Ontwikkeling

Ontwikkeling staat onder druk in de kunstensector. We lazen het in ons onderzoek Loont passie? over de sociaal-economische situatie van kunstenaars, we hoorden het in de pitches tijdens ons traject Do It Together (D.I.T.) dat de positie van de kunstenaars wil versterken, we schreven het in de Landschapstekening Kunsten.

Maar wat wordt daar eigenlijk mee bedoeld? Gaat het over de precaire positie van kunstenaars? Of over de ondersteuning door kunstenorganisaties of beleidsmakers?



Geef feedback

Inhoud
  1. De wereld van de inspiratie: over artistieke ontwikkeling
    1. Artistieke praktijken
    2. Rust en ontspanning
    3. Drukdrukdruk
    4. Onzichtbaar = onmisbaar
    5. Bronverwijzingen
    6. Bijlage: tabel waarderegimes
  2. Een waaier van verschil: de functie ontwikkeling in subsidie-aanvragen van kunstenorganisaties
    1. Werkingssubsidies 2017-2022
    2. Aanvragen werkingssubsidies 2023-2027
    3.  Werkingssubsidies 2023-2027
    4. Bronverwijzingen

1. De wereld van de inspiratie: over artistieke ontwikkeling

Het woord ‘ontwikkeling’ kan verschillende betekenissen krijgen. Dit artikel richt zich op artistieke ontwikkeling. Welke vormen kan die aannemen? Over welke noden van kunstenaars gaat het dan concreet? Waarom is artistieke ontwikkeling onmisbaar? En hoe zorgen kunstenaars ervoor dat ze kunnen ontwikkelen?

Hieronder verkennen we eerst de context waarin artistieke praktijken zich ontplooien. Vervolgens werken we die aan de hand van een aantal begrippen dieper uit en staan we stil bij de samenhang ertussen. Gaandeweg zal duidelijk worden wat artistieke ontwikkeling is en waarom die nodig is.

1.1. Artistieke praktijken

Net zoals andere professionals ontwikkelen kunstenaars tijdens hun werk – alleen of in samenwerking met anderen – zowel eerder verworven als nieuwe kennis en vaardigheden. Kunstenaars, muzikanten en performers doen dit vanzelfsprekend wanneer ze hun werk maken of delen met een publiek. Zowel het denken, het doen als de reflectie over die ervaringen bepalen het verloop van hun ontwikkelingsprocessen en het resultaat ervan.

Artistiek onderzoek kan bestaande kennis en vaardigheden verdiepen of deze verbreden door nieuwe wegen in te slaan (Opsomer 2012). Leo Delfgaauw schrijft dat de artistieke praktijk wordt gekenmerkt door het maken en het leren als een dubbele spiraal van onderzoek. Het maakproces is niet los te zien van het proces van leren en reflecteren; leren is in de artistieke beroepspraktijk een proces dat voortdurend doorgaat (Delfgaauw 2017). Deze opvatting ziet de scheiding tussen periodes van studie en van werk dus als een kunstmatige opdeling.

Toch verlangen kunstenaars ernaar om te kunnen werken zonder de druk van deadlines. Maar welke aspecten van een artistieke praktijk zijn niet direct gericht op de creatie of vertoning of uitvoering van een kunstwerk? Koppelen ze dan onderzoek en ontwikkeling los van output? Zo ontstond er een waaier van zelfreflexieve artistieke praktijken, waarbij kunstenaars theoretisch en kwalitatief onderzoek verrichten om hun op de praktijk gebaseerde kennis te verdiepen of te verbreden (Laermans 2018). In die tendens spelen aan de ene kant maatschappelijke veranderingen mee zoals de hervorming van het hoger kunstonderwijs waardoor het mogelijk werd om een doctoraat te halen in de kunsten. Aan de andere kant is er de evolutie van de kunsten zelf: conceptuele kunst, geëngageerde kunst en participatieve kunstpraktijken bijvoorbeeld stellen bepaalde kunstopvattingen in vraag (Freeland 2010).

Oefenen en leren

In artistieke praktijken komt zowel denken als doen aan bod. Leren is in de kunsten niet alleen een cognitief proces waarbij een intellectuele inspanning leidt tot het verwerven van extra theoretische kennis. In de meeste artistieke disciplines vraagt ook lichamelijke praktijk dagelijks aandacht.

Zo werken zangers en acteurs bijvoorbeeld aan hun stem en uitspraak, ongeacht of ze die dag een stuk uitvoeren voor een opname of publiek. In het geval van muzikanten en dansers kan elke leek zich een idee vormen van hun behoefte aan fysieke training om hun conditie te onderhouden en hun vaardigheden uit te breiden. Dat een beeldend kunstenaar de kenmerken van een ander medium of de mogelijkheden van nieuwe materialen of technieken verkent door ermee te werken is misschien minder evident. Deze werkprocessen leiden niet altijd tot een afgewerkte creatie en dat is ook niet de bedoeling.

Met oefenen bedoelen we een inductief proces: herhaling van bewegingen en technieken, herkennen van de effecten van kleine of grote aanpassingen, de praktische en zintuiglijke omgang met (muziek)instrumenten en materialen (Sennett 2011).

De ervaring van dit professioneel en technisch lichaamswerk is intuïtief en impliciet, en wordt opgeslagen in herinnering en handeling (Laermans 2015). Het is echter niet los te koppelen van het denkend en talig leren. Kunstenaars reflecteren immers tijdens het oefenen, toetsen concepten over inhoud en vorm aan de waarneming van de uitvoering ervan, geven er betekenis aan, nemen een beslissing over het potentieel, herhalen of herbeginnen (Dhondt 2003). ‘Studeren’ kan uiteenlopende vormen aannemen: het lezen, analyseren en interpreteren van een partituur (P. Boulez) [1], het memoriseren van een lied- of theatertekst, het ontcijferen van archiefstukken, de reflectie over wetenschappelijke artikels of het bezoeken van een tentoonstelling. Impliciete zintuiglijkheid en expliciete kennis worden met elkaar verweven in een niet-lineair proces.

Uit en thuis

De hiervoor genoemde voorbeelden geven al aan dat artistieke ontwikkeling vaak gebonden is aan een ruimtelijke context. Bepaalde kunstdisciplines kunnen aan een werkplek bepaalde technische en materiële eisen stellen. Denk maar aan een atelier met noorderlicht, de aanwezigheid van bepaalde materialen of apparatuur, een studeerkamer met akoestische isolatie, een repetitieruimte met verende dansvloer of opnameapparatuur, een residentie met een tijdelijke woonruimte, museum, bibliotheek of archief … Maar geschikte werkruimte, die langdurig beschikbaar en betaalbaar is voor kunstenaars, is schaars (De Wit en Van Doninck 2020).

Soms hebben kunstenaars voor hun artistieke ontwikkeling naast een aangepaste ruimte ook nood aan samenwerking met andere mensen: een assistent of artistiek klankbord, andere kunstenaars, een technicus, een archivaris of een ander expert. Residenties en werkplaatsen zijn kunstorganisaties die kunstenaars zowel tijd en ruimte als begeleiding voor artistieke ontwikkeling bieden in combinatie met inspirerende contacten met peers (Simons e.a. 2013). Zo kunnen professionelen in een veilige werkomgeving onderling feedback en inspiratie uitwisselen.

In bepaalde gevallen is daarbij ook publiek welkom. De vraag is dan of je daarmee al de stap van onderzoek naar maken en tonen zet (Baetens 2021). Open repetities, atelierbezoeken, artist talks en toonmomenten betrekken de geïnteresseerde kunstliefhebber wel bij het artistiek onderzoek, maar daarbij is er zelden zintuiglijke interactie tussen een toeschouwer en een kunstwerk. Een betekenisvolle kennismaking met contextgebonden artistieke manieren van werken vraagt openheid voor onvoorspelbaarheid van het publiek en een specifieke omkadering. De locatie kan daardoor een bijkomende rol krijgen: auditoria, tentoonstellingsruimtes of schouwburgen worden ruimten voor sociaal leren.

Alleen en samen

In zijn onderzoek naar levenslang en levensbreed leren van beeldend kunstenaars stelt Leo Delfgaauw dat bij kunstenaars de verbondenheid van biografie en leerproces heel sterk is.

“Biografisch leren is het vermogen om ervaringen reflectief zo te organiseren dat ze een coherent en betekenisvol geheel vormen ten aanzien van identiteit en met betrekking tot zowel individuele als sociale ontwikkeling.” [2]

De artistieke omgeving bestaat ook uit patronen van samenwerking en de sociale organisatie ervan (Simons 2013). De kennis en vaardigheden van een individu bestaan binnen een discursieve, sociale praktijk onder professionelen (Verschaffel 2015). Wederzijdse inspiratie kan zowel stilzwijgend als uitgesproken onder kunstenaars en kunstwerkers circuleren. De toegang daartoe en deelname eraan bieden kansen tot ontwikkeling (Delfgaauw 2017). Interactieve werkvormen om onderling artistieke kennis te delen zijn kunstenaarsinterviews, lezingen, open ateliers, workshops of masterclasses. Dit zijn voorbeelden van de bovengenoemde dubbele spiraal van onderzoek.

1.2. Rust en ontspanning

Om de talrijke signalen over ‘druk op ontwikkeling’ beter te begrijpen, zoeken we een verhelderend referentiekader. De Franse onderzoekers Boltanski en Thévenot verdiepten zich in praktijken van oordelen en verantwoorden in sociale interactie (Boltanski en Thévenot 2006). In hun waardesociologie delen ze de maatschappij op in zes verschillende werelden met elk hun eigen waarde. Het streven naar dit hoger gemeenschappelijk principe krijgt in elke wereld een andere invulling en specifieke voorwaarden waaraan voldaan moet worden. [3]

Met name het waarderegime van ‘de wereld van de inspiratie’ trekt onze aandacht. Het stelt het bizarre, het ongewone, het onuitsprekelijke centraal. De bewoners van deze wereld zijn gedreven door de drang om te creëren. Ze zijn gepassioneerde dromers, zoekers, visionairen die willen ontsnappen aan de alledaagse sleur en routine. Ze verwerpen normen en accepteren risico’s. Ze stellen de wereld, inclusief zichzelf, voortdurend in vraag vanuit het eigen intellect, gemoedsstemmingen, fysieke activiteiten of het onbewuste. De mogelijkheden zijn onbeperkt.

Het spontaan en oncontroleerbaar stromen van inspiratie is in deze wereld het hoogste goed. Je moet autonoom, uniek en authentiek zijn. Op basis van wederzijdse erkenning van elkaars originaliteit groeien toevallige ontmoetingen en spontane ontdekkingen uit tot duurzame relaties.

Maar deze wereld van de inspiratie kent ook mindere kanten. De geïnspireerde kan ten onder gaan aan het verlangen naar publieke bekendheid. Nuchtere zakelijkheid of routineuze herhaling leiden tot verlamming, terwijl de ontdekker in het andere uiterste ook teveel risico kan nemen en in een isolement kan terechtkomen of irrelevant worden (van Winkel e.a. 2010).

‘De wereld van inspiratie’ biedt ons een kader om de mogelijkheden voor artistieke ontwikkeling te verkennen. In deze wereld krijgt de intuïtie namelijk alle ruimte voor doelloos prutsen of gedisciplineerde studie. De bewoners van deze wereld lijken vrijgesteld van aardse zorgen. Een gestructureerde dagindeling, afspraken over levensonderhoud of gezinsleven zouden het stromen van de inspiratie kunnen hypothekeren (Wigfall 2019). Dat illustreert ook deze quote van een Belgische kunstenares in van Winkel e.a. (2010): “Als ik naar het atelier ga, heb ik absoluut geen uur waarop ik moet stoppen of kan beginnen. Ik kan dan gewoon om elf uur gaan en doorwerken tot tien uur ‘s avonds, zonder dat iemand mij stoort. Dat is wel iets waarnaar ik uitkijk.” [4]

We herkennen in deze attitude sporen van het romantische type van de eigenzinnige kunstenaar-bohemien die een roeping volgt. De creatieve drang is voor zo iemand onweerstaanbaar, ongeacht het ongemak of de onzekerheid die ermee gepaard gaat. Het enige doel is de kunst zelf (Peters en Roose 2020). Exploratief, vernieuwend gedrag werd zo in de 19de eeuw een vaste culturele waarde in Europa (Sabbe 2003).
Vandaag leggen neurologen uit dat de mens voor dat gedrag de prefrontale cortex van de hersenen inzet en dat die daarvoor rust en ontspanning nodig heeft (Pauwels 2020). De urgentie van een taak, een deadline of een op te lossen probleem kan de prefrontale cortex echter blokkeren. Creatief werk heeft dus een vrije zone nodig: een tijdruimte om zonder vooropgestelde regels en uitkomsten te experimenteren (Stalpers en Stokmans 2018). Een kunstenaar getuigt: “Ik kan niet drie dagen hiermee [een opdracht] bezig zijn en me daarna weer op mijn eigen werk concentreren. Ik heb echt wel een maand nodig zonder iets om te kunnen starten met dingen maken. Ik krijg mijn hoofd anders niet leeg om me weer helemaal op iets nieuws te focussen.” [5]

1.3. Drukdrukdruk

Voor de bewoners van ‘de wereld van inspiratie’ vloeien (voor-)waarden en regels vanzelfsprekend voort uit de relatie met het hoger doel dat ze nastreven. Maar de communicatie daarover lukt niet altijd op een manier die in de vijf andere werelden – van het huishouden, de roem, het burgerschap, de markt, de industrie – begrepen wordt. Dat is de paradox van inspiratie, die heel persoonlijk is. De overdracht van gedachten, ideeën, voorstellingen, inzichten… vraagt aandacht en die is zeldzaam en kostbaar (Verschaffel 2015).

Figuur geïnspireerd op een model in Schurer, R. 2010

De bewoners van de vijf andere werelden streven zelf andere hogere doelen na. In de ene wereld kan er met onbegrip en kritiek gereageerd worden op de andere, waardoor er waardeconflicten ontstaan (van Winkel e.a. 2012). Ofwel bewaakt men de grenzen, ofwel sluit men een compromis om een botsing te vermijden.

Individuen en groepen hanteren naargelang de situatie verschillende strategieën om spanningen tussen waarderegimes te verlichten. Het expliciteren van spanningen kan wederzijds begrip vergroten en een hulpmiddel bieden bij conflicten. Waardeert men het streven naar het uitzonderlijke (inspiratie) of noemt men dat onverantwoordelijk (burgerschap), wereldvreemd (roem) of onbetaalbaar (markt)? Erkent men de waarde van openheid (inspiratie) of hecht men aan wat voorspelbaar (industrie) is? Is er plaats voor het onbekende en chaos (inspiratie) of houdt men vast aan de gekende orde (huishouden)?

Volgens Boltanski en Thévenot kunnen verschillende waarderegimes tot een compromis komen. Tijdens een artistiek traject bijvoorbeeld schuiven sommige werelden in meerdere of mindere mate over elkaar omdat ze eenzelfde waarde delen. Zo deelt de wereld van inspiratie de relatie meester-leerling met de wereld van het huishouden, het belang van opiniëring met de wereld van de roem, het in vraag stellen van een gegeven situatie met de wereld van het burgerschap, het nemen van risico met de wereld van de markt, hard werken met de wereld van de industrie.

1.4. Onzichtbaar = onmisbaar

Tijdens het maken en tonen van hun werk sluiten kunstenaars voortdurend compromissen met de andere waarderegimes. Kunstprojecten vereisen immers overleg over contracten en geldzaken (markt), planning en logistiek (industrie). Kunstenaars investeren in persoonlijk relaties (huishouden) en communicatie (roem) om hun werk in contact te kunnen brengen met een publiek (burgerschap) (Peters en Roose 2020).

Sommige kunstenaars doen hiervoor een beroep op de expertise van kunstwerkers die zakelijk, productioneel en communicatief werk van hen overnemen. Kunstenorganisaties kunnen individuele kunstenaars ook over verschillende projecten en samenwerkingsverbanden heen steunen, strategisch advies geven over internationalisering of kunstparticipatieve methodieken delen (Baert 2019). Er zijn ook zogenaamde artist-run initiatieven: kunstorganisaties die opgericht zijn voor en geleid worden door kunstenaars zodat de werking gegarandeerd op maat van de artistieke praktijk verloopt. [6]

Dat hele ecosysteem van de professionele kunstensector staat echter zwaar onder druk. Dat kwam naar voren tijdens het interactieve traject in aanloop naar de Landschapstekening Kunsten 2019. Wanneer de druk van de andere werelden te zwaar doorweegt, verdwijnt de inspiratie zodanig naar de achtergrond dat ze bijna onzichtbaar wordt. Zowel kunstenaars als kunstwerkers lijden onder mentale vermoeidheid (De Meyer 2017).

Bovendien is zichtbaarheid voor een kunstenaar een voorwaarde voor waardering. Maar als die prestatiedruk alle tijd en aandacht opeist, gaat dit ten koste van de exploratie van nieuwe kansen (Wellens 2019). Daarenboven is het inkomen uit deze exploitatie van artistiek werk laag, waardoor kunstenaars moeilijk financiële reserves voor ontwikkeltijd kunnen aanleggen (Hesters 2019, De Wit en Ruette 2021).

Kunstenaar Myriam Van Imschoot beschreef een artistiek parcours als een driegdraad die door een stuk stof verdwijnt en verderop weer zichtbaar wordt: een mooi beeld voor een proces dat periodes kent van onderduiken en weer bovenkomen. De ondersteuning van kunstenaars wordt vooral verantwoord vanuit de stukjes draad die zichtbaar zijn (Hesters 2019). Terwijl ze bezig zijn met dat werk, dreigt de bron van inspiratie te verdrogen door een gebrek aan rust en ontspanning. De geraadpleegde literatuur confronteert ons met de kortzichtigheid van dit systeem en bevestigt het levensbelang van het onzichtbare werk.

1.5. Bronverwijzingen

1.6 Bijlage: tabel waarderegimes

de wereld van de/hetkenmerkenkwaliteitvalkuil
inspiratie


uitzonderlijkheid
intuïtie
autonomie
beweeglijkwereldvreemdheid
huishoudentraditie
discretie
hiërarchie
persoonlijke relatiesautocratie
roemzichtbaarheid
bekendheid
imago
opiniëringprofilering
burgerschap algemeen belang
verantwoordelijkheid
vertegenwoordiging
in vraag stellenverzuiling
markt competitie
onderhandeling
geldzaken
risico nemencommodificatie
industrie functioneel
doelgericht
controleprocedures
hard werkeninstrumentalisering
Boltanski, Luc, en Laurent Thévenot. 2006. On justification. Economies of worth. Princeton.

2. Een waaier van verschil: de functie ontwikkeling in subsidie-aanvragen van kunstenorganisaties

Kunstenorganisaties spelen een rol in de ondersteuning van kunstenaars en hun werk. Het Kunstendecreet omschrijft die o.a. in vijf verschillende functies. Bij de functies productie, presentatie, participatie en reflectie is de rol van de organisatie respectievelijk het faciliteren van de productieprocessen, presentatiecontexten, participatieve trajecten en het reflectiewerk. De functie ontwikkeling kan in vergelijking met de andere vier functies gedifferentieerd ingevuld worden.

Organisaties die hierop willen inzetten kunnen zowel artistieke ontwikkeling van kunstenaars [1] ondersteunen, als ook begeleiding bieden bij productie, presentatie, participatie of reflectie.

Daarom kijken we in deze bijdrage hoe organisaties met werkingssubsidies tussen 2017 en 2022 de functie ontwikkeling invullen. Vervolgens proberen we in te schatten voor welke uitdagingen de hervorming van het Kunstendecreet in 2021 de aanvragers en aansluitend de beoordelaars van een werkingssubsidie 2023-2027 voor deze functie stelt.

2.1. Werkingssubsidies 2017-2022

Kunstendecreet 2013

De functie ontwikkeling werd in het Kunstendecreet algemeen omschreven als “het ontwikkelen of begeleiden van een artistieke praktijk, talent, carrière en oeuvre. Het proces, het onderzoek en het artistieke experiment primeren op een concrete output.” [2]

Specifiek voor organisaties was de omschrijving en het kwaliteitscriterium: “Een organisatie die inzet op ontwikkeling kan zich zowel richten op de eigen artistieke ontwikkeling als op de begeleiding van de ontwikkeling van kunstenaars of andere organisaties (bijvoorbeeld productie-ondersteuning, spreiding, zakelijke begeleiding).” [3]

En: “Het criterium kwaliteit inhoudelijk concept en concrete uitwerking wordt [voor de functie ontwikkeling] specifiek ingevuld: visie op en kwaliteit van de begeleidings- en ondersteuningsfunctie en/of van het artistiek onderzoek, het experiment en de artistieke vernieuwing.” [4]

Van de 207 kunstorganisaties die van 2017 tot en met 2022 werkingssubsidies toegekend kregen, hadden er 89 de functie ontwikkeling in hun aanvraag aangevinkt (43%). [5] 67 van deze werkingen zijn actief in één discipline, en 22 profileerden zich in 2 of meer disciplines.

  • 15 kunstenorganisaties kozen uitsluitend voor de functie ontwikkeling: AAIR, Bestov!, Caravan, Cluster, Cohort, Constant, Designregio Kortrijk, FLACC, Gentlemanagement, Inside Jazz, Klein Verzet, Manyone, Nadine, Workspace Brussels, Wolx. De meerderheid van deze organisatie richten hun werking op één discipline; alleen Workspace Brussels en Nadine combineren meerdere disciplines.
  • 74 kunstorganisaties die in hun aanvraag de functie ontwikkeling combineren die met andere functies. Hiervan richten er 54 zich op een discipline en zijn er 20 multidisciplinair. Bijkomend zijn er de zeven kunstinstellingen die verplicht alle vijf de functies vervullen.

12 verschillende combinaties van de functie ontwikkeling met één, twee, drie of vier andere functies komen voor op de lijst:

  • ontwikkeling & productie: 26
    • & presentatie: 10
    • & participatie: 2
    • & reflectie: 3
    • & presentatie & participatie: 7
    • & presentatie & reflectie: 3
    • & presentatie & participatie & reflectie: 14 (incl. 7 kunstinstellingen)
  • ontwikkeling & presentatie: 5
    • & participatie: 3
    • & reflectie: 2
  • ontwikkeling & participatie: 3
  • ontwikkeling & reflectie: 3

Bovenstaand overzicht geeft een idee van de verschillende manieren waarop de functie ontwikkeling binnen het werkveld vorm krijgt in relatie tot de vier andere functies. De combinatie ontwikkeling & productie springt er met 26 organisaties uit.

Daarnaast is ook het verschijnen van 39 werkingen gespreid over nog zes andere combinaties met bijkomende functies naast ontwikkeling en productie opmerkelijk. De kunstinstellingen buiten beschouwing gelaten, zijn er zeven kunstorganisaties die zelf kiezen om een aanvraag in te dienen voor alle vijf de functies (Het Toneelhuis, KVS, NTGent, Muziekcentrum De Bijloke, Wiels, Villanella [6] , Z33).

Er zijn dan nog vijf andere combinaties die door organisaties kozen. Een combinatie van functies kan voordelen bieden qua zichtbaarheid, (internationale) netwerken of financieringsmix.

Ontwikkeling in ontwikkeling


Hoe meer we in de tabel grasduinen, hoe complexer het beeld wordt. We kunnen proberen terug te grijpen naar een aantal werkvormen om het beeld scherper te stellen.

Zo zien we residenties of werkplaatsen (AAIR, Designregio Kortrijk, FLACC, Workspace Brussels, Nadine, Q-02, Timelab …), alternatieve managementbureaus (Bestov!, Caravan, Gentlemanagement, Inside Jazz, Klein Verzet, Wolx, Aubergine, Hiros, Rockoco, Zephyrus Music …), gezelschappen (Abattoir Fermé, Het nieuwstedelijk…), ensembles (Hermesensemble, Spectra ensemble …), kunstencentra (Nona, Monty, BUDA,…), productiehuizen (fABULEUS, CAMPO …), kunsthallen (Wiels, Z33 …), festivals (Zomer van Antwerpen, B-Classic …) …

Maar de benaming van die werkvormen zegt niet hoe de functie ontwikkeling precies (op zich of in combinatie met andere functies) kan begrepen worden. Vaak gaan er verschillende manieren om ‘ontwikkeling’ in te vullen schuil achter die werkvormen. En bovendien zijn er ook organisaties die met deze werkvormen benoemd zouden kunnen worden, maar toch niet (formeel) inzetten op de functie ontwikkeling.

Op basis van de informatie die deze organisaties online over hun werking (die onder de functie ontwikkeling kan vallen) communiceren, onderscheiden we daarom grofweg zeven verschillende aspecten die op de een of andere manier, al dan niet in combinatie, aangeven hoe zij deze rol opnemen:

  • in de mate van focus op nieuw talent: een werking kan (al dan niet) specifieke ondersteuning bieden aan startende artiesten, dit kan zowel projectmatig zijn als over projecten en samenwerkingen heen.
  • bij de keuze voor vaste engagementen met een aantal (gevestigde) kunstenaars (voor productie en spreiding, strategisch advies over internationalisering, of delen van kunstparticipatieve methodieken)
  • in de projectmatige betrokkenheid van ondersteuning bij artistieke ontwikkeling en/of een specifiek creatie- en productieproces van (gevestigde) kunstenaars
  • in de mate waarop kunstenaars zelf de oprichting en de leiding van de organisatie bepalen (artist-run) [7]
  • in de scope van disciplines die behandeld worden: de meeste kiezen voor één discipline, maar er zijn ook heel wat multidisciplinaire organisaties
  • in het al dan niet ter beschikking kunnen stellen van infrastructuur, waarin kan gestudeerd en gerepeteerd (ontwikkeling), gecreëerd (productie, participatie) of zelfs gepresenteerd en gereflecteerd worden.
  • in de schaalgrootte van de organisatie; het aantal artiesten dat wordt begeleid, of dat actief deel uitmaakt van de organisatie kan heel klein zijn, of net groot.

Organisaties die in de structurele ronde 2017-2022 kozen voor de functie ontwikkeling (al dan niet in combinatie met andere functies) hebben zichzelf dus langs deze (en ongetwijfeld nog meer) assen geprofileerd. Zoals in een natuurlijk ecosysteem ontstaan er in de kunstensector eigenschappen die zich niet manifesteren in de afzonderlijke delen. [8]

Het Vlaamse kunstenlandschap is een level-playing field voor autonoom artistiek initiatief, gefaciliteerd door de overheid en een sterk netwerk van kunstenaars en complementaire organisaties. Het kunstenveld hangt aan elkaar van interdependenties. Binnen de functie ontwikkeling blijven werkingen investeren in artistieke vernieuwing en veerkracht. En de openheid van het Kunstendecreet geeft organisaties de ruimte om de manier waarop ze dit doen zelf en in overleg met artiesten in te vullen.

2.2. Aanvragen werkingssubsidies 2023-2027

Wijziging Kunstendecreet 2021
Door de hervorming van het Kunstendecreet in 2021 hebben aanvragers voor werkingssubsidies 2023-2027 verschillende nieuwe elementen om rekening mee te houden bij het bepalen van hun profilering. In het bijbehorende Besluit van de Vlaamse Regering kreeg de omschrijving van de functiespecifieke subcriteria voor de functie ontwikkeling een wijziging, en die gelden nu zowel voor werkingen als voor projecten:

  • de kwaliteit van het beoogde artistieke onderzoek en experiment
  • de kwaliteit van de voorgestelde initiatieven ter begeleiding, ondersteuning en ontwikkeling van een artistieke praktijk of carrière, een artistiek talent of oeuvre
  • de visie op het beoogde resultaat of het beoogde einddoel [9]

Wat wel inhoudelijk hetzelfde bleef is de definitie van de functie ontwikkeling. Die luidt nu: “een artistieke praktijk, talent, carrière en oeuvre ontwikkelen of begeleiden. Het proces, het onderzoek en het artistieke experiment primeren op een concrete output”. [10]

De openheid van bovenstaande definitie, samen met de meer gedetailleerde opsomming van functiespecifieke subcriteria, laat nog steeds toe om de uiteenlopende vormen van ontwikkeling (nieuw talent, vaste of projectmatige engagementen, …) zoals we die hierboven identificeerden te realiseren.

Maar we mogen niet vergeten dat ook andere wijzigingen aan het Kunstendecreet tot strategische vragen bij aanvragers én beoordelaars kunnen leiden. We behandelen twee cruciale wijzigingen, die volgens ons een invloed kunnen hebben op organisaties die willen inzetten op de functie ontwikkeling: (1) de onmogelijkheid om kortlopende subsidies te combineren met werkingssubsidies, en (2) het vaste percentage voor kortlopende subsidies binnen het budget.

1) De onmogelijkheid om kortlopende subsidies te combineren met werkingssubsidies
Artikel 11 van het Kunstendecreet 2021 voert een beperking op de combinatie van werkingssubsidie met projectsubsidies in (de facto ingegaan in september 2021). Nochtans haalden heel wat structureel gesubsidieerde kunstenorganisaties (zeker die met een kleine werkingssubsidie) middelen op uit de projectsubsidies. [11]

Ook ontwikkelingsgerichte organisaties vroegen projectsubsidies aan om hun werking uit te strekken tot een productie, een festival, … Organisaties met een werkingssubsidie onder de 400.000 euro zullen vanaf 2022 uitsluitend nog aanvragen kunnen indienen voor internationale initiatieven.

Als projectsubsidie aanvragen niet meer kan, zijn er, naast de focus op ‘ontwikkeling’ zelf, minstens nog drie andere opties om toch de vroegere manier van werken vol te houden.

  • Een organisatie kan een hogere werkingssubsidie aanvragen, en die inzetten als “fonds” om de eerder projectmatige aanvullende werking (productie, presentatie, …) te financieren. Dit vereist dan een concrete omschrijving en begroting van deze plannen, waardoor die projecten minder flexibel kunnen georganiseerd én beoordeeld worden.  
  • In een tweede scenario kan de ontwikkelingsgerichte organisatie de kunstenaar of kunstwerker helpen bij de aanvraag voor projectsubsidies (en eventueel de middelen beheren als toelagetrekker). Op deze manier komt het financieel risico bij een individu te liggen. Bovendien vergroot dit de planlast in de sector als geheel, zeker als een individu bij wijze van  zelfbescherming een rechtspersoon opricht. 
  • Een organisatie kan beslissen om geen aanvraag in te dienen voor werkingssubsidie. Ze kan proberen een financiering bij elkaar te sprokkelen door projecten aan elkaar te rijgen. Maar zo verdwijnt ook het ankerpunt van de minimaal gefinancierde omkadering.

2) Het vaste percentage voor kortlopende subsidies binnen het budget
Artikel 6 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het Kunstendecreet van 23 april 2021 legt vast dat het percentage voor de kortlopende subsidies minstens 12,5% zal zijn van het totale budget voor kortlopende subsidies en werkingssubsidies.

De voorbije jaren kon het beschikbare budget jaarlijks verschillen. In vergelijking met het verleden betekent die verdeelsleutel mogelijk een stijging voor de kortlopende subsidies. Dat zijn naast de beurzen, de projecten en de tegemoetkoming voor internationale presentatiemomenten ook twee nieuwe instrumenten (residentiebeurzen, internationale projecten). Als het budget voor kortlopende subsidies en werkingssubsidies samen hetzelfde blijft als in vorige jaren, impliceert dit natuurlijk wel een vermindering van het budget voor werkingssubsidies. 

Welk effect kan die verdeling van het beschikbare budget hebben op de aanvragen voor werkingssubsidies? 

Zoals boven geschetst is het mogelijk dat bestaande werkingen die inzetten op de functie ontwikkeling bewust kiezen voor een bestaan als projectorganisatie en niet opnieuw indienen. Zij zien misschien brood in de mogelijkheid van een hoger budget voor kortlopende subsidies. Zo’n projectlogica zou een lichtere organisatievorm met zich mee kunnen brengen. Zelfstandige kunstwerkers kunnen op een veel kleinere schaal en met een hoge graad van betrokkenheid begeleiding bieden aan kunstenaars.

Ontwikkelingsgerichte organisaties die al enkele jaren quasi naadloos projecten aan elkaar rijgen willen misschien juist de stap zetten naar een meer duurzame structuur en dus vijfjarige werkingsmiddelen. In een scenario waarbij de beschikbare budgetten voor werkingssubsidies stagneren of krimpen en waarbij evenveel of meer kwaliteitsvolle aanvragen worden ingediend, wordt die stap echter moeilijk. Tenzij er “plaats wordt gemaakt” door bestaande organisaties die uitstromen. Zulk uitstromen kan vrijwillig zijn, geadviseerd door beoordelaars, of een politieke keuze (omdat de Vlaamse Regering uiteindelijk beslist over toekenning van werkingssubsidies).

Aanvragers en beoordelaars
Het hervormde Kunstendecreet trekt niet helemaal een muur op tussen de kortlopende subsidies en de werkingssubsidies. In de Memorie van toelichting lezen we dat het beleid onderzoek en experiment wil inbedden in het veld door in de aanvraag van een beurs de mogelijkheid tot begeleiding als deel van het werkplan voor te stellen. [12] Daarnaast kunnen kunstenaars vanaf 1 januari 2022 aanvragen voor residentiebeurzen in binnen- of buitenland indienen, ook voor plekken waarmee de Vlaamse overheid geen overeenkomst afsloot. Er wordt dus uitgegaan van een ecosysteem waarin zo’n plekken actief zijn. [13]  

Bij een scenario met beperkt budget rijst echter de vraag: is een kleinschalige ontwikkelingsgerichte organisatie met een betrokkenheid in de ontwikkelings- en productieprocessen of met vaste engagementen met een beperkte groep kunstenaars, vanaf 2023 nog haalbaar? Deze “op maat” initiatieven hebben onmiskenbare bestaansredenen, ook voor de functie productie [14], en liggen voor een belangrijk stuk aan de basis van de kwaliteit en professionaliteit van de kunstensector in Vlaanderen.

Maar een belangrijke grens wordt bereikt als deze initiatieven exclusief worden, of de ondersteuning en begeleiding te uitputtend wordt voor de kunstwerkers. En vandaag is er, ondanks alle meer dan gewaardeerde inspanningen, onvermijdelijk een beduidende groep van artiesten die niet kan steunen op zulke begeleiding, en zijn de signalen over burn-out en herstelnood op vele plekken al aangetoond. [15] Als het budget niet mee stijgt met de groeiende kunstensector, dan bereikt de begeleidingscapaciteit haar saturatiepunt.

Waaruit kan een antwoord nog bestaan? Gaan aanvragers in hun plannen inboeten op betrokkenheid, of de vastheid van engagementen, zodat met een flexibel model meer artiesten begeleid kunnen worden? Of zullen we meer aanvragen zien voor artist-run organisaties met een transparant samenwerkingsmodel voor kunstenaars buiten de kern, om zo een ontwikkelings- of productieplatform uit te bouwen? Misschien zien we meer specialisering, waarbij werkingen die ‘ontwikkeling’ combineerden met één of meerdere andere functies scherpere keuzes in hun functieprofilering zullen maken? Of net omgekeerd, en gaan aanvragers inzetten op schaalvergroting? Het follow-the-actor principe van het Kunstendecreet geeft aanvragers alle ruimte.

Maar hoe zit het met de beoordelaars? Die houden vanuit Landschapszorg rekening met complementariteit tussen kunstenorganisaties. Maar de relaties in de sector waren de voorbije jaren soms gespannen. Nadat de precaire socio-economische positie van kunstenaars aan het licht kwam, klonk de eis voor fair practices luider. [16] In een aantal kunstorganisaties werd aan zelfonderzoek gedaan: hoe kunnen we meer maatwerk bieden aan kunstenaars en wendbaar omgaan met artistieke evoluties? Hoe houden we medewerkers zowel betrokken als gemotiveerd in zo’n veranderingsproces? [17]

Hoe aanvragers en beoordelaars van de werkingssubsidieperiode 2023-2027 met de functie ontwikkeling zullen omgaan is nog afwachten. Welke oude of nieuwe vormen van ‘ontwikkeling’ komen er straks in de aanvragen op tafel? Welke combinaties van functies en disciplines? Hoe zullen de beoordelaars die lezen en grondig bestuderen, hoe komen ze tot keuzes en op welke manier zullen ze die verantwoorden? Kunstenpunt plant een analyse van de beslissingen van de regering na bekendmaking in juni 2022.

2.3. Werkingssubsidies 2023-2027

Van de 225 kunstorganisaties die van 2023 tot en met 2027 werkingssubsidies toegekend kregen, hadden er 93 de functie ontwikkeling in hun aanvraag aangevinkt (41%). Negentien kunstenorganisaties kozen uitsluitend voor de functie ontwikkeling: Bestov!, Caravan Production, Cluster, Constant, Designregio Kortrijk, Doek, Fiebre, Gluon, Hiros, Inside Jazz, Morpho, Nadine, Netwerk, Rockoco, Vincent Company, Vonk, Walpurgis, Walter Werkt, WP Zimmer.

Daarnaast zijn er 74 kunstorganisaties die in hun aanvraag de functie ontwikkeling combineren met andere functies. Van de zestien organisaties die voor twee beleidsperiodes erkend zijn, kozen er veertien de functie ontwikkeling. Bijkomend zijn er de zeven kunstinstellingen die verplicht alle vijf de functies vervullen.

Veertien verschillende combinaties van de functie ontwikkeling met een, twee, drie of vier andere functies komen voor in de lijst:

  • ontwikkeling & productie: 16 (was 26)
    • & presentatie: 14 (was 10)
    • & participatie: 3 (was 2)
    • & reflectie: 1 (was 3)
    • & presentatie & participatie: 6 (was 7)
    • & presentatie & reflectie: 1 (was 3)
    • & presentatie & participatie & reflectie: 12 (incl. 7 kunstinstellingen) (was 14)
  • ontwikkeling & presentatie: 12 (was 5)
    • & participatie: 1 (was 3)
    • & reflectie: 1 (was 2)
    • & participatie & reflectie: 1
  • ontwikkeling & participatie: 2 (was 3)
    • & reflectie: 1
  • ontwikkeling & reflectie: 3 (was 3)

Bovenstaand overzicht geeft een idee van de verschillende manieren waarop de functie ontwikkeling binnen het werkveld vorm krijgt in relatie tot de vier andere functies. De combinatie ontwikkeling & productie komt nog steeds het meeste voor. Daarnaast is ook het verschijnen van 37 werkingen gespreid over nog zes andere combinaties met bijkomende functies naast ontwikkeling en productie opmerkelijk. De kunstinstellingen buiten beschouwing gelaten, zijn er vijf kunstorganisaties die zelf kiezen om een aanvraag in te dienen voor alle vijf de functies (Het Toneelhuis, KVS, NTGent, STUK, Wiels).
Er zijn dan nog zeven andere combinaties aangevraagd. Cijfermatig lijken de verschuivingen op het eerste zicht beperkt, maar verschillende aanvragers kozen een ander profiel.

In- en uitstroom?
Er zitten drie fusies in deze lijst: La Geste (Les Ballets C de la B en Kabinet K), Jester (FLACC en CIAP) en nona (Kunstencentrum Nona, Abattoir Fermé en Jazzlab Series). Drie organisaties met werkingssubsidies voor de functie ontwikkeling dienden geen nieuwe aanvraag in: Wolx, Klein Verzet en AAIR. 24 aanvragers die de functie ontwikkeling hadden gekozen, kregen een negatieve beoordeling. Daarvan zijn er negen aanvragers die tot 2022 structurele subsidie ontvangen voor ontwikkeling en Manyone dat deze keer indiende voor andere functies. De Landschapscommissie merkt in haar nota op dat dit verlies dubbel telt: voor de kunstenaars en voor de know-how die doorwerkte in het veld (p. 17).

Een diepgaande analyse van de beslissingen kan je lezen onder ‘Kunstenbeleid’.

2.4. Bronverwijzing

Referenties

Bekijk een overzicht van relevante literatuur via onze Zotero bibliotheek.

Je leest: Kennispunt: Ontwikkeling