Offspaces #3 – In de Ruimte, Gent
Om het ecosysteem van de kunsten in kaart te brengen richt Kunstenpunt het perspectief op Offspaces: beeldende kunstruimtes die opgericht worden door kunstenaars en/of curatoren. Ze werken meestal zonder subsidie in leegstaande ruimtes of bij mensen thuis en met heel verschillende doelen en manieren van werken. Hieronder gaat curator en onderzoeker Pieter Vermeulen in gesprek met Robert Monchen van In De Ruimte (Gent).
Robert, hoe zou je In de Ruimte kort omschrijven?
We zijn een platform voor hedendaagse kunsten, ambacht en muziek met een zekere vrijbuitersmentaliteit. We hechten belang aan mensen een plaats te kunnen bieden, los van het instituut, los van de school, het museum of de commerciële noodzaak van een galerie. Het creëren van een vrijplaats, dat is het belangrijkste. We willen dus een platform creëren voor de tussenruimte, de overgangsfase voor de kunsten, tussen school en museum, tussen het atelier en de galerij.
Een artistieke vrijplaats dus, die deels gebaseerd is op de theorie van Hakim Bey (pseudoniem van de anarchistische auteur Peter Lamborn Wilson), en meer bepaald zijn concept van de Temporary Autonomous Zone, dat verwijst naar de mogelijkheid van autonomie in een landschap waar alles aan elkaar hangt en afhankelijk is van elkaar. We proberen een eiland voor artiesten te zijn, door en voor artiesten.
We leven in een klimaat waar bijna alles afhankelijk wordt van het financiële of politieke plaatje.
En waarom is die autonomie of onafhankelijkheid voor jullie belangrijk?
Ik denk dat we het heel belangrijk vinden om oprecht te kunnen zijn in wat we tonen enerzijds, en anderzijds omdat we merken dat we leven in een klimaat waar bijna alles afhankelijk wordt van het financiële of politieke plaatje.
Die onafhankelijkheid kan je op verschillende niveaus situeren: het eerste waar je over sprak is de artistieke invulling van dat begrip. Ik neem aan dat je dan samen met andere mensen vorm geeft aan het artistiek programma? Hoe gaat dat concreet in zijn werk?
Dat heeft twee kanten. Enerzijds hebben we onze eigen gecureerde tentoonstelling, die vanuit onze groep medewerkers wordt ontwikkeld. Anderzijds proberen we – nogmaals – die vrije ruimte te creëren voor andere curatoren of kunstenaars die graag bij ons willen komen tentoonstellen. Beide opties zijn mogelijk.
Je spreekt over tentoonstellingen, maar In de Ruimte biedt – voor zover ik het begrijp – onderdak aan verschillende kunstvormen. Kan je dat even toelichten?
We vonden het belangrijk om niet te veel dingen te gaan opsplitsen. Vandaar dat we de mensen die naar een optreden of muziekconcert komen luisteren, ook graag aantrekken om naar beeldende kunst te komen kijken, en omgekeerd. Vanuit het idee dat die twee aparte kunstvormen eigenlijk een groter geheel zouden kunnen zijn en een groter publiek zou kunnen bereiken, zijn we vertrokken om de twee op quasi gelijke hoogte te stellen. Expo’s en concerten zijn voor ons even belangrijk.
We zorgen ervoor dat mensen langs meer kanten geprikkeld worden en het als een totaalervaring gaan beschouwen.
Laat de infrastructuur dit ook toe?
We hebben altijd exposities gecombineerd met optredens of performances, waardoor we iets meer bieden dan het gegeven van de white cube. We zoeken de ervaring op bij de mensen, en zorgen ervoor dat ze langs meer kanten geprikkeld worden en het als een totaalervaring gaan beschouwen.
We zijn momenteel gevestigd in een oud magazijngebouw annex opslagplaats en werkplaats. De infrastructuur leende zich er in eerste instantie niet toe om tentoon te stellen. Het heeft ons ertoe aangezet om een heel aantal expositiemuren bij te bouwen en ook alles in de juiste kleuren te schilderen en andere ingrepen te laten doen die noodzakelijk waren om de ruimte klaar te maken voor exposities. Maar we proberen ook een blanco blad aan te bieden aan de mensen die hier komen, in de zin dat we proberen het zo neutraal mogelijk te houden. We hebben twee zwarte ruimtes gecreëerd, die ideaal zijn voor mediavoorstellingen als filmprojecties en dergelijke, maar zich er ook toe lenen om een schilderij te presenteren. Dat geeft weer een heel andere kijk op de dingen. We beschikken over zeshonderd vierkante meter in totaal, opgesplitst in twee expositiezalen en één concertzaal. Dat brengt veel mogelijkheden met zich mee.
Het gebouw wordt gedeeld met een aantal andere initiatieven, een zeefdrukatelier, een upcycling-atelier, grafisch bureau, enz. Het gebouw zelf is in handen van de Stad Gent. Hoe is jullie verhouding tot die overheidsinstantie?
Zoals goede buren. We huren het gebouw van hen. In ons geval denk ik echter dat we op termijn genoodzaakt zullen zijn om ergens, via subsidies of private middelen, meer vrijheid te creëren.
Zolang we aan niemand verantwoording moeten afleggen, zijn we ook zo vrij mogelijk in onze rol als platform of als hedendaagse incubator.
Gaat dit samen met de vrees om aan onafhankelijkheid te moeten inboeten?
Dat is tot hiertoe de reden waarom we nooit die stap hebben gezet. Ik denk dat we ervan overtuigd waren dat, zolang we aan niemand verantwoording moesten afleggen, we ook zo vrij mogelijk waren in onze rol als platform of als hedendaagse incubator. Die vrees is er dus zeker, ja.
Hoe wordt In de Ruimte op dit moment gefinancierd? Welke kosten komen er bij kijken?
De vaste lopende kosten, zoals verzekeringen, onze vrijwilligers, het gebouw zelf, de huur en bijkomende vaste kosten. Verder de op- en afbouw van exposities en de materialen die daaraan te pas komen. Deze lopende kosten proberen we zo goed als mogelijk op te vangen met vrije bijdragen van onze concerten, of via onze inkomsten van de bar. Dat draagt eigenlijk zoveel mogelijk het geheel. We hebben het voordeel dat we met een grote groep vrijwilligers zitten die, amper voor iets of meestal niets, zich voor 100 of 200 procent inzetten om hier iets moois van te maken.
Stel dat je in de toekomst subsidies zou kunnen krijgen, zie je jezelf dit initiatief dan ook professioneel verder uitbouwen?
Ik denk het wel. Ik denk dat het grootste probleem is dat we er nu er maar half mee bezig kunnen zijn. Naast onze eigen jobs dienen we ons bezig te houden met de communicatie en administratie – de minder spannende taken die komen kijken bij het runnen van zo’n art space. Eenmaal die taken worden ingevuld op een professionele manier – bezoldigd of niet – creëer je meer tijd en vrijheid voor onderzoek, atelierbezoeken en dergelijke. Er leeft gewoon heel veel goesting om het atelier te bezoeken van elke kunstenaar die bij ons exposeert, en dieper op het werk in te gaan. Nu ontbreekt het ons vaak nog aan de tijd en middelen om dat waar te maken. In die zin denk ik dus wel dat we zeker zullen professionaliseren als het zo ver is. Ik denk dat we dan ook een veel actievere werking kunnen opzetten voor de workshops, die we nu enkel sporadisch organiseren. Momenteel denk ik dat we op onze maximum input-output zitten van wat we aankunnen op vrijwillige basis.
Heb je een zicht op hoe jullie netwerk tot stand komt, en welke rol het speelt in de programmatie?
Eigenlijk is er maar een beperkte pool van mensen waarmee je in contact komt of op permanente basis mee samenwerkt. En dan spreek ik op nationaal niveau. Ik denk dat Antwerpen, Gent en Brussel wel redelijk goed geconnecteerd zijn. We hebben veel cross-overs van mensen die naar hier komen, of mensen die daar gaan exposeren.
Met meer middelen zouden we minder putten uit de lokale bronnen en een meer internationale kijk op de kunsten ontwikkelen.
Zijn er initiatieven waar je regelmatig mee samenwerkt?
We werken samen met een aantal kleine en middelgrote organisatoren. Vooral organisaties die hun eerste ontwikkeling naar een professioneel platform doormaken. Dit gaat over labels, concertpromotoren, curatoren en kunstenaars. En mochten we meer financiën hebben, denk ik dat we naar een internationaler programma zouden gaan. We proberen wel heel wat mensen uit IJsland, Nederland of Amerika aan te trekken, waarbij het meer gaat over in welke geest het zich bevindt. Met meer middelen zouden we minder putten uit de lokale bronnen en een meer internationale kijk op de kunsten ontwikkelen.
Je lijkt veel belang te hechten aan autonomie, maar tegelijk zie je het als een soort opoffering om verder door te kunnen groeien op institutioneel vlak.
Het is inderdaad een mes dat langs twee kanten snijdt. Binnen wat we onafhankelijk kunnen verwezenlijken denk ik dat we momenteel ons groeipotentieel bereikt hebben als organisatie. In het proces van professionaliseren komen er toch heel wat zaken en taken bij die minder direct in relatie staan met het culturele landschap. Het is erg belangrijk om te waken over een oprechtheid in de kunsten. Deze verdwijnt makkelijker bij een instituut dan bij een onafhankelijk platform. Als wij geen zin hebben om een bepaald traject te volgen hoeven we dat aan niemand uit te leggen. Professionaliseren egaliseert de meningen, het zorgt voor een consensus waarbij er telkens erg goed moet worden gewaakt over de motieven om iets te organiseren, niet gewoon omdat het nu eenmaal een job is.
Het is erg belangrijk om te waken over een oprechtheid in de kunsten.
Zie je soortgelijke initiatieven in Gent?
Ja, je hebt 019, DOK, De Koer, Gouvernement en recent ook Convent Art Space. Die organisaties staan in voor het promoten van jonge kunstenaars.
Zijn dat er veel, volgens jou?
Ja, absoluut, we zitten hier ook met drie kunstscholen en een soort open mentaliteit van mensen die het gewoon ook allemaal zelf aanpakken. Ik denk dat bijna alle geslaagde initiatieven vanuit burgers zelf zijn opgezet. Dus je merkt wel dat er veel gaande is.
Het voelt erg juist om aan de kant van de kunstenaars te staan.
Denk je dat er ook een wens bij deze initiatieven om een buitenpositie te behouden? En denk je dat die zal blijven bestaan?
De buitenpositie zorgt voor verandering. Ik denk dat het noodzakelijk is om initiatieven te hebben die deze positie kunnen behouden. En dat de wens er is weet ik wel zeker. Het is hét reflectieve kader voor experiment. Het voelt erg juist om aan de kant van de kunstenaars te staan. De vraag is natuurlijk hoe deze ‘buitenpositie’ behouden kan worden.