel erfgoed, de canon en/of historische tradities
- een unieke internationale meerwaarde of potentieel heeft
- kinderen en jongeren op een unieke wijze betrekt
- bijzondere aandacht heeft voor de kwetsbare positie van de individuele kunstenaar