De gedroomde samenwerking. Mogelijke valkuilen in samenwerkingsprojecten met de MENA.
Ik herinner het mij alsof het gisteren was. Ik stond recht in het zelfverklaard centrum voor kunst en media Argos in Brussel, te kijken naar een performance die zich tegelijkertijd in Parijs en Tunis afspeelde.Door nauwgezet de kadrering van beide ruimtes op elkaar af te stemmen en de tijd in Parijs en Tunis met elkaar te synchroniseren, wisten Sofiane en Selma Ouissi’s een derde, weliswaar virtuele, ruimte te creëren, die elke geografische of tijdsgebonden restrictie wist te overbruggen. Parijs en Tunis versmolten voor mijn ogen tot een nieuwe derde vrije ruimte, waarbinnen broer en zus hun doorleefde, haast symbiotische choreografie presenteerden.
De onlinedansperformance ‘Here(s)’ van het onafscheidelijk kunstenaarsduo vond plaats in oktober 2011 tijdens de vernissage van de zesde editie van het festival ‘Meeting Points’, een initiatief van het ‘Young Arab Theatre Fund’. Broer en zus Sofiane en Selma hebben doorheen hun gedeelde praktijk als danser en choreograaf van de ene voorstelling naar de andere gaandeweg één lichaam gevormd, tot Selma naar Parijs verhuisde en Sofiane alleen in Tunis achterbleef. Dankzij het internet wisten zij de afstand tussen beide metropolen te overbruggen en zo een manier te vinden om hun gedeelde praktijk en reflectie verder te zetten. Tijdens ‘Here(s)’ delen zij deze initieel vrij praktische communicatieve overbrugging, die gaandeweg is uitgegroeid is tot een volwaardige choreografie.
In wat volgt gaan we dieper in op de vraag hoe deze performance op een heldere en verfijnde manier raakt aan de essentie van de globale en lokale uitdagingen waar we vandaag voor staan. Vervolgens zal het Meeting Points-festival waarbinnen deze performance zich afspeelde, worden aangegrepen om stil te staan bij de noodzaak om bestaande praktijken transnationaal te herdenken, maar ook duurzaam lokaal te verankeren en tenslotte van onderuit te verknopen met andere relevante diasporische praktijken. Doorheen deze oefening hoop ik tussen de lijnen mogelijke valkuilen aan te wijzen in het opzetten van internationale projecten met de MENA-regio, vanuit het Europese continent en meer bepaald vanuit Vlaanderen en Brussel. De belangrijkste uitdaging zal zijn om de schijnbare tegenstelling tussen verschillende soorten globale en lokale dynamiek en dus het belang van hun onvermijdelijke wederzijdse verknoping te begrijpen en de politieke consequentie hiervan in rekening te brengen.
Het internationale updaten
Zoals de titel ‘Here(s)’ het al verklapt, verhoudt deze livevoorstelling zich tot de virtuele belichaming van meervoudige lokaliteiten. Als we vandaag echter spreken over het “hier”, spreken we nog steeds over een enkelvoudige lokaliteit die zich afzet tegenover een andere lokaliteit “daar”. Het is met andere woorden nog niet zo talig om “hier” in het meervoud te gebruiken. De meervoudigheid van “hier-en” in de titel wijst dus op zichzelf naar de moeilijkheid om onze veranderende verhouding tot tijd en ruimte te begrijpen. Daarnaast is het belangrijk te onderlijnen dat dit herkalibreren ook niet plaatsvindt in een machtsvacuüm. Door Parijs te verbinden met de hoofdstad van haar voormalige kolonie, daagt de gevormde derde ruimte waarbinnen de choreografie zich afspeelde de manier waarop wij onze geschiedenis en geografie begrijpen en verbeelden fundamenteel uit. De postkoloniale grens die doorheen de choreografie digitaal over en weer wordt overgestoken, vindt haar keerzijde in de dagelijkse horror van de vaak fatale informele eenrichtingsbeweging op de funeste golven van de Middellandse Zee.
Doorheen deze oefening hoop ik tussen de lijnen mogelijke valkuilen aan te wijzen in het opzetten van internationale projecten met de MENA-regio, vanuit het Europese continent en meer bepaald vanuit Vlaanderen en Brussel.
De veranderende beleving van tijd en ruimte die voorwerp was van zowel de choreografie als van het breder Meeting Points-festival waarbinnen de performance zich afspeelt, is een fenomeen dat meer en meer mensen ook in hun dagelijks leven ervaren. Sinds de val van de Berlijnse Muur en de finale doorstoot van de voortschrijdende neoliberale globalisering migreren meer en meer mensen vanuit meer en meer plaatsen naar meer en meer plaatsen. Op een dikke twee uur ben je al van “hier” in Brussel “daar” in Tunis. Bovendien is het dankzij de hedendaagse communicatietechnologie mogelijk geworden om tegelijkertijd “hier” in Tunis, “hier” in Parijs en “hier” in Brussel te zijn. Deze “meervoudige gelijktijdigheid” bepaalt dus de manier waarop onze gemondialiseerde wereld vandaag dag in dag uit in de praktijk wordt vormgegeven. Mobiliteit is dus niet alleen kwantitatief sterk toegenomen, het is ook kwalitatief sterk van aard veranderd. Mensen, tenminste mensen wier migratie geformaliseerd en geregulariseerd is, moeten vandaag niet meer per se kiezen of ze “hier” in Brussel of “daar” in Tunis wonen. Nieuwe applicaties maken de overbrugging van tijd en ruimte alsmaar gebruiksvriendelijker, waardoor zij tegelijkertijd “hier” en “daar” kunnen wonen. Deze veranderde mobiliteit blijft echter relatief aan de papieren die men bezit om de eurocentrische begrenzing van de wereld in natiestaten te overbruggen.
De keuze tussen beide is dus in essentie nog slechts een zaak van historische constructies en de daarmee gepaard gaande vastgeroeste anachronistische denkbeelden en concepten en dus van politieke macht. Essentieel in deze meervoudige gelijktijdigheid is de vraag wat “Parijs” precies betekent in “Tunis” of “Tunis” in “Parijs”. Die vraag is echter moeilijk te beantwoorden zonder de concrete geografische imaginaire connotatie van beide steden in rekening te brengen, hun respectievelijke politieke rol als drijvende betekenaar en dus ook hun functie als historische of culturele metaforen in een postkoloniale soms zelfs nog steeds actueel koloniale context. Dezelfde redenering geldt dus ook voor makkelijker voorbeelden zoals Palestina of, vandaag, Kabul of Damascus.
Het is dus essentieel, als we ons begrip van de internationale relaties en betrekkingen willen updaten, om de vraag voortdurend opnieuw en op verschillende manieren te herhalen, wat bijvoorbeeld “Palestina” metaforisch betekent in Brussel ‒ maar ook wat “Brussel” betekent in Palestina – en hoe beide onderling verbonden zijn. Of wat “Damascus” in Brussel betekent en wat er wordt geïnsinueerd wanneer we spreken over “Brussel” in Damascus. Hoe verhouden “Brussel” en “Damascus” zich tot elkaar?
Het is dus essentieel om de vraag voortdurend opnieuw en op verschillende manieren te herhalen, wat bijvoorbeeld “Palestina” metaforisch betekent in Brussel ‒ maar ook wat “Brussel” betekent in Palestina – en hoe beide onderling verbonden zijn.
Dat zijn essentiële vragen als we zien dat meer en meer metropolen meerderheid-minderheidssteden zijn geworden: steden waar de meerderheid van de bevolking deel uitmaakt van een minderheid in een context van versnelde globalisering, veralgemeende migratie en dus van verstrengelde nabijheid, maar ook van groeiende ongelijkheid en conflict. Hoewel honderden mensen jaarlijks verdrinken in de golven van wat men ondertussen de ‘Rode Middellandse Zee’ mag noemen, leven steeds meer mensen in een stedelijke context die de globale diversiteit zowel geografisch als historisch op lokale schaal in steeds hogere snelheden en concentraties reproduceert. Door deze verhoogde ruimte-tijdcompressie, zijn onze steden mondiale metropolen geworden waar het “hier” en “daar” fundamenteel en volledig met elkaar verstrengeld zijn. In die complexe en soms conflictueuze verstrikking liggen volgens mij al onze toekomstige uitdagingen vervat, niet het minst wanneer men samenwerkingsverbanden wil opzetten tussen het Europese continent, Noord-Afrika en het Midden-Oosten.
Hoe vertrouwd Ryanair, WhatsApp en Skype ook in de oren klinken, toch vallen die relatieve mobiliteit, meervoudige gelijktijdigheid en ruimte-tijdcompressie moeilijk te begrijpen en blijft de titel van de performance van Sofiane en Selma Ouissi moeilijk uit te spreken. ‘Here(s)’ of ‘Hier-en’ in het Nederlands. De wereld wordt niet alleen meer “hier en nu” gemaakt, het is de meervoudigheid van verstrengelde lokaliteiten en temporaliteiten die de wereld van vandaag vormgeeft. Hoewel beide plekken bijna volledig historisch en geografisch met elkaar verstrengeld zijn, zijn we er nog steeds van overtuigd dat Parijs op een veilige afstand van Tunis ligt. Als er in Brussel wordt betoogd tegen de verdere kolonisatie van Palestina, wanneer er een aanslag plaatsvindt in hartje Parijs of wanneer de Turkse diaspora in Brussel moet gaan stemmen, worden sommigen ervan beschuldigd de conflicten uit het Midden-Oosten te importeren.
De toegenomen mobiliteit, digitalisering en globalisering brengen niet alleen verschillende soorten migratiedynamiek in een stroomversnelling, ze zorgen er ook voor dat politieke ideologieën, gebeurtenissen, en dus ook conflicten in “het buitenland”, directe impact hebben op “het binnenland” en vice versa. Velen zijn er bovendien vandaag ‒ al dan niet bewust ‒ nog steeds van overtuigd dat Tunis of andere metropolen in het Globale Zuiden nog steeds moeten ontwikkelen langs een imaginaire lijn ‒ uitgetekend door de progressieve economische, technologische, maar ook morele en politieke evoluties in Parijs of andere metropolen in het Globale Noorden. Zelfverklaarde superioriteit is hier nooit een taboe geweest, wel integendeel.
De wereld wordt niet alleen meer “hier en nu” gemaakt, het is de meervoudigheid van verstrengelde lokaliteiten en temporaliteiten die de wereld van vandaag vormgeeft.
Lokale en globale soorten dynamiek geraken steeds sterker met elkaar verweven en dagen ons huidig begrip van artistiek werk en internationale samenwerking fundamenteel uit. Wereldconflicten intensifiëren en breken in in de veilige omgeving van het kunstencentrum en stellen de autonomie en de verantwoordelijkheden van de kunsten ter discussie. Hoe moeten de kunsten met deze snel veranderende conflictueuze politieke werkelijkheid omgaan? Wat zich op het eerste gezicht ver van mijn bed lijkt af te spelen, blijkt dat bij nader inzien ook aan mijn voordeur te doen.
Conflicten worden in deze context niet geïmporteerd, maar wereldwijd telkens opnieuw gereproduceerd op lokale schaal. De toenemende conflicten en oorlogen sinds 9/11 in landen met een moslimmeerderheid, zorgen niet alleen daar voor politieke destabilisatie en ongezien menselijk leed en destructie, maar dagen ook het samenleven hier in landen met een moslimminderheid sterk uit. Vragen rond de autonomie van de kunsten en het opzetten van internationale samenwerkingen worden zo niet alleen ingrijpend complexer, maar ook steeds scherper en conflictueuzer. Wat betekent het om kunstenaar te zijn, kunstenaars te faciliteren of internationale samenwerkingsprojecten op te zetten in deze soms paradoxale en verscheurende gemondialiseerde context?
We zijn het ondertussen alweer bijna vergeten. Maar het is nog maar zes jaar geleden dat de wereld op haar grondvesten daverde nadat de Tunesische massa op straat kwam om de – overigens door Europese politici ondersteunde – dictatuur omver te werpen. Deze onverwachte populaire beweging triggerde een collectief ontwaken van Caïro, Barcelona en Athene, over Kampala, Istanbul, Bagdad en Tel Aviv tot in Dakar, Damascus en Wall Street – of all places! Het leek even of de dominante culturen- en identiteitspolitiek een fatale slag had gekregen en er eindelijk politieke ruimte was ontstaan om de fundamentele machtsverhoudingen en historische uitbuitingsrelaties voorgoed bloot te leggen en te veranderen. Het werd voor even duidelijk dat het geen beschavingen zijn die botsen, maar geopolitieke en economische belangen. Onze toen ogenschijnlijk omvergeworpen denkbeelden, historische overtuigingen en imaginaire geografieën lijken vandaag helaas meer dan ooit terug van nooit echt weg te zijn geweest. Als nooit voordien katalyseren onze politieke vertegenwoordigers onze angsten in de steeds scherpere afbakening van denkbeeldige grenzen, vijanden en de constructie van verdedigingsmuren. Niet alleen de beruchte muur tussen Amerika en Mexico, maar evengoed de muur in Calais op nog geen tweehonderd kilometer van hier, of die tussen Tunesië en Libië, Turkije en Syrië of inderdaad Israël en Palestina, stellen niet alleen de vervreemde massa gerust. Zij materialiseren, tot bloedens toe, de inherente contradicties en historische ongelijkheden van onze neoliberale globalisering.
Lokale en globale soorten dynamiek geraken steeds sterker met elkaar verweven en dagen ons huidig begrip van artistiek werk en internationale samenwerking fundamenteel uit.
Met beide voeten op de grond
Een update van ons begrip van internationale betrekkingen aan het tempo van onze hedendaagse globalisering is vandaag hoogdringend. Doorheen een vernieuwd begrip wat het internationale betekent doorheen de karakteristieken van relatieve mobiliteit, ruimte-tijdcompressie en meervoudige gelijktijdigheid gaan we nu terug met beide voeten op de grond de vraag helpen richting geven hoe het kunstenveld in Vlaanderen en Brussel in deze complexe politieke context kan werken aan het verder uitbouwen van samenwerkingstrajecten met het Midden-Oosten en Noord-Afrika in de breedste zin van het woord. Gezien de ernst van de uitdagingen waar we voor staan, is het noodzakelijk om, in de plaats van het wiel weer uit te vinden, stil te staan bij wat er al is gerealiseerd in ons dynamische kunstenlandschap en dus te starten bij die initiatieven voor wie de net beschreven politieke en sociale context geen schokkende realitycheck is maar een dagelijkse realiteit. Daartoe is het noodzakelijk te kijken naar welke samenwerkingstrajecten er reeds zijn voltrokken en vooral hoe wij hier zelfkritisch naar kunnen terugblikken en dus wat wij vandaag uit die verschillende soorten dynamiek kunnen leren.
We zouden met heimwee de programmaboekjes van ‘Masarat’ in 2008 of ‘Daba Maroc’ in 2012 terug kunnen openen. Twee seizoenvullende culturele initiatieven waar onder meer Les Halles de Schaerbeek de verbinding legde tussen onze hoofdstad en verschillende soorten artistieke dynamiek uit Palestina en Marokko. Of dat van de recentere ‘Moussem Cities’ waar het nomadisch kunstencentrum Moussem de verschillende soorten artistieke dynamiek in Tunis en Beirut en binnenkort ook in Casablanca verbinden met een Brussels publiek. Of nog, aan het doorgedreven en duurzaam engagement van het voormalige artistiek team van de KVS in Ramallah en omstreken, dat heeft gezorgd voor effectieve aardverschuivingen in de podiumkunsten daar en nu gelukkig is opgegaan in de vzw Connection. De pioniersrol van het Kunstenfestivaldesarts mogen we in dit licht ook zeker niet vergeten. Ten slotte moeten we misschien ook het boekje durven opendoen over minder geslaagde verhalen zoals de hele Daarkom-catastrofe en haar moeizame samenwerking met het min of meer gelijkgezinde Espace Magh dat er daarentegen wel in slaagt om betekenisvolle projecten en samenwerkingen op te zetten tussen verschillende spelers uit de Maghreb-regio en haar diaspora hier in de hoofdstad. Een noodzakelijke oefening zeker nu Daarkom aan het transformeren is tot het iets bescheidener en hoopvoller Darna.
Gezien de ernst van de uitdagingen waar we voor staan, is het noodzakelijk om stil te staan bij wat er al is gerealiseerd in ons dynamische kunstenlandschap.
Unclassified Tunis
Deze bijdrage zal zich echter beperken tot de kritische lezing van één verhaal, dat mooi aansluit bij de inleidende virtuele performance. ‘Here(s)’ vond plaats tijdens de vernissage van Meeting Points, een hedendaags transnationaal kunstenfestival geïnitieerd door het Brusselse Young Arab Theatre Fund, recent omgedoopt tot Mophradat aisbl. Argos en KVS openden in de naweeën van de hoopvolle lente van 2011 hun deuren in Brussel voor de zesde editie van het multidisciplinair festival, toen gecureerd door niemand minder dan Okwui Enwezor. De programmatie van het festival was in snelheid ingehaald door globale protestbewegingen. Van de Arabische revoluties over de Indignados tot de Occupy-beweging werden niet alleen autoritaire regimes en de gecorrumpeerde economie van de 1% radicaal ter discussie gesteld, maar ‒ zoals we daarnet hebben gezien – kregen ook vastgeroeste oriëntalistische denkbeelden en andere koloniale imaginaire geografieën een forse deuk. De getoonde werken draaiden alle min of meer rond het vooropgestelde thema “Locus Agonistes”. In snelheid genomen door deze politieke omwenteling, werd Meeting Points een exploratie van verschillende esthetische strategieën om de ontmoetingspunten tussen agonistische lokaliteiten te verbeelden doorheen drie onderscheiden Flash Points: het Midden-Oosten, Noord-Afrika en Europa, de drie gebieden waar het festival zich lokaal afspeelt, werden dus niet meer opgevat als geografisch afgebakende entiteiten, maar als vluchtige constellaties voor beredeneerd en gemotiveerd meningsverschil. De ontmoetingspunten tussen deze drie verbonden constellaties werden naar voren geschoven als sites voor potentiële maatschappelijke producties.
Meeting Points vindt tweejaarlijks plaats en wordt telkens gecureerd in en doorheen verschillende steden: Amman, Athene, Damascus, Beirut, Berlijn, Ramallah, Cairo, Tanger, Tunis en Brussel. Het wordt systematisch georganiseerd in samenwerking met lokale partners, waarbij nauw wordt samengewerkt met onafhankelijke ruimtes, kunstenaars, organisaties en netwerken. Het tracht steeds haar transnationaal karakter integraal in haar opzet op te nemen. Zo heeft het festival bijvoorbeeld bewust geen centrumstad waar activiteiten plaatsvinden, maar tracht het een artistiek discours en een artistieke praktijk te genereren over meerdere centra en steden. Het festival is ondertussen aan haar achtste en laatste editie toe, maar het is de vijfde editie gecureerd door Frie Leysen en Maha Maamoun. Dat zal hierna worden besproken. Het is immers tijdens deze vijfde editie dat het Unclassified-programma werd gelanceerd.
Unclassified was dus een initiatief binnen het Meeting Points-festival van het Young Arab Theatre Fund dat curatoren uit zes verschillende steden uitdaagde een artistiek programma te cureren met en voor de stad waarin ze leven. Het idee achter dit project was een uitgebalanceerde dialoog op te zetten tussen het rondreizende centrale programma van Meeting Points en de verschillende lokale artistieke realiteiten in Alexandria, Amman, Beiroet, Cairo, Damascus en Tunis. De resulterende projecten waren zeer uiteenlopend in vorm en in de manier waarop ze zich verhielden tot de lokale stedelijke contexten. Samen vormden ze een diepgaande reflectie over de positie van kunstenaars en plaatsgebonden artistieke producties, niet alleen in hun directe relatie met hun publiek, maar ook in verhouding tot de inwoners van de verschillende steden en de specifieke stedelijke en culturele landschappen in de Arabische wereld.
Unclassified werd aangekondigd met een gezonde twijfel over de duurzame impact van haar initiatief. Ik weet niet wat de gevolgen waren van de Unclassified-oproep in Alexandria, Beirut, Amman, Cairo of Damascus. Deze bijdrage is dan ook beperkt tot wat de oproep van Meeting Points, toen nog onder leiding van Tarek Abou El Fetouh, mogelijk heeft gemaakt in Tunis. Wat begon als een antwoord op de projectoproep in 2007 is vandaag immers uitgegroeid tot Dream City, een tot de verbeelding sprekend biënnale voor hedendaagse kunst in de publieke ruimte. Dankzij het Unclassified-Tunisprogramma konden kunstenaarsduo Selma & Sofiane Ouissi hun langgedroomde stedelijke interventie eindelijk lanceren. Vanaf de eerste editie werd het festival opgevat als een ruimte-tijd om artistieke praktijken vanuit een postdisciplinair perspectief te herdenken in een authentieke dialoog met blinde vlekken in de openbare ruimte van de oude medina in Tunis. Doorheen een collectieve en participatieve artistieke praktijk droomt het festival van onderuit een mogelijke en duurzame toekomst voor en samen met de medina, haar inwoners, gebruikers en voorbijgangers. Het werd opgezet zonder enige officiële vraag of vergunning. Wat op zich bijzonder dapper was in de context van een dictatoriaal bewind, waar het bij wet verboden was om zich met meer dan drie in de intens gecontroleerde publieke ruimte te begeven. Het festival werd ontvangen als een verademing in de verstikkende routine van autocratische gehoorzaamheid, maar ook als een heldere opening en een doorbraak in een verder relatief uitzichtloos en gesloten kunstenlandschap.
Met de tweede editie in november 2010 verdiepte het festival haar initiële principes en doelstellingen. Het programma bouwde verder aan het thema van de gedroomde stad, maar voegde aan het geheel wat subversiviteit toe door haar intenties te expliciteren om de straat opnieuw op te eisen als symbolische ruimte, haar tekens om te buigen en haar grenzen ter discussie te stellen. Het festival leek doordrongen van een trefzeker voorgevoel over wat het land en de wereld te wachten stond. Zo benadrukte het, zowel doorheen de artistieke praktijken die ze in de publieke ruimte faciliteerden, als doorheen het discours dat ze de wereld instuurde, de noodzaak van een individueel en collectief ontwaken en dit enkele maanden voor de historische omwenteling in 2011.
De eerste editie van het festival sinds de revolutie begon, vond pas plaats in 2012. Nadat mobiliserende opstanden erin waren geslaagd om samen een vastgeroeste dictator af te zetten, drongen verschillende vraagstukken in verband met nieuw verworven vrijheden en de onbeantwoorde drang naar waardigheid zich op. Het festival stelde hardop de vraag of kunstenaars hun wereld nog steeds kunnen dromen in een tijd waarin ze diep in hun bestaan worden bedreigd.
Sinds 2011 werden sommige kunstenaars inderdaad bedreigd door verschillende gewelddadige aanvallen van islamistische activisten in Tunesië. Het hoogtepunt was de iconoclastische aanval op de tentoonstelling ‘Le printemps des arts’ in het El Abdelliya-paleis in Tunis, waar verschillende kunstwerken werden vernietigd, waarna gewelddadige manifestaties in het land zorgden voor honderden gewonden en zelfs een dode. In de nasleep van deze aanvallen werd de binaire tweedeling tussen secularisme en islamisme het frame bij uitstek waarbinnen de politieke situatie werd begrepen. Kunstenaars werden bovendien a priori in het seculier hokje geplaatst, wat de veronderstelde onverenigbaarheid tussen kunst en islam, moderniteit en traditie alleen maar leek te bevestigen.
De derde editie van het Dream City-festival, daarentegen, omvatte een uitgebalanceerd programma in de uitzonderlijk traditionele publieke ruimte van de medina. Ze wist de seculier-islamistische valkuil op een intelligente manier te transformeren en liet een nieuwe kritische en poëtische derde ruimte tevoorschijn komen waarbinnen de sociale en politieke oorzaken en gevolgen van de revolutie opnieuw overwogen kunnen worden. Om haar autonomie in de publieke ruimte te vrijwaren en politieke instrumentalisering te vermijden, werd het participatieve en inclusieve karakter van het festival verder versterkt.
Voor de laatste editie in 2015 was de revolutionaire storm grotendeels gaan liggen, de orde in de publieke ruimte teruggekeerd. De uitgelezen gelegenheid om toekomstgerichte en hoopvolle vragen te stellen in de richting van de rol van kunst in het onderhouden, ter discussie te stellen en bespelen van sociale relaties. Voor deze laatste editie werden artistiek directeurs Selma en Sofiane Ouissi bijgestaan door gastcurator Jan Goossens. Dream City oriënteerde zich verder in de richting van het Afrikaans continent en het Midden-Oosten en trachtte zich te ontdoen van haar vanzelfsprekende Westerse referenties. Er werd voor het eerst sinds lang weer gesproken over een mogelijke continentale esthetiek. De vraag werd bovendien verder verdiept hoe, doorheen het stedelijk aspect van de voorgestelde artistieke interventies, lokale en mondiale kwesties met elkaar verbonden kunnen worden.
Unclassified Brussels?
Naast ‘Unclassified Tunis’, gaf het Meeting Point-festival ook artistieke impulsen in Alexandria, Amman, Beirut, Caïro en Damascus. In Athene, Berlijn en Brussel werd er daarentegen alleen receptief het werk van artiesten uit Noord-Afrika en het Midden-Oosten getoond. Wanneer we ons geüpdatete begrip van het internationale terug voor de geest halen, dringt de vraag zich uiteraard op waarom er geen ‘Unclassified Athene’, ‘Unclassified Berlijn’ of ‘Unclassified Brussel’ werd opgezet. Dit is geen normatieve vraag of een normatief oordeel, maar een vraag die moet wijzen op een belangrijke valkuil.
Wanneer er samenwerkingsverbanden worden opgezet vanuit het Europees continent met spelers, netwerken en organisaties uit Noord-Afrika of het Midden-Oosten, wordt er nog steeds gedacht aan wat men “hier” kan bijdragen aan de kunstensector “daar”. Zelden worden beide geografische polen die “wij-hier” van “zij-daar” onderscheiden gezien als wederzijds constitutief. Wel integendeel. De aanwezigheid van verschillende internationale culturele instituten en NGO’s “daar” wordt zelden tot nooit geproblematiseerd, denk maar aan de talloze initiatieven van l’Institut français, British Council of Goethe Institut. Terwijl het omgekeerde misschien zelf ondenkbaar is.
Neen, dit is geen pleidooi voor het oprichten van een Flemish Council in de MENA. Het voorstel lanceren om een MENA-Council in Brussel op te zetten, zal waarschijnlijk meer vragen dan de argumenten die naar voren worden geschoven in deze bijdrage. Waarom werd(en) er geen curator(en) uitgedaagd om ook in Brussel buiten de bestaande beleidsstructuren en het reguliere kunstenveld een artistiek programma samen te stellen met en voor de stad, met en voor al dan niet diasporakunstenaars uit onder meer het Midden-Oosten en de Maghreb?
De resulterende dialoog tussen het centrale programma van Meeting Points en de kunstwerken die zouden zijn voortgekomen uit een artistiek engagement met de verschillende informele lokale stedelijke netwerken in Brussel zouden zeker tot de verbeelding hebben gesproken. Brussel bruist/barst van het talent “hier”, maar toch worden deze creatieve grondstoffen klaarblijkelijk niet even gemakkelijk in huis gehaald als het artistiek potentieel “daar”. Hoewel Brussel een mondiale metropool is waar het “hier” en “daar” fundamenteel en volledig met elkaar vervlochten zijn, blijft artistiek talent dat zich in Brussel ontvouwt onder de radar van de belangrijkste spelers in het kunstenveld. De voornaamste blinde vlek in de hele gedroomde internationale samenwerking bestaat dus met andere woorden uit de ontmoetingspunten, intersecties en connecties die we kunnen leggen tussen enerzijds de MENA “hier” en de MENA “daar”. Het is immers in die verwevenheid dat het potentieel ligt om voorbij te gaan aan de voortschrijdende tweedeling die ons vandaag tot bloedens toe langs weerszijden wordt opgedrongen.
Wanneer er samenwerkingsverbanden worden opgezet vanuit het Europees continent met spelers, netwerken en organisaties uit Noord-Afrika of het Midden-Oosten, wordt er nog steeds gedacht aan wat men “hier” kan bijdragen aan de kunstensector “daar”.
Artiesten zonder grenzen
Een genereuze maar doordachte impuls van een transnationale organisatie “hier” in Brussel kan een structurele impact hebben “daar” in Noord-Afrika, als het zichzelf tenminste snel overbodig kan maken. Wanneer we rekening houden met de meervoudige gelijktijdigheid, ruimte-tijdcompressie en relatieve mobiliteit die zo typerend zijn voor onze gemondialiseerde wereld van vandaag is de lokale verankering van een transnationaal kunstenfestival een sine qua non om geen voorwerp van politieke instrumentalisering te worden.
Met het Unclassified-programma heeft Meeting Points, buiten de formele beleidsstructuren om, een kortstondig impuls kunnen geven aan het juiste collectief om van onderuit een artistiek platform uit de grond te stampen dat het kunstenveld in Tunis fundamenteel wist te veranderen. Bovendien is dit allemaal kunnen gebeuren in een context van sterk verankerd autocratisch bewind. Met verschillende en uiteenlopen artistieke interventies in de publieke ruimte wist Dream City op een machtige manier een dictatuur uit te dagen. Doordat het niet gebonden was aan enig beleidskader kon het zich ook snel aanpassen aan de veranderende postrevolutionaire situatie en uitgroeien tot wat het vandaag is geworden. In welke mate de samenwerking tussen Meeting Points en Dream City beperkt bleef tot de initiële impuls, dan wel of er ook procesmatig werd samengewerkt, weet ik helaas niet. Dat is stof voor verder onderzoek.
Verder graven in de archieven van het Unclassified-programma met de vraag hoe het Young Arab Theatre Fund zichzelf zo snel overbodig heeft kunnen maken, zal productief blijken in de vraag naar de rol van organisaties in het van onderuit faciliteren van internationale samenwerkingsverbanden. Maar het ontstaansverhaal dat in deze bijdrage kort werd geschetst, vertelt ons op zich voldoende over hoe in de huidige complexe politieke context kan worden gewerkt aan het verder uitbouwen van transnationale samenwerkingstrajecten tussen kunstenaars en culturele spelers “hier” en “daar”.
De gedroomde samenwerking gaat dus voorbij aan de vermeende noodzaak om het juiste initiatief op te zetten “hier” of “daar”, maar gaat uit van de missie om de bestaande initiatieven en vooral de ontmoetingspunten, intersecties en connecties tussen deze verschillende bestaande initiatieven “hier” en “daar” in hun wederzijdse globale en lokale vervlechting tegelijk te versterken.
Zoals duidelijk werd gemaakt in de performance ‘Join The Revolution’ van het theatergezelschap Action Zoo Humain, kan de vraag niet meer worden gesteld wat wij “hier” kunnen doen voor de kunstensector “daar” in Tunesië, zonder zelf verontwaardigd te zijn en onszelf “hier” uit te dagen om ook “hier” het podium te bezetten. Zonder zelf een artiest zonder grenzen te worden en mee te stappen met de wereldwijde omwenteling die geen andere ambitie heeft dan de muren omver te werpen, die onze koloniale geschiedenis en daarmee verbonden imaginaire geografieën in stand houden. Die het politiek verschil dat er overblijft tussen de wereld “hier” en “daar” vernietigt, waardoor opnieuw ruimte ontstaat voor verschil en gelijkwaardigheid.
De gedroomde samenwerking gaat dus voorbij aan de vermeende noodzaak om het juiste initiatief op te zetten “hier” of “daar”, maar gaat uit van de missie om de bestaande initiatieven en vooral de ontmoetingspunten, intersecties en connecties tussen deze verschillende bestaande initiatieven “hier” en “daar” in hun wederzijdse globale en lokale vervlechting tegelijk te versterken. In de hoop dat de Middellandse Zee gauw langs weerszijden op gelijke voet zal kunnen worden overgestoken.
Over de auteur
Joachim Ben Yakoub is onderzoeker bij de MENARG, de Middle East And North Africa Research Group aan de UGent. Deze tekst is een bewerkte versie van de keynote die Ben Yakoub gaf tijdens de rondetafel over samenwerken met de MENA-regio, die Kunstenpunt organiseerde op 14 juni 2017 in de VK in Brussel.