‘De bestaande kaders doorbreken is een enorme verademing’: het internationale parcours van Aurélie Lierman
Aurélie Lierman maakt radio, zingt en is componist. Ze laat zich inspireren door verhalen van over de hele wereld en probeert in wat ze maakt buiten de geijkte paden te treden. Dat maakt haar parcours niet evident, maar wel ongelooflijk interessant. Een gesprek over haar internationale carrière en je eigen ding proberen doen.
Ze werkte, resideerde en trad op in Europa tot Israël en Marokko over Tanzania, Australia en China tot Canada en de Verenigde Staten. Maar toch heeft ze nooit bewust de ambitie gekoesterd om ‘internationaal’ te werken. Radiomaakster annex componist-vocalist Aurélie Lierman is niet als alle anderen. Dat wisten haar docenten al toen ze als prille twintiger aan het RITCS studeerde. En dat blijkt des te meer als we met haar praten over het grillige, maar onwaarschijnlijk interessante verloop van haar carrière.
Eens je jezelf losmaakt van de bestaande kaders, dan kan je ook alle wetten die dicteren hoe iets zou moeten klinken volledig overhoop halen. Dat betekent een enorme verademing.
Als radiomaker ben je enorm geïnteresseerd in verhalen, die je vervolgens capteert en bewerkt tot iets wat je ‘Afrique Concrète’ hebt gedoopt. Toch is die link met Afrika en Rwanda – waar je geboren bent – pas heel laat in je werk geslopen.
Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in de wereld. Als tiener werkte ik mee aan Cinema Novo, een filmfestival dat cinema uit Afrika, Zuid-Amerika en Azië naar Brugge haalde. Dat was voor mij een ‘eye opener’: plots zag ik verhalen die je nergens anders kon horen of zien, een echt venster op de wereld.
Toen ik korte tijd later een plaats won in de jeugdjury van Cinema Novo kwam ik in contact met regisseurs uit al die diverse landen. Op een bepaald moment raakte ik in gesprek met Ousmane Sembène (een Senegalese filmregisseur en schrijver, red.), die me aanspoorde om na mijn studies “iets met Afrika” te doen, iets aan Afrika terug te geven. Maar ik had daar helemaal geen zin in. Ik was vooral geïnteresseerd in Oost-Azië. Toch heeft hij met dat gesprek wel ergens een zaadje geplant, dat zovele jaren later ontkiemd is.
In diezelfde periode stond ik ook in contact met jongeren van de PVDA die zich inzetten om opvang te bieden aan vluchtelingen. De ontmoeting met die mensen heeft me meer open-minded gemaakt. Maar ook radioprogramma’s als ‘Brieven uit de Wereld’ op Studio Brussel en ‘Het Einde van de Wereld’ op Radio 1 hebben mijn blik verruimd.
Die interesse voor mensen en verhalen van over de hele wereld had je dus al als tiener. Wanneer is de muziek op je pad gekomen?
Eigenlijk wou ik theologie studeren. Iedereen verklaarde mij gek, want ik ben opgegroeid in een agnostisch, atheïstisch, antiklerikaal nest. Maar ik wilde weten waar de basis van het westerse denken vandaan komt, want die ligt toch in het christendom. Het had echt niet veel gescheeld: ik had zelfs al een kot gevonden in Leuven. En daarna – zo had ik het uitgestippeld – zou ik in Gent Vergelijkende Cultuurwetenschappen bijstuderen.
Maar toch kwam er plots een stemmetje dat me influisterde iets creatief te gaan doen. Toen ik tijdens een workshop van Theater Malpertuis een monoloog mocht brengen voor een volle zaal – en voor het eerst mijn eigen stem hoorde weerklinken door luidsprekers – wist ik het zeker. Er ging zo’n overweldigend euforisch gevoel doorheen mijn lichaam: ik moest “iets met stem” gaan doen.
Zo begon mijn parcours met radio: in ’98 startte ik aan het RITCS, met als enige droom om radiopresentatrice te worden, de nieuwe Lutgart Simoens! En ik was aardig op weg: ik had al snel een stageplaats bij Radio 1 en een zomercontract bij Klara. Dus voordat ik afstudeerde, had ik al verschillende VRT-programma’s waarvoor ik reportages maakte, redactiewerk deed en korte items live in de studio toelichtte. Toen ik afstudeerde, kon ik bij Radio 1 aan de slag als presentatrice en documentairemaakster.
Je liefde voor muziek is dus via de radio naar binnen geslopen? Maar het soort documentaires dat je maakte had niet meteen muziek als focus.
Dat klopt. Eén van de documentaires die ik wilde maken had als thema ‘Fort Europa’ en ging over vluchtelingen en andere nieuwkomers in België. Om de een of andere reden kwam die documentaire maar niet van grond: nu eens daagden mijn interviewees niet op, dan weer hadden ze helemaal niets te vertellen. Tot ik op een dag een Ghanese man interviewde die me eigenlijk – zonder dat ik de kans had om mij voor te bereiden – zélf de vraag stelde waar ik eigenlijk vandaan kwam.
Normaal gezien wimpel ik dat altijd af: “ik ben gewoon Belg”. Maar hij stelde die vraag op een zodanige manier dat ik dacht: “misschien moet ik hem toch wel antwoorden”. Toen ik de opname achteraf beluisterde, voelde ik dat ik materiaal had om er meer mee te doen. Natuurlijk had ik bepaald geen zin om een egocentrische documentaire over mezelf te maken, maar het klopte wat Luc Haekens en andere RITCS-docenten zeiden: mijn situatie was anders dan die van mijn medestudenten. En zo heb ik uiteindelijk een documentaire gemaakt over hoe ik vanuit een andere wereld hier terechtgekomen ben.
Hoe kwam dan de kentering van radio naar muziek?
Mijn droom om radio te maken kwam uit op mijn 22ste. Eigenlijk was dat ook een beetje beangstigend. Het ging allemaal zo snel. Ik dacht: als dit zo doorgaat, beland ik op mijn 30ste in een midlife-crisis. Wat dan met mijn voornemens om een universitaire opleiding te volgen? Ik vind het belangrijk dat je genoeg bagage hebt, om de verhalen van de mensen die je interviewt te kunnen contextualiseren. Ik begon te denken dat ik misschien te snel was beginnen werken.
Ik heb mijn radio-carrière toen even on hold gezet en dat was een ware verademing. Ik dacht terug aan waarom ik destijds aan mijn radio-opleiding was begonnen: omdat ik geïnteresseerd ben in stem. Daarom startte ik met een opleiding jazz-zang aan het Lemmensinstituut in Leuven. Later heb ik ook klassieke zang en compositie gestudeerd aan het Koninklijk Conservatorium van Den Haag.
Oorspronkelijk dacht ik compositie op een zuiver klassieke manier aan te pakken. Maar ik worstelde met het feit dat ik vrij laat met compositie begonnen was en niet goed wist welke vorm ik eraan moest geven. Gelukkig heb ik geleidelijk aan ontdekt dat ik alles wat ik voorheen geleerd had, kon meenemen om mezelf als componist uit te drukken.
Je kwam ook in contact met een alternatieve radio community. Op welke manier heeft dat een invloed op jou gehad?
Als je niet meer voor mainstream radio werkt, kan je op een andere manier met het medium omgaan. Eerst en vooral ben je verlost van de Vlaamse context – ik kwam soms hele mooie verhalen tegen, maar moest telkens de vertaalslag naar Vlaanderen maken. Daarnaast kom je ook terecht in een andere community. Er was op dat moment een grote groep van radiomakers die voor mainstreamzenders over heel Europa hadden gewerkt en door herstructureringen hun job hadden verloren. Dat waren mensen met een professionele achtergrond die plots los kwamen van alle traditionele kaders. Daaruit is een parallelle radiogemeenschap ontstaan – van Berlijn over Brussel tot Londen en ver daarbuiten – die zich niet langer zorgen maakte of ze nog de juiste nationale identiteit uitdroeg.
Ik begon te luisteren naar Radiolab, een podcast uit de Verenigde Staten met Jad Abumrad als trekker. Ik was compleet ondersteboven van de manier waarop hij en zijn collega’s radio maakten: dat was revolutionair. Ze hadden een ongelooflijke frisse manier gevonden om radio te gebruiken: niet alleen om verhalen te vertellen, maar ook in functie van compositie. Uiteindelijk kwam ik erachter dat Jad Abumrad zelf componist was van opleiding. Maar hij had zijn verleden achter zich gelaten om radiomaker te worden. Dus eigenlijk was zijn carrière het exacte spiegelbeeld van de mijne. Ik, die als radiomaakster plots met compositie bezig was. Dat heeft mij aangezet om terug in mijn boeken van het RITCS te duiken. Daarop heb ik de de knop weer omgedraaid en ben ik beetje bij beetje opnieuw radio beginnen maken.
De reportages die je maakt hebben vaak een internationale insteek. Dat is eigenlijk net zo met je muziek. Is dat een insteek die je altijd hanteert?
Het is niet zo dat ik bewust gepland heb om ‘internationaal’ te gaan werken. Ik ben gewoon altijd al geïnteresseerd geweest in verhalen. Eigenlijk wilde ik gewoon mooie, klassieke kamermuziek maken. Want je moet weten: de muziek waarmee ik was opgegroeid bestond bijna louter uit opera. Zelfs jazz werd met het vingertje gewezen: dat was ‘valse’ muziek. Vooral mijn vader was een echte purist. Pas toen ik tijdens de les Radiotechnieken aan het RITCS voor het eerst ‘Variations pour une porte et un soupir’ van Pierre Henry hoorde, is mijn muzikale wereld opengegaan.
Nu is het zo dat heel veel geluidskunst Eurocentrisch is. Het zijn voornamelijk Fransen en Duitsers die de fundamenten hebben gelegd voor de vroege elektronische muziek en die nu nog steeds als schoolvoorbeeld dienen.Ik ken eigenlijk amper geluidskunstenaars uit Afrika. Maar toen ik in 2011 in Rwanda, Tanzania en Zanzibar zoveel fantastische mensen heb ontmoet en verhalen heb gehoord, dacht ik: wat als ik geluidskunst zou maken die de Westerse focus in vraag stelt en overboord gooit. Eens je jezelf losmaakt van de bestaande kaders, kan je ook alle wetten die dicteren hoe iets zou moeten klinken volledig overhoop halen. Dat betekent een enorme verademing.
Klinkt inspirerend. Geef eens een voorbeeld?
In Kinshasa deed zich een ware openbaring aan me voor: Matongé! Wauw, wat een geluid. Dat kan je niet vergelijken met iets dat je in Europa hoort. De muziek op straat staat zo luid dat de luidsprekers ervan kraken. Eerst dacht ik dat ze de middelen niet hadden om die speakers te herstellen. Maar dat is gewoon het geluid waar ze naar op zoek zijn. Het is eigen aan hun sound. Die ‘white noise’ vind je zelfs terug in hun gitaren en hun traditionele instrumenten. Dat ratelend geluid maakt als het ware deel uit van de esthetica van Afrikaanse muziek: wij zouden die noise eruit filteren, maar zij houden van dat rauwe randje.
Ik was zo gechoqueerd, dat ik wilde onderzoeken hoe ver ik buiten mijn eigen comfort zone zou kunnen treden. En sindsdien is dat ruwe kantje in mijn muziek binnengeslopen.
Als ik ergens twee dagen moet zijn, dan probeer ik er een week van te maken, om echt op die plek te kunnen “zijn”. Ik maak daar misschien geen academische verslagen van. Maar alles wat ik ervaar, neem ik mee in mijn muziek.
Fascinerend hoe je de ervaringen van je reizen meeneemt in je muziek. Waar ben je voornamelijk naar op zoek als je in het buitenland bent: inspiratie, uitwisseling of wil je je eigen muziek ook aan anderen laten horen?
In de eerste plaats reis ik tout court graag: niet als toerist, maar misschien wel vanuit mijn onvervulde antropologische ambitie. Ik kijk graag rond, neem mijn tijd als ik ergens ben. Ik luister naar de unieke klank van al die buitenlandse plekken en maak er geluidsopnames van. Als ik ergens twee dagen moet zijn, probeer ik er een week van te maken om echt op die plek te kunnen “zijn”. Ik maak daar misschien geen academische verslagen van. Maar alles wat ik ervaar, neem ik mee in mijn muziek. Ik probeer te connecteren met de muziek ter plaatse. In Kinshasa had ik niet het gevoel: “ik ben hier nu, ik heb een effect op deze plek. Dus in plaats van mijn eigen muziek en ideeën aan hen op te dringen, kan ik maar beter genereus zijn en er een echte uitwisseling van maken.”
Dat was net zo toen ik tien jaar geleden naar Hong Kong ging. Mensen vertelden me dat je niet meer dan een weekendje nodig had om Hong Kong te zien. Maar mijn reflex is: als mensen zeggen dat het niet interessant is, dan is het waarschijnlijk heel interessant. John Cage had dat ook. Hij zei: “Als iets saai is, blijf het dan doen tot het uiteindelijk niet meer saai is! Pas dan wordt je je gewaar van de echt interessante dingen”. Dus ik bleef veertien dagen in Hong Kong en volgde zangles bij een aantal oude meesters in Cantonese Opera.
Je bent op een heel onbaatzuchtige manier bezig met muziek bezig, terwijl veel muzikanten veel meer denken in termen van export.
Het heeft even geduurd vooraleer ik tijdens mijn reizen mijn eigen muziek wilde presenteren. Ik wilde vooral dingen leren en uitwisselen. Niet dat ik ertegen ben hoor, het is gewoon nooit mijn plan geweest om mijn muziek te exporteren. Eigenlijk is dat heel organisch gegroeid, via de internationale kennissenkring die ik had opgebouwd op radio-festivals zoals Prix Europa in Berlijn. De nieuwe radio community is echt een heel vriendelijke, open gemeenschap. Terwijl je bij de BBC en de VRT moet smeken om misschien ooit eens gedraaid te worden, geldt daar eerder het motto: “wij beslissen wat we draaien en we hoeven ons geen zorgen te maken over een netmanager”.
Je kan trouwens sowieso beter uitgaan van je eigen scene in plaats van te zeer te focussen op in welke zaal je volgend jaar wil staan. Want dat zou wel eens slecht kunnen uitdraaien. Pas op, ik heb ook plannen voor optredens in New York. Maar dat is niet mijn einddoel. Het voornaamste is dat ik kan samenwerken met respectvolle mensen die dezelfde muzikale avontuurlijkheid en hetzelfde werkethos delen.
Nu klinkt dat allemaal wel mooi, maar ik heb het ook uit ervaring moeten leren. Vorig jaar ben ik door een hel gegaan, omdat ik tegen wil en dank toch aan de drang had toegegeven. Dat doe ik nooit meer. Ach, het kan de besten overkomen. Kijk naar David Bowie. Maar sindsdien doe ik niets meer “omdat het mooi op mijn cv staat”.
Je lijkt je parcours van meet af aan zelf te hebben uitgestippeld. Dat is bewonderenswaardig, maar lijkt ook wel hard.
Klopt. Ik maak alle beslissingen zelf. Dat geldt ook voor mijn muziek. Ik heb alle touwtjes in handen van opname tot productie. En dat is soms wel vermoeiend, want je bent nooit ‘klaar’. Je wil dingen maken, maar je bent daarnaast ook constant aan het e-mailen, aan het organiseren en plannen aan het maken voor de toekomst. Dat is best heftig.
Het klopt wat Colin van Amenra eerder in jullie reeks al aangaf: je hebt misschien niet echt een manager nodig, maar het zou wel handig zijn om iemand te hebben die een aantal praktische zaken kan afhandelen. Ik heb onlangs mijn eigen bedrijf opgericht, dus in theorie zou ik een stagiair kunnen aannemen. Anderzijds kost het in het begin zoveel tijd om alles uit te leggen, dat je het soms toch beter zelf kan doen. En zo verzeil je als onafhankelijk kunstenaar willens nillens in een vicieuze cirkel.
Hoe krijg je dat gecombineerd met je leven buiten de muziek?
Door alles zelf te doen pleeg je roofbouw op je sociaal leven. Nu, zelfs als iemand alle praktische zaken zou afhandelen en ik alleen maar met de muziek zou bezig zijn, zou ik nog steeds heel weinig tijd hebben voor andere dingen. Maar het zou wel makkelijker zijn om aan het eind van de dag te zeggen: “ok, nu heb ik genoeg gewerkt”. Op dit moment heb ik niet meteen een andere keuze. Maar ik ben heel blij dat ik mijn eigen baas ben. Dat is één van de weinige dingen die me ervan weerhoudt om terug bij de radio aan de slag te gaan.
Je eigen baas zijn betekent ook: je eigen opdrachten binnenhalen.
Inderdaad. Ik ben voortdurend in onderhandeling over nieuwe opdrachten, vaak 2 à 3 jaar vooruit. Sommige zijn fantastisch, andere vallen tegen. Maar zelfs eens je een opdracht hebt binnengehaald, is het administratieve werk nog niet voorbij. Nu eens betalen de opdrachtgevers niet op tijd, dan weer helemaal niet (als er geen budget is), soms ontstaan er misverstanden. Je bent nooit gerust.
Mensen vragen me weleens waarom ik er geen part-time job bij neem. Maar daar is meestal simpelweg geen tijd voor. Daarom ben ik heel dankbaar dat enkele mensen rondom mij me in de moeilijke beginperiode een financieel duwtje in de rug hebben gegeven. Deze maand heb ik voor het eerst in tien jaar toch een bij-jobje aangenomen. Ik heb voor mezelf uitgemaakt dat ik dit jaar niet meer alle artistieke opdrachten ga aannemen. Ik moet ‘nee’ leren zeggen. In theorie zou ik momenteel van de muziek alleen kunnen leven – het feit dat ik daarmee roofbouw pleeg op mijn lichaam en sociale leven in het midden gelaten – maar ik wil me focussen op mijn eigen ding. Je leeft niet voor eeuwig en ik heb nog een aantal soloprojecten die ik zeker wil realiseren.
Zo heb ik de voorbije maanden zes maanden lang de wereld rondgereisd. Op het moment zelf voelt dat heel goed aan. Maar dan kom je terug en besef je dat je rekening bijna volledig geplunderd is. En toch doe ik het liever zo: keihard voor mijn eigen muziek gaan en daardoor misschien wat minder verdienen, maar als het echt nodig is een maandje bijklussen. Het is misschien niet voor iedereen weggelegd, maar ik vind die onafhankelijkheid en vrijheid heel belangrijk. Dat gezegd zijnde: als je voor dit leven kiest, moet je wel heel gefocust blijven. Je moet altijd in het achterhoofd houden: “Waarvoor doe ik het? Op welke manier doe ik het? Blijf ik nog steeds trouw aan mezelf?”. Je mag nooit het noorden kwijt zijn. Zo kan je wel eens zwaar gaan feesten, maar de volgende ochtend moet je wel weer achter je computer zitten om je mails te beantwoorden. Niet bepaald rock-’n-roll.
Dat is inderdaad niet het beeld dat je hebt als je als jonge muzikant aan je carrière begint. Heb je misschien nog een laatste tip voor je collega-muzikanten?
Neem je tijd. Het is een ziekte van de tijd dat mensen van je verwachten dat je tegen een bepaalde datum met een heuse première komt. Zo leg je jezelf ongelooflijk veel druk op. Het heeft lang geduurd, maar sinds kort eis ik van mijn opdrachtgevers dat ik de tijd en ruimte krijg om te doen wat ik wil. Soms lijkt het voor de buitenwereld alsof je niets aan het doen bent, omdat je inspiratie aan het opdoen bent of in je hoofd aan het creëren bent. Dan vragen mensen zich af waarom het drie jaar duurt vooraleer je volgende album klaar is. Dat kan wel gaan wegen. Je begint te twijfelen aan jezelf: “Ben ik een nietsnut? Draag ik wel genoeg bij aan de maatschappij?”. Maar aan die druk mag je eigenlijk niet toegeven.
Wijze woorden om mee af te sluiten. We nemen het mee.