Fair Practices
Een begrip dat breed om zich heen grijpt. Als je het doordenkt, raakt het elk aspect van een artistieke praktijk. Het Kunstendecreet schuift drie prioriteiten naar voren: correcte vergoeding, goed bestuur en integriteit. Fair Practices is een oproep om zorgzaam om te springen met elkaar, om goede afspraken te maken en die na te komen, om in vertrouwen verantwoordelijkheid te delen. Sommigen brengen dat al in de praktijk, anderen zitten in een veranderingsproces. Da’s nooit af, daar kun je aan blijven werken.
- Fundamenten voor beleid
- Correcte vergoeding
- Goed bestuur
- Integriteit
- Over de zin van het ongewone. De onlosmakelijke band tussen creativiteit en mentaal welzijn
- Context
- Een vlag met vele ladingen
- Creativiteit psychologisch onderzocht
- Van theorie naar praktijk
- De focus op mentale ruimte
- Bronverwijzingen
- Grenscorrectie
- Hoe werken beleidsmakers, kunstorganisaties en kunstwerkers aan veilige werkomstandigheden en gendergelijkheid?
- Oud verhaal
- Meer onderzoek
- Actieplan
- Meer bewustwording
- Veranderproces
- Hoe nu verder?
- Bronverwijzingen
1. Fundamenten voor beleid
Het publieke gesprek over fair practices in de kunstensector bracht ideeën en kennis voor een meer solidaire, diverse, duurzame en ethisch verantwoorde kunstenpraktijk samen. Naast ervaringen uit binnen- en buitenland, waren een aantal onderzoeken essentieel in de kennisopbouw en het beleid.
1.1. Correcte vergoeding: inkomen en sociaaleconomische positie van kunstenaars
In mei 2014 verscheen het rapport ‘Acteurs in de spotlight’. Onderzoeksgroep CUDOS (UGent) bracht de loopbaan van professionele acteurs in kaart. Naast cijfers als inkomen en tijdsbesteding, peilde dit onderzoek ook naar de persoonlijke beleving van het beroep. Het inkomen van alle respondenten lag in 2012 lager dan wat hooggeschoolde Vlamingen gemiddeld verdienden. Opvallend is dat slechts 8% van de respondenten kon leven van acteren alleen. Vervolgens gaf Departement Cultuur Jeugd Media de opdracht om eenzelfde onderzoek te doen in andere kunstdisciplines. Onder de naam ‘Loont Passie?’ verschenen in 2016 en 2022 dik gestoffeerde rapporten over het inkomen, de statuten, de werktijd enz. van kunstenaars uit Vlaanderen en Brussel. Lees een analyse onder het lemma Sociaal-economische positie.
In dezelfde periode namen kunstenaars en kunstorganisaties zelf actie. Het traject leidde tot de omschrijving en goedkeuring van vier principes en twaalf afspraken voor samenwerking. De website Juist is Juist is ook het kennisplatform waar praktische informatie en tools worden gedeeld om de vertaalslag naar de praktijk te realiseren. De eis voor een correcte vergoeding van kunstenaars werd ingeschreven in het hervormde Kunstendecreet (2021).
1.2. Goed Bestuur: Bestuurscode Cultuur
Kunstorganisaties ontstaan vaak vanuit passie. Initiatiefnemers vinden elkaar op basis van gedeelde artistieke waarden en onderling vertrouwen. Zakelijke en juridische kennis of heldere afspraken zijn voor die pioniers niet meteen een aandachtspunt. Eens de startfase voorbij, schiet een ‘vriendenbestuur’ soms tekort. Bestuurders, leidinggevenden en medewerkers worden zich bewust van ontbrekende vaardigheden of verlangen een transparante besluitvorming.
In 2012 publiceerde het Fonds voor Cultuurmanagement van de Universiteit Antwerpen ‘Goed bestuur voor cultuur’. Deze leidraad inspireerde het Kunstendecreet (2013) tot tien principes waaraan kunstenorganisaties die in de periode 2017-2022 werkingssubsidies van de Vlaamse overheid ontvingen moesten voldoen. In 2020 werd de leidraad herzien tot de Bestuurscode Cultuur en een toolbox. De toepassing van de acht principes werd ingeschreven in het Kunstendecreet (2021) en Cultuurloket ondersteunt met informatie en opleidingen. Organisaties zijn levende structuren en het verzorgen ervan kan daarbij regelmatig aandacht vragen. Het belang van Goed Bestuur in de levensloop van een organisatie komt ook aan bod in het lemma Zich organiseren.
1.3. Integriteit: veiligheid en welzijn op het werk
De welzijnswet bepaalt sinds 2014 de regels voor preventie van psychosociale risico’s op het werk. Die kunnen zich uiten in stress, burn-out en conflicten verbonden aan het werk en geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag. In 2016 lanceerde de sociale partners van het Sociaal Fonds voor Podiumkunsten een eerste onderzoek naar de werkbeleving in de sectoren muziek en podiumkunsten, gesubsidieerd of niet. Alle werkgevers wiens werking valt onder het toepassingsgebied van paritair comité 304 werden aangeschreven om hun medewerkers anoniem te laten deelnemen. Het resultaat was een risico-analyse die organisaties helpt om tot acties over te gaan om veerkracht te behouden en risico’s te verminderen. Hiervoor werd een beleidskader en toolbox ontwikkeld. In 2022 werd een nieuw onderzoek besteld, met bijzondere aandacht voor flexwerkers.
Het onderzoek gaat uit van een dynamisch model en brengt naast stressbronnen ook motivatiebronnen in beeld. De respondenten rapporteren allebei. Tegenover herstelbehoefte staat veel plezier in het werk en een hoog engagement. Voor een preventieve en ethische aanpak van stressbronnen is bewustmaking via dialoog en debat onmisbaar bij het opstellen van een actieplan.
De audiovisuele sector kan voor informatie en opleidingen terecht bij mediarte, dat ook een vergelijkbaar onderzoek liet uitvoeren. Beeldend kunstenorganisaties zonder winstoogmerk en kunstenaars die daar werken kunnen informatie en opleidingen vinden bij VIVO en ICOBA. Kunstenaarsorganisatie NICC pleit in een Memorandum o.a. voor een aparte CAO en sociaal fonds voor beeldend kunstenaars.
2. Over de zin van het ongewone. De onlosmakelijke band tussen creativiteit en mentaal welzijn.
In de kunstensector groeit al vele jaren de aandacht voor welzijn en solidariteit. Werkrelaties staan onder hoogspanning en er is een roep naar systeemverandering.
Welke noden hebben kunstenaars en kunstwerkers op het vlak van mentaal welzijn? De psychologische studie van menselijk creatief gedrag biedt meerdere antwoorden op deze vraag. We expliciteren de verschillende fasen van een creatieproces, de persoonlijkheid van creatieve mensen en de waardering voor hun werk. Verschillende factoren in de psychologische definitie van creativiteit koppelen we vervolgens aan artistieke praktijken. Deze gelaagde beschrijving belicht de noodzaak van mentale ruimte voor creativiteit. De zorg voor mentaal welzijn is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van individuen, organisaties en samenleving. Dit inzicht spoort ons aan om mild en veerkrachtig met creatieve mensen om te gaan.
2.1. Context
De werkomstandigheden en het welbevinden van kunstenaars en kunstwerkers komen steeds meer in het vizier. Velen van hen kennen, ongeacht hun artistieke discipline, een precaire situatie met kortlopende contracten, geringe werkzekerheid, een combinatie van diverse jobs en onbetaald werk. Ander onderzoek bracht in 2017 voor het eerst mentale vermoeidheid wegens het werk aan het licht. 44% van de respondenten uit de podiumkunsten en muziek rapporteerden toen herstelnood. Ze hebben meer tijd nodig hebben om te recupereren van de werkdag en dat is een voorspeller van burn-out. Een bevraging naar ervaringen met grensoverschrijdend gedrag in de cultuur- en mediasector bracht aan het licht dat 1 op 4 vrouwen en 1 op 10 mannen te maken hebben met ongewenste seksuele toenaderingen. De studie schetst een profiel van wie het meest kwetsbaar zijn: jonge mensen aan het begin van de loopbaan, personen met een artistieke functie en freelancers – en vaak zijn net jonge mensen als freelancer actief in een artistieke functie. De pandemie (2020-2022) bracht de economische, sociale en mentale noden in de kunsten nog scherper onder de aandacht. (Ferwerda et al, Willekens et al, De Meyer 2017, Overbergh en Ruette)
Socio-economische factoren verklaren deels de druk op de kunstensector. Daarbovenop hebben verschillende maatschappelijke trends een impact op het werken in de kunsten. Superdiversiteit, digitalisering, klimaatverandering en gewapende conflicten vragen om een reactie. Kunstenaars, kunstwerkers en kunstorganisaties stellen hun positie in vraag, in het artistiek werk, in hun manier van samenwerken, in de communicatie met publiek. Dit alles veroorzaakt spanningen binnen de sector. Dat er problemen zijn, daar is iedereen het over eens. Er is veel discussie over welke deelkwestie eerst aangepakt moet worden en hoe.
De kunstensector bouwt sterk op de inzet van creatieve mensen. Hoe kunnen we de arbeidsorganisatie aanpassen met meer oog voor hun welzijn? Waarom is dat veranderproces zo ingewikkeld? In deze bijdrage zoeken we antwoorden vanuit de mentale noden van creatieve mensen. (Kunstenpunt 2019, Hesters, Kunstenpunt 2023)
2.2. Een vlag met vele ladingen
Wat is creativiteit? Vermoedelijk heeft iedereen een ander antwoord op deze vraag. Dat is ook zo in de wetenschappen. Afhankelijk van het vakdomein krijgt de term creativiteit een andere betekenis. Kunstwetenschappers verdiepen zich in de ontwikkeling van een bepaalde artistieke discipline. Bedrijfseconomen verbinden creativiteit aan innovatie, gericht op het verbeteren van productiviteit of rendabiliteit. Pedagogen gebruiken de term ‘creatief’ als ze methodieken ontwerpen die leerlingen motiveren en hun welbevinden verhogen. Doorgaans roept de term positieve associaties op. Vaak ook met hoge verwachtingen: creativiteit is de oplossing voor elk probleem. (De Groote, Thys et al. 2012, Bröckling, Jacobs)
Ook in verschillende takken van de psychologie is creativiteit een onderzoeksdomein. Psychologen en neurowetenschappers benaderen het creatieve werk van een individu vanuit een cognitieve of sociale dimensie. Om antwoorden te vinden op de vraag wat creativiteit precies inhoudt, ontwerpen ze tests en vragenlijsten die ze voorleggen aan een groep mensen. Dat kunnen kunstenaars zijn, of studenten en wetenschappers. De tests peilen bijvoorbeeld naar de creatieve activiteiten van deelnemers en de tijd die ze eraan besteden. Via opdrachten en experimenten kan men kenmerken observeren en beschrijven. In die literatuur zoeken we antwoorden op onze vraag naar mentaal welzijn. (Verhaeghen et al., Stalpers en Stokmans, De Groote)
2.3. Creativiteit psychologisch onderzocht
De cognitieve psychologie onderzoekt het denken en de hersenfuncties die daarbij gebruikt worden zoals taal, aandacht en geheugen. Cognitieve psychologen benaderen creativiteit als ‘mental play’. Ze vragen proefpersonen wat er zou gebeuren als ze konden wandelen of vliegen in de lucht en dat meteen op te schrijven of te tekenen. Zo peilen ze naar het vermogen om iets te bedenken dat in realiteit niet bestaat of in gedachten een voorwerp op te roepen dat niet aanwezig is. De mate waarin deelnemers hun gedachten niet onderdrukken en verder laten afdwalen zegt iets over de kwaliteit en diepgang van hun aandacht en reflectie. Het zoeken naar informatie en geven van meerdere antwoorden op een vraag zijn kenmerken van divergent denken. Oefeningen met woord- of beeldreeksen brengen het associatievermogen van deelnemers in kaart. Creatieve mensen scoren sterk op dit soort tests. Zelfreflectie -opkomende ideeën verwelkomen en ontwikkelen- blijkt een motor van creativiteit. Dergelijke onderzoeken bevestigen dat intelligentie een noodzakelijke, doch geen voldoende voorwaarde voor creativiteit is. Naast het cognitieve, spelen nog veel andere factoren een rol. Deze zullen we verder verkennen. (Verhaeghen et al., De Groote)
De sociale psychologie kijkt naar de persoonlijkheid van een individu en de invloed van interacties met anderen. Naast het denken, heeft deze tak van de psychologie oog voor het gevoel en het onbewuste. Gevoelsmatige psychische verwerkingsprocessen vertellen iemand via de intuïtie wat te doen. Een voor creatieve mensen typische uitdrukking als ‘vanuit inspiratie denken en maken’ is voor psychologen moeilijk in een definitie te vatten. Creativiteit als karaktertrek meten, is daardoor een uitdaging. Wel kunnen onderzoekers vaststellen dat eigenschappen van creatieve mensen zoals emotionele, zintuiglijke en esthetische sensitiviteit, voorkeur voor complexiteit, flexibiliteit en avontuur… correleren met het persoonlijkheidstype ‘openheid voor ervaringen’ van de ‘Big Five’-persoonlijkheidstypologie. Creatieven scoren over het algemeen laag op twee andere persoonlijkheidstypes: ‘emotionele stabiliteit’ en ‘consciëntieusheid’. (Dijksterhuis 2007 en 2022, Thys et al. 2012, Stalpers en Stokmans, Batey en Hughes)
Andere psychologen wijzen op het gevaar van psychologisering: het overdreven zoeken naar psychische verklaringen voor menselijk gedrag. Om een onderzoek naar creativiteit te ontwerpen, vertrekken psychologen immers vanuit een bepaalde visie op wat creativiteit is. Bijvoorbeeld: uniciteit en individualiteit noemen als kenmerken van creativiteit past binnen een bepaalde cultuur en is niet universeel. Wetenschappelijke verklaringen mogen vervolgens geen voorschrift worden: een lijst van hoe je je moet gedragen en wat je moet doen. Het is trouwens opmerkelijk dat over de persoonlijkheid van creatieve mensen – kunstenaars, wetenschappers, uitvinders – meer gedetailleerde documentatie bestaat dan over die van de doorsnee mens. Biografische informatie en historisch onderzoek leiden tot vaste motieven die terugkeren zoals: uitzonderlijk jonge talenten, opstandigheid, losbandigheid, gezondheids-, familiale en financiële problemen… Deze gemeenplaatsen reflecteren tegelijk een bepaald beeld van de psychische toestand van de maatschappij. Mensen die zich met hun creativiteit van anderen onderscheiden, ervaren bewondering, onbegrip of afkeuring door hun omgeving. (Thys et al. 2012, De Vos, De Groote)
2.4. Van theorie naar praktijk
Om de kennis van psychologen te verbinden met de kunstenpraktijk, biedt een gestructureerd en veelzijdig beeld van wat creativiteit is een houvast. De volgende definitie is hierbij behulpzaam: ‘Creativiteit is de capaciteit van een persoon om iets te realiseren dat nieuw en zinvol is binnen een bepaalde sociale context.’ (Thys. 2023. p. 215). De auteur stelt dat creativiteit te maken heeft met deze vier factoren: proces, persoon, product en publiek. Deze componenten verkennen we eerst apart. Vervolgens richten we de aandacht op mentale ruimte in de kunstensector. (Thys 2023)
2.4.1. De drie fasen van een creatief proces
Het al eerder genoemde ‘mental play’ maakt onder andere gebruik van associatieve en divergente manieren van denken. Personen met dit vermogen zijn opmerkzaam voor wat anderen over het hoofd zien en kunnen vele combinaties maken. Creatieve mensen getuigen vaak van invasieve, onbeheersbare ideeën. Divergent denken kan alleen gedijen in een omgeving die afwijkingen van de norm – ‘out of the box’ denken – toelaat. Daarnaast is ook convergent denken belangrijk: een deel van het creatieve proces bestaat erin op het juiste moment het beste idee, een passende vorm of techniek te kiezen. (Verhaeghen et al., Holemans, Bröckling, De Groote).
Hoe werkt creativiteit dan precies? Wat is inspiratie? Psychologisch onderzoek toont aan dat creativiteit een wisselwerking tussen onbewuste en bewuste denkprocessen vraagt. Iedereen heeft weleens ervaren dat bewust nadenken niet altijd tot een goede beslissing leidt, terwijl die zich een tijdje later spontaan aandient. Dat komt omdat mensen zich niet bewust zijn van alle kennis die ze hebben. Uit tal van experimenten blijkt dat mensen die onbewuste kennis wel degelijk benutten, voornamelijk in onbewuste mentale processen en zeker bij complexe vraagstukken. Daarom verlopen creatieprocessen in een opeenvolging van drie fasen. (Dijksterhuis 2007, Verhaeghen et al.)
De eerste fase van een creatief proces is die van de voorbereiding. Men zal bewust zo veel mogelijk relevante informatie verzamelen. Het is een zoektocht die motivatie vraagt, focus en stimulatie. Dit is de fase van divergent en associatief denken. Men staat open voor serendipiteit, het verschijnsel dat men toevallig waardevolle ideeën ontdekt. De creatieve mens onderzoekt verschillende richtingen en probeert combinaties van oude en nieuwe ideeën uit. In deze fase ligt de focus op het verzamelen en uitproberen van materiaal. (Verhaeghen et al., Dijksterhuis 2022)
De tweede fase wordt ‘incubatie’ genoemd en is cruciaal. In deze fase komt het onbewust denken in actie om het verzamelde materiaal te beoordelen en te selecteren. Dit verloopt onzichtbaar, soms terwijl men met iets anders bezig is. Het gaat echter niet vanzelf. Het vraagt motivatie en nieuwsgierigheid. Er is ook kennis nodig, want het nieuwe bouwt verder op wat er al is.
Uit experimenten blijkt dat een positieve gemoedstoestand het verschil kan maken. Soms dient een keuze zich spontaan aan als een inval, een eureka-moment. Ook al lijkt het dan vanzelf te gaan, toch vraagt het doorgeven van onbewuste informatie naar het bewustzijn veel concentratie en inspanning.
Wanneer de aandacht volledig samenvalt met een activiteit, spreken psychologen over ‘flow’. Het gaat om zintuiglijke en lichamelijke activiteiten die gepaard gaan met een uitdaging. De aandacht is volledig op de uitvoering gericht: men vergeet al de rest. Helemaal opgaan in een activiteit werkt verdiepend en geeft energie.
Iedereen die al een eureka-moment heeft beleefd, weet dat het een magische ervaring kan zijn. Het zien van een oplossing, het krijgen van een idee, eventueel via een flow-ervaring, geeft een goed gevoel. In het algemeen heeft inspiratie een positieve impact op mentaal welzijn. Het komt tegemoet aan de behoefte aan persoonlijke groei en het besef dat het leven zinvol is. (Verhaeghen et al., Dijksterhuis 2022)
Tenslotte komt in de derde fase het bewuste denken weer aan bod voor het precisiewerk: schaven en schrappen, checken of de details kloppen en ze indien nodig corrigeren of aanvullen. Dit is hard en gedisciplineerd werken waarbij men indien nodig technische en sociale vaardigheden inzet. Er bestaat geen pasklare verhouding tussen inspiratie en het werk dat nodig is om er iets zinvol mee te doen. Ook tijdens deze fase van het creatieproces blijft inspiratie een rol spelen. Ze geeft richting aan het werkproces dat weer nieuwe inspiratie kan oproepen. Pas tegen het eind van deze fase komt het product als materieel of immaterieel eindresultaat in beeld. (Dijksterhuis. 2022, Holemans)
Hoe snel, hoe traag of hoe herhaaldelijk dit hele proces ook verloopt, concrete resultaten laten zich niet afdwingen. Het verloop is niet altijd lineair en in de praktijk kunnen verschillende creatieprocessen tegelijk verlopen. Emotionele intelligentie speelt een belangrijke rol in elke fase van het creatieproces. Gevoelens van euforie of frustratie tijdens de verschillende stappen kunnen overweldigend zijn of stemmingswisselingen veroorzaken. Emoties maken het verschil tussen opgeven of doorzetten. (Dijksterhuis 2022, Gross en Musgrave, Holemans)
2.4.2. Persoonlijkheid van creatieve mensen
Creatieve mensen scoren hoog op het persoonlijkheidstype dat open staat voor nieuwe ervaringen, een van de persoonlijkheidstypes van het ‘big five model’. Dit is meetbaar via vragenlijsten, experimenten of neurologisch onderzoek. In het spectrum tussen open en gesloten persoonlijkheid, is vastgesteld dat open mensen meer inspiratie hebben en creatiever zijn dan gesloten mensen. Kinderen scoren bijna zonder uitzondering hoog op de tests voor ‘openheid voor ervaringen’. Volwassenen die weinig open zijn, houden vast aan hun opvattingen en tradities. Hun voorkeur voor geslotenheid kan mogelijk aangeleerd zijn, ingegeven door de situatie van het moment of angst.
Kenmerken van het open persoonlijkheidstype zijn daarentegen: nieuwsgierigheid, fantasie speelsheid, houden van afwisseling, nieuwe ervaringen of omgevingen opzoeken, kunnen leven met twijfel en onzekerheid. De meeste mensen met dit persoonlijkheidstype zijn initiatiefnemers. Ze kunnen tegelijk wispelturig zijn en hebben doorgaans weinig aandacht voor orde. Naast dit type beschrijft het model nog vier andere persoonlijkheidstypes: extraversie, vriendelijkheid, emotionele stabiliteit, consciëntieusheid. (Batey en Hughes, Holemans, Bröckling, De Groote, Stalpers en Stokmans, Dijksterhuis. 2022)
In onderzoek naar creativiteit als karaktertrek komt steeds de gedrevenheid om te creëren terug, intrinsieke motivatie is essentieel. Zoals eerder al aangehaald kan creativiteit ook alleen maar gedijen in een omgeving die tolerant is voor afwijkingen van de norm. De ruimte om ‘buiten de lijnen te kleuren’ komt er niet vanzelf. Beeldend kunstenaars getuigen in diepte-interviews over de dualiteit waarmee ze geconfronteerd worden. Enerzijds koppelt de publieke opinie aan het concept creativiteit positieve kwaliteiten: iets nieuws bedenken of een probleem oplossen. Anderzijds worden aspecten die bij creativiteit horen, zoals eigenzinnigheid, uitstelgedrag of flexibiliteit minder aanvaard.
De literatuur toont echter aan dat het ene niet zonder het andere kan. Uit onvolledige waarnemingen trekken buitenstaanders voorbarige conclusies. Dat het verloop van een creatieproces zich zelden laat sturen volgens plan vinden veel mensen ongewoon. Ze begrijpen het niet als in de eerste fase van een creatieproces het zoeken leidt tot een dwaalspoor. Het schijnbaar passieve gedrag in de tweede fase lijkt voor hen doelloos gepruts. (Bröckling, Holemans, Stalpers en Stokmans, Dijksterhuis 2022)
Binnen de kunstensector zijn de drie fases van creatieprocessen minstens impliciet gekend bij de medewerkers. Desondanks leert praktijkonderzoek ons dat inspiratie delen tussen peers in de kunstensector geen evidentie is. Om tot een geslaagde groepstentoonstelling, concert of voorstelling te komen, moet een groep individuen de uitdaging aangaan om gezamenlijk inspiratie te ervaren doorheen een collectief creatieproces. Als de focus op artistieke vrijheid en creativiteit leidt tot te weinig aandacht voor coördinatie en organisatie of omgekeerd, wanneer een strakke structuur te weinig ruimte laat voor creativiteit, dan faalt het proces. Wanneer de betrokkenen in een collectief creatieproces een vorm van ‘georganiseerde chaos’ vinden die constant kan bijgestuurd worden, ontstaat er een dynamisch evenwicht.
Dit gaat niet vanzelf. Vele samenwerkingen kennen een korte duur door artistieke meningsverschillen. Aan de basis van conflicten in artistieke samenwerkingen ligt vaak de nood aan artistieke autonomie. Andere oorzaken van een moeilijke samenwerking kunnen organisatorisch van aard zijn. De bezetting van een muziekensemble of theaterstuk kan bijvoorbeeld na de première nog veranderen en dan vraagt het extra tijd om samen te oefenen en vertrouwen op te bouwen binnen de nieuwe samenstelling van de groep. (Holemans, Verbergt)
2.4.3. Product en Publiek: de socio-economische context
In de definitie van Thys creëert men niet alleen voor zichzelf. De bedoeling is het werk ook te delen met anderen. Na de derde fase van een creatieproces ontstaat een (im)materieel product dat gedeeld kan worden met een publiek. In dit product komt de innerlijke drijfveer om iets te scheppen samen met talent of vaardigheid om het te maken en af te werken. Het vormt als resultaat van het creatieproces de connectie met de buitenwereld. Een creatie heeft onder andere het vermogen mensen anders te laten denken of kijken naar de werkelijkheid. Het publiek dat het kunstwerk bereikt kan divers zijn: van peers of experten tot liefhebbers en passanten. De omvang of samenstelling van het publiek is onvoldoende als criterium om de waarde van een artistieke creatie te bepalen. De inschatting of een materiële of immateriële realisatie nieuw of zinvol is, kan verschillen naargelang de culturele context en onderwerp van discussie zijn. (Thys 2023, Holemans, Stalpers en Stokmans)
De creatie krijgt een waardering vanuit de samenleving die kan variëren van hulde tot afwijzing. De waarde van kunst is fundamenteel onzeker: de tijdsgeest, de sociale en culturele achtergrond maken er een ingewikkeld vraagstuk van waar kunstwetenschap, kunstpsychologie, cultuursociologie en -economie antwoorden bijdragen. Ongrijpbare elementen als persoonlijke smaak en onbewuste opvattingen over wat wel of niet kunst is, hebben een invloed die niet kwantitatief meetbaar is. In welke mate bij een beoordeling esthetische voorkeuren, technische normen of ongelijke machtsverhoudingen een rol spelen wordt pas zichtbaar via kwalitatieve onderzoeksmethoden. (Gerber, Gross en Musgrave)
Economische waarde, uitgedrukt in publiekscijfers en verkoopprijzen, is in de kunsten niet de enige parameter voor succes. Geld geeft slechts een deel van de waarde van een kunstwerk weer. Voor professionele kunstenaars telt naast betaald worden voor hun werk ook de voldoening om hun roeping te realiseren door betekenisvol werk te maken en te tonen. De prijs die kan gevraagd worden, staat in veel gevallen los van gemaakte kosten en gewerkte uren. De bereidheid om te betalen voor het beleven of bezitten van kunst is voor een publiek naast een financiële ook een symbolische keuze. Waardeconflicten over kunst in en tussen mensen maken deel uit van een waarderingsproces dat niet lineair verloopt. Het publieke discours over kunst ontwikkelt zich cyclisch met en tussen peers, kenners, liefhebbers en buitenstaanders. De veranderlijkheid en diversiteit van waarde ontbreken vaak in analyses. (Lievens en Waege, Gerber, Bröckling, Gross en Musgrave)
Net omdat de waarde van kunst vooral immaterieel is, verschilt cultureel ondernemerschap van de gangbare economische definities waarin financiële termen centraal staan. Cultureel ondernemerschap is een verkennende houding, gericht op kansen zoeken, herkennen en benutten. Die exploratie van kansen verloopt idealiter in een dynamisch evenwicht met de exploitatie van bestaande creaties. Telkens weer toetst de kunstenaar of kunstorganisatie de praktijk en het artistiek waardekader aan elkaar.
Een andere uitkomst van dit onderzoek in opdracht van Cultuurloket is dat de eerste prioriteit van individuen de continuïteit van de eigen praktijk is. Organisaties zetten hoge kwaliteit op de eerste plaats. De inkomsten dienen in de cultuursector in de eerste plaats om een kwalitatieve werking continuïteit te geven en zijn geen doel op zich. Dit is een punt van onderscheid met een traditionele economische context en het bevestigt de sterke intrinsieke motivatie van cultuurwerkers. (Schramme et al.)
Naast hulde of afwijzing van een kunstwerk reageert de samenleving soms met desinteresse voor kunst. Deze buitenstaanders spelen toch een rol in het maatschappelijk debat over de waarde van kunst en cultuur, waardoor de kunstensector hen niet kan negeren. De waardesociologie reikt ons een denkkader aan om dit te begrijpen. Deze theorie beschrijft verschillende werelden rond een kernwaarde, een gedeeld hoger principe. Elk van deze werelden kenmerkt zich door bijbehorende invullingen en specifieke voorwaarden.
De bewoners van de ‘wereld van inspiratie’ zijn gedreven door de onweerstaanbare drang om te creëren, ongeacht het ongemak of de onzekerheid die ze tijdens het creatieproces voelen. Voor deze mensen is het ervaren en doen ervaren van inspiratie de reden van hun bestaan. Ze worden omschreven als passioneel en visionair, al kunnen ze hun kennis niet altijd goed in woorden uitdrukken en verkiezen ze dan non-verbale communicatie met beeld, klank, beweging… Dat brengt hen soms in botsing met bewoners van andere werelden (het huishouden, de roem, het burgerschap, de markt, de industrie). Die reageren vanuit hun waarderegime met onbegrip of kritiek. Uitspraken dat kunst een hobby is, een bezigheid voor in de vrije tijd, stellen in vraag dat er in het onderwijs en het beroepsleven plaats voor kunst moet zijn. Artistieke communicatie via poëzie, beeld, geluid of beweging laat ruimte voor nuance, dubbelzinnigheid, mysterie of… misverstand. Het unieke, spontane of ongrijpbare heeft voor deze buitenstaanders niet dezelfde betekenis. Deze verschillen in wereldbeeld kunnen ook samenhangen met de persoonlijkheid, het tweede element in de definitie van creativiteit. (Lievens en Waege, Boltanski en Thévenot, Gerber)
Een aantal van die andere waarderegimes vonden hun weg binnen de professionele kunsten: de wereld van de markt, de wereld van de roem en de wereld van het burgerschap waar maatschappelijk engagement centraal staat. Bewoners van de wereld van inspiratie sluiten compromissen met die andere werelden en dat heeft dan weer effect op de artistieke praktijk. Tijd die kunstenaars en kunstwerkers besteden aan onderhandelingen over budgetten en contracten of communicatie gaat ten koste van tijd voor artistieke ontwikkeling en creatie. Ze moeten daarvoor ook andere vaardigheden onder de knie krijgen, zoals organiseren en samenwerken. Bovendien is dit organisatorisch werk vaak onbetaald en moeten sommige kunstenaars de kost verdienen in andere jobs, vaak buiten de kunsten. Deze onderzoeksresultaten van ‘Loont passie?’ hebben de roep om fair practices in de kunsten versterkt. Na het sectorinitiatief Juist is Juist dat de principes en afspraken helder formuleert, volgde het cultuurbeleid door deze te integreren in het Kunstendecreet. Het werkveld van kunstenaars is echter breder. In de commerciële creatieve sector is dit kader nog geen vanzelfsprekende praktijk. Maatschappelijke waardering voor kunst kan op verschillende manieren geuit worden met naast een faire vergoeding meer mildheid en wederzijds begrip voor de noden van creatieve arbeid. (Gerber, Lehikoinen et al., Holemans)
2.5. De focus op mentale ruimte
Al eeuwen duikt de vraag naar de relatie tussen geestelijke gezondheid en creativiteit regelmatig op. De (westerse) kunstgeschiedenis beschrijft zowel kunstenaars met als zonder mentale problemen. In uitdrukkingen als ‘een onnatuurlijke, zelfs bovenmenselijke gave’ of ‘het scheppende genie’, ‘duivelse karaktertrekken’ of ‘wonderkinderen’ ontstaat een beeld van de getormenteerde creatieve mens. Opvattingen over geestelijke gezondheid zijn net als die over creativiteit cultureel bepaald. Empirisch onderzoek in de klinische psychologie legt wel een link tussen creativiteit en milde symptomen van psychische kwetsbaarheid. Medische beeldvorming van de hersenen bevestigt dit. Neurowetenschappelijk onderzoek situeert creativiteit in het continuüm tussen normaliteit en psychosegevoeligheid of bipolaire stoornis. De mogelijkheid om creatief te zijn, zou dan een manier zijn om preventief en constructief met die milde symptomen van psychische kwetsbaarheid om te gaan. Verschillende auteurs zoeken de bron van creativiteit in de compensatie van onbewuste persoonlijke conflicten of min of meer bewuste angsten. De scheppende mens beschikt volgens deze visie over een sterke wil of slaagt er beter dan anderen in om met mentale uitdagingen om te gaan. (De Groote, Dijksterhuis. 2022, Thys et al. 2012, Thys. 2023)
In de psychologie is het onderscheid tussen aangeboren kenmerken (nature) en aangeleerde vaardigheden (nurture) een bekend thema. Artistiek talent kan vroeg in de kindertijd tot uiting komen. Vaak wordt het van jongs af aan gestimuleerd. De opvoeding en het thuismilieu spelen in het algemeen een grote rol in de identiteitsontwikkeling. Biografisch onderzoek documenteert hoe aanwakkeren of afremmen van artistieke talentontwikkeling in de jeugdjaren een grote impact kan hebben. Dat ouders en kunstdocenten grote verwachtingen koesteren is steunend als dat vanuit onvoorwaardelijke liefde gebeurt. Een kind of jongere kan genieten van de aandacht. Naast talent is er ook techniek en methode nodig en in sommige kunstdisciplines vraagt dat veel oefening. Goed bedoelde aanmoediging kan echter ook anders uitpakken en leiden tot prestatiedruk. Niet elke artiest komt ongeschonden uit een eenzijdige opvoeding of een extreme focus op presteren. (Dijksterhuis. 2022, De Groote, De Cuyper et al., Fenema)
Kunstenaars ontwikkelen hun professionele identiteit op basis van hun artistieke waardekader binnen een bepaald narratief over kunst en kunstenaarschap. Sommige narratieven over kunstenaarschap zijn historische of culturele constructies: de ‘geniale kunstenaar’ of de ‘kunstenaar-bohemien’ om er slechts twee heel verschillende te noemen. Identificatie met de eigen ambities of met het succes dat naasten en peers verwachten, kan echter tot vervreemding leiden wanneer die verwachtingen of ambities in de buitenwereld niet tot stand komen. Een dergelijke incoherentie tussen de zelfperceptie en de perceptie van de omgeving kan het begin van een identiteitscrisis zijn en impact hebben op lichaam en geest. Na verloop van tijd uiten dergelijke gevoelens van vervreemding zich via ziekte en stress.
De omgeving en de eigen geschiedenis van de kunstenaar kunnen inzicht in deze situatie in de weg staan. Vanop enige afstand reflecteren over de verschillende narratieven over de waarde van kunst, kan een uitweg bieden naar zelfkennis en zelfzorg. In de woorden van een choreografe: ‘Ik durf sinds ik moeder ben meer te vertrouwen op natuurlijke processen, in plaats van opgeslokt te worden door het snelheids- en productgedreven model dat heerst in de samenleving en de kunstensector. Daar is trouwens erg veel moed voor nodig, om die humuslaag te beschermen in een wereld waarin het kunstwerk wordt vereerd, maar op kunstenaarschap wordt neergekeken.’ (Keppens)
Tegendraadse keuzes maken is niet eenvoudig. Psychotherapeuten bevestigen uit hun ervaring dat de steun en liefde van anderen dan het verschil maken. (Heinich, Gross en Musgrave, Verhaeghe, Lehikoinen et al.)
Om ondanks tegenslag of negatieve feedback toch door te gaan, moet men in staat zijn om gevoelens van twijfel, onzekerheid of angst op te vangen. De sterke innerlijke drang om te creëren, speelt hierbij een helpende rol. Kunstenaars spreken in diepte-interviews over het belang van emoties voor hun artistiek werk en voor de sociale interacties die bij het kunstenaarschap horen. Emoties beïnvloeden professionele beslissingen, bijvoorbeeld bij het aangaan of stopzetten van samenwerkingen. (Dijksterhuis 2022, Gross en Musgrave, Holemans)
2.5.1. Mentale ruimte in het kunstenveld
Om de werkomgeving te beschrijven hanteert de arbeidspsychologie een dynamisch model met motivatiebronnen (steun, plezier in het werk) en stressbronnen (taakeisen, rolonduidelijkheid). De werkbeleving kan ook beïnvloed worden door persoonlijke factoren (stressgevoeligheid, levensgebeurtenissen). Al deze factoren hebben samen een impact op het welzijn op het werk. In 2022 richtte een bevraging van organisaties en bedrijven in de muziek en podiumkunsten zich naast de vaste medewerkers ook tot de tijdelijke medewerkers. 90,6% van de respondenten heeft plezier in het werk. 51,8% van de respondenten ervaart echter ook herstelnood. Tijdelijke medewerkers ervaren meer emotionele belasting, leermogelijkheden en persoonlijke groei dan vaste medewerkers. De vraag is of de hoge score op engagement en plezier in het werk de stressbronnen en herstelnood in voldoende mate counteren. Kunstenorganisaties die deze gegevens terugkoppelen aan hun praktijk doen aan preventie en risicobeheer in het kader van de welzijnswet. Het Sociaal Fonds voor Podiumkunsten biedt een divers programma met coaching en opleidingen op maat van de noden in podiumkunsten en muziek. De transformatie van de praktijk via opleidingen en experimenten leidt tot structurele veranderingen. (De Meyer 2022, Hesters, Kunstenpunt 2023)
Ook aan de kunstopleidingen staat welzijn op de agenda. LUCA Campus Leuven/Lemmens werkte mee aan een internationaal onderzoek naar gezondheid en welzijn van professionele muzikanten en muziekmakers in de EU. AP Koninklijk Conservatorium Antwerpen voerde een praktijkonderzoek naar het versterken van de mentale veerkracht van acteurs, dansers en muzikanten en ontwikkelde een lesprogramma hierrond. Sinds het academiejaar 2022-2023 volgen alle eerstejaarsstudenten muziek, dans en drama een lesprogramma over mentale gezondheid. De studenten sluiten dit af met een plan op maat. Op deze manier leren ze samen met hun peers al tijdens hun opleiding hun mentale gezondheid te verzorgen. (Michiels en Weyns, Vermeersch en Van Herreweghe)
2.5.2. Mentale ruimte in de maatschappij
Economen zien creativiteit als een manier om situaties of problemen anders te bekijken. Innovatie is een factor in economisch succes en tegelijk een risico, want investeringen voor innovatief onderzoek kunnen hoog oplopen. Binnen de ‘wereld van de markt’ of die ‘van de industrie’ veroorzaakt dit spanningen. Bedrijven zoeken verlichting door creatieve processen te stroomlijnen in formats, modellen en stappenplannen. Daarnaast kijken ze naar de overheid om de kosten van onderzoek en ontwikkeling te helpen dragen. Het publieke debat over creativiteit versmalt zo helaas tot wat het opbrengt. De opvatting dat subsidies voor de kunsten en de cultuur een verliespost zijn waarop bespaard kan worden en uitspraken van opiniemakers over meer ondernemerschap en harder werken in de kunstensector komen daar hard aan. (Jacobs, Holemans, Gross en Musgrave, Bröckling)
Verwachten dat creativiteit productief is binnen de bestaande conventies, is een contradictie. Creativiteit is nooit een efficiënt proces en is afhankelijk van tolerantie en het vermogen om tegenspraak en dubbelzinnigheid te omarmen. De verantwoordelijkheid voor creativiteit, onderzoek en ontwikkeling doorschuiven naar de overheid of naar andere maatschappelijke sectoren, vergroot de afstand tot creativiteit en vernietigt kennis over het onvoorspelbaar verloop van creatieprocessen. Onderzoek wijst trouwens uit dat veel kenniswerkers met innovatieve jobs in de loop van hun leven kunstzinnige activiteiten beoefenen. 80% van de bevraagde wiskundigen, technici en ingenieurs raden kunst- of creatief onderwijs aan als essentieel onderdeel van de opleiding voor ingenieur of wetenschapper. (Jacobs, Bröckling, LaMore et al.)
Verschillen in wereldbeelden, mythes en paradigma’s bemoeilijken wederzijds begrip. Stereotypen over verstrooide en chaotische creatieve mensen leiden tot een negatieve perceptie van wie niet volgens de verwachtingen handelt. De psychologie is duidelijk: creativiteit kan niet zonder vrijheid. Het verloop van een creatieproces laat zich slechts ten dele sturen. Tegenslagen en onzekerheden opvangen vraagt veerkracht van mensen. De wisselwerking tussen creativiteit en mentaal welzijn is om meerdere redenen belangrijk. Positieve emoties helpen in een creatieproces. Een creatieproces wekt ook positieve emoties op. De creatieve persoonlijkheid kent naast sterke, ook kwetsbare eigenschappen en draagt zelf zorg voor het mentaal evenwicht. Dit is niet louter een individuele opdracht: de kunstensector heeft de verantwoordelijkheid om collectief aan preventie te doen en steun te bieden.
Kunstenaars, kunstwerkers en kunstorganisaties dragen samen bij aan meer maatschappelijk welzijn. Mensen die kunst niet belangrijk vinden en er nooit aan deelnemen, zijn een minderheid. Twee op de drie Vlamingen vindt dat kunst bijdraagt tot maatschappelijke verbinding. Bijna de helft vindt kunst cruciaal voor een gezonde samenleving. De sterktes, talenten en vaardigheden van kunstenaars en kunstwerkers mogen in die waardering meer over het voetlicht komen. (Holemans, Kunstenpunt 2024)
2.6. Bronverwijzingen
3. Grenscorrectie
3.1. Hoe werken beleidsmakers, kunstorganisaties en kunstwerkers aan veilige werkomstandigheden en gendergelijkheid?
In oktober 2017 rolt de #metoo-golf via sociale media over de Atlantische Oceaan tot in Vlaanderen. Vooral vrouwen delen hun ervaringen met seksueel grensoverschrijdend gedrag in het dagelijks leven en op het werk, ook in de media- en kunstensector. In een schandaal sfeer leidt het publiek debat over intimidatie en geweld tot polemiek. (Stevens, 2019) De kunstenaarsbeweging Engagement kaart in november met getuigenissen en interviews seksueel grensoverschrijdend gedrag, seksisme en machtsmisbruik in de Belgische kunstwereld aan. Tegelijk stellen de sociale partners, de formele vertegenwoordigers van werkgevers (oKo) en werknemers (de drie vakbonden), samen met het Sociaal Fonds voor Podiumkunsten voor de muziek- en podiumkunstensector een actieplan op. Waar staan we nu?
3.2. Oud verhaal
De ongelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de kunsten werd al langer ter discussie gesteld. In 2016 maakte tijdschrift rekto:verso een stand van zaken op in een themanummer. De redactie verzamelde die zomer online (anonieme) getuigenissen over seksisme in de kunsten. (Hillaert & Hesters. 2016) Samengevat toont de mannelijke cultuur zich als volgt: mannelijke leidinggevenden die medewerkers kiezen waarin ze zich herkennen, onregelmatige en veel werkuren, een clichématige of geseksualiseerde voorstelling van vrouwen op het scherm of het podium. Er zijn ook specifieke stereotypen die spelen met betrekking tot het kunstenaarschap. (van der Valk, 2003) De belangrijkste is die van het mannelijke genie, briljant en vernieuwend. Vrouwen doen vooral dienst als muze of groupie. Seksestereotypen bepalen mee de keuzes van jongens en meisjes: streetdance of klassiek ballet, trompet of harp, metaal of textiel…
Uit de eerste onderzoeken Loont Passie? (2014-2016) bleek dat vrouwen meer dan mannen worstelen met de vaak informele selectie voor opdrachten of samenwerkingen en met de combinatie van werk en familie. Het vervolgonderzoek Zo man, zo vrouw? (2018) stelt effectieve loonverschillen vast tussen mannen en vrouwen.
Interviews en cijferstudies bevestigen telkens hetzelfde feit: mannen zijn in de meerderheid en bepalen het systeem. Inclusief de mythe ‘het is allemaal zo erg niet’ waarmee grensoverschrijdend gedrag in alle vormen lang werd gerelativeerd. (Stevens, 2019)
3.3. Meer onderzoek
De polemiek na #metoo legde stereotiepe opvattingen over het slachtoffer, de dader en het misdrijf seksueel grensoverschrijdend gedrag bloot. Het ontbreken van toestemming is sinds 1989 in het strafrecht het doorslaggevende element, niet de mate waarin er bruut geweld werd gebruikt. (Stevens, 2019) Zwijgen is geen toestemming, een onvrijwillige ‘ja’ evenmin. Heeft de ene zeggenschap over de carrièrekansen van de andere, dan kan de relatie niet gelijkwaardig zijn.
Na een online bevraging van meer dan 2.000 personen brengt het onderzoek Waar ligt de grens? op vraag van de minister van cultuur in voorjaar 2018 grensoverschrijdend gedrag in de cultuur- en mediasector gedetailleerd in kaart. Naast strafbare vormen, werd ook gepeild naar ervaringen die we als laakbaar omschrijven, zoals uitspraken en handelingen die als ongepast, kwetsend of schokkend worden ervaren. Dergelijk communicatief seksueel grensoverschrijdend gedrag komt het meest voor. De studie schetst een profiel van wie het meest kwetsbaar zijn: jonge mensen aan het begin van de loopbaan, personen met een artistieke functie en freelancers – en vaak zijn net jonge mensen als freelancer actief in een artistieke functie.
Machtsongelijkheid en afhankelijkheid kunnen een voedingsbodem vormen voor grensoverschrijdend gedrag. Courante praktijken zoals audities met een veelvoud van muzikanten en podiumkunstenaars voor een beperkt aantal jobs of impliciete selectiecriteria voor jury’s en wedstrijden kunnen leiden tot relatief grote statusverschillen en een competitieve sfeer. De werkrelaties in de kunstensector passen in de praktijk soms moeilijk in de kaders die de rechten en plichten van werkgevers en werknemers bepalen. De welzijnswet stelt werkgevers verantwoordelijk om risico’s op pesten, agressie en conflicten, ongewenst seksueel gedrag op het werk te voorkomen en schade ten gevolge van deze risico’s te voorkomen en te beperken. Kunstenaars en kunstwerkers zijn in projecten afwisselend zowel werknemer als opdrachtgever of werkgever van elkaar. Binnen een project werken mensen met elkaar samen in verschillende statuten en overeenkomsten voor een korte duur. Soms vervaagt de grens tussen een professionele en persoonlijke context: kunstenaars werken, eten en ontspannen samen. Te vaak werken verantwoordelijken pas een beleid uit naar aanleiding van een incident, wanneer het al te laat is.
3.4. Actieplan (2018)
De minister van cultuur, jeugd en media maakt in juni 2018 middelen vrij om deze problematiek via een ‘Actieplan grensoverschrijdend gedrag in de cultuur- en audiovisuele sector’ het hoofd te bieden in een periode van drie jaar, dus voorbij de lopende legislatuur. Het document vermeldt een aantal acties in de ideefase, die gaandeweg en in overleg met sectorpartners worden uitgebouwd. Engagement kan vanaf 2019 een professionele jaarwerking op basis van peer support uitbouwen. Sectororganisaties ontwikkelen en herhalen opleidingen op maat en freelancers krijgen financiële steun om ze te volgen. Voor de ondersteuning van kleine organisaties wordt een pool van freelance vertrouwenspersonen gestart. Sector en kunstopleidingen gaan met elkaar in gesprek.
Bestaande initiatieven voor melding en opvolging van klachten met aandacht voor bemiddeling en herstel worden uitgebreid. Hulplijn geweld 1712 wordt versterkt met kennis over de cultuur- en mediasector en een uitgebreidere toegankelijkheid. In april 2019 werden twee halftijdse psychologen toegevoegd aan de Genderkamer met een specifieke ombudsopdracht voor cultuur en media. Al in november organiseren ze een publiek gesprek over hun aanpak van ‘meerzijdige partijdigheid’. Deze vakterm uit de psychologie staat voor een zorgvuldige omgang met de verteller, diens ervaring, het verhaal erover, de rol van andere betrokkenen, elke mogelijke bijdrage tot herstel en het nemen van verantwoordelijkheid.
Alle partners werken mee aan een communicatiecampagne van 1712 #kijknietweg in 2020. Met eigen middelen werken de sectororganisaties instrumenten op maat uit: een flowchart met overzicht waar welke medewerkers terechtkunnen, opleidingen voor medewerkers en leidinggevenden en tools op maat. Op sectorniveau sluiten de sociale partners C.A.O.’s over non-discriminatie af met een nultoleratie.
In 2020 verscheen een nieuwe Bestuurscode Cultuur, het resultaat van een surveyonderzoek, een Vlaams-Nederlandse werkgroep van academici en experten en een sectorbevraging. Dit is een belangrijk instrument: de Genderkamer pleit voor sensitief bestuur en leiderschap als element van goed bestuur. (Genderkamer, 2020) Via de hervorming van het Kunstendecreet (2021) wordt de toepassing ervan, samen met een beleid voor correcte vergoeding en integriteit verplicht voor aanvragers van werkings- en projectsubsidies.
3.5. Meer bewustwording
Hoe zit het met de genderbalans in de verantwoordelijke functies in de kunstensector? Eigen onderzoek naar de directies van 214 kunstenorganisaties bracht een debat op gang over functiebeschrijvingen, organisatiecultuur en hiërarchie. (Hesters, Leenknecht & Ruette, 2018) De grafiek toont duidelijk: hoe hoger de werkingssubsidie, hoe meer mannen aan de top. In het bestuur van gesubsidieerde kunstenorganisaties is er vaak eenzelfde onevenwicht in de genderbalans, zo blijkt uit onderzoek van Engagement, dat de publieke ledenlijsten van 203 raden van bestuur van structureel gesubsidieerde kunstenorganisaties uitploos. (Engagement Arts, 2019) In de Landschapstekening Kunsten 2019, is gendergelijkheid een van de vier maatschappelijke thema’s waarmee de kunstensector worstelt.
Ilse Ghekiere (danseres, kunstwetenschapper en initiatiefnemer van Engagement) werkte in 2019 mee aan het rapport Gender Equality: Gender Balance in the Cultural and Creative Sectors in het kader van Voices of Culture – Structured Dialogue between European Commission and the cultural sector. De reflectiegroep plaatst seksueel geweld in een bredere context van systematische discriminatie, genderstereotypes en gebrek aan vertegenwoordiging, rolmodellen en gelijke toegang voor vrouwen tot de arbeidsmarkt en leidinggevende functies. De auteurs zien structurele verandering als de enige weg naar sociale rechtvaardigheid.
Het pionierswerk rond gendergelijkheid in bestuur en op de werkvloer wordt vaak in kleine en middelgrote groepen gedaan. (Hesters, 2019) In de grotere structuren blijken de bestaande processen taai, evenals in groepen met een lange geschiedenis. (Van Lindt, 2022) Gevoed door de studie van eeuwenoude teksten, formuleert de Engelse classica Mary Beard deze uitdaging als volgt:
Je kunt vrouwen niet zomaar in een structuur inpassen die al als mannelijk gecodeerd is; je moet de structuur veranderen. Dat betekent dat je anders moet nadenken over macht. Het betekent dat je die moet loskoppelen van maatschappelijk prestige. Het betekent dat je gezamenlijk moet nadenken, over de macht van volgers en niet alleen van leiders. Het betekent bovenal dat je moet nadenken over macht als een attribuut of zelfs een werkwoord (‘machten’), niet als een bezit. Wat ik in gedachten heb is het vermogen effectief te zijn, een verschil in de wereld te maken, en het recht om serieus te worden genomen, net zo goed samen als individueel. Macht in die zin is iets wat veel vrouwen voor hun gevoel niet hebben maar wel willen.
Beard, M. (2018) Vrouwen & macht. Een manifest. Amsterdam p. 92
3.6. Veranderproces
Vanaf 2023 moeten 225 kunstorganisaties met een werkingssubsidie hun intenties voor inclusie, fair practices en goed bestuur in praktijk brengen. Sectorpartners ondersteunen professionals met tools en opleidingen. Structurele verandering is een gedeelde verantwoordelijkheid van beleidsmakers, opdrachtgevers (zowel organisaties als individuen) en iedereen die actief is in de cultuur- en mediasector (zowel georganiseerd als individueel). Om dat werk concreet te maken, bespreken we kort elk van de drie stappen.
De kwaliteit van het samenwerken op de werkvloer is de basis. Gendergelijkheid versterkt die kwaliteit. Voor een preventieve en ethische aanpak is bewustmaking over fysiek, psychisch en seksueel grensoverschrijdend gedrag via dialoog en debat onmisbaar. Aandacht voor integriteit is voor álle betrokkenen (bestuur, directie, tijdelijke en vaste medewerkers) een must. Hiervoor is soms een cultuuromslag nodig en dat vraagt een leerproces. (van de Valk, 2003; Van Lindt, 2022) Verbetering van de interne communicatie, zeker over persoonlijke grenzen, blijft de beste weg naar een respectvolle samenwerking. Het gebruikelijke informele karakter van recrutering en werkprocessen kan botsen met het advies om vooraf duidelijke afspraken te maken. Transparantie over de besluitvorming in selectieprocedures blijft een uitdaging. Permanente vorming is voor de ondersteuning van dit proces onontbeerlijk. Vooral leidinggevenden hebben baat bij inzicht hoe macht zich uit en welke impact dit heeft op interpersoonlijke dynamieken, ook in artistieke samenwerkingen.
Preventief werken doet een collectief of kunstenorganisatie best op basis van een risico-analyse. In de sectoren muziek en podiumkunsten biedt het Sociaal Fonds Podiumkunsten hiervoor een collectief instrument aan in het SENSORrapport. (De Meyer, 2022) Hiermee kunnen inspanningen op het vlak van interne communicatie en permanente vorming gericht ontwikkeld worden.
Specifieke situaties kunnen bijvoorbeeld zijn: minderjarigen op de werkvloer, taal- en cultuurverschillen in internationaal samengestelde teams, werken met het eigen lichaam en dat van collega’s, naaktheid in artistiek werk, vage grenzen tussen werk- en privétijd op reis, freelancers in verschillende sociale statuten… In samenwerking met andere domeinen als (jeugd)welzijn, sport en onderwijs worden verschillende instrumenten voor preventie en crisiscommunicatie gedeeld en op maat aangepast.
Tenslotte: sensitief omgaan met meldingen. Heldere procedures voor melding van en gepaste interventie bij ongewenst gedrag (pesten, agressie en conflicten, ongewenst seksueel gedrag) hoopt men nooit te moeten opstarten. Tegelijk zijn ze het sluitstuk van een sensitief herstelgericht beleid en vragen ze dus tijd en aandacht voor ontwerp en actualisering. De manier waarop een oplossing tot stand komt, is even belangrijk als de oplossing zelf.
Met de podcast ‘It takes two to tango’ geeft de Genderkamer aan de hand van een een fictieve casus inzicht in een bijna echte zaak van grensoverschrijdend gedrag tijdens het creatieproces van een musical. Vanuit de bemiddelende rol van de Genderkamer komen de musicalactrice en de regisseur allebei aan het woord over oncomfortabele ervaringen en expliciete situaties.
Over naar de realiteit: in het SENSORrapport melden 6,6% van de respondenten ongewenst seksueel gedrag ervaren te hebben in de eerste helft van 2022. Aangezien er nultolerantie geldt, is dit cijfer te hoog.
3.7. Hoe nu verder?
Er is een lange weg afgelegd en het werk is nog niet gedaan. Hoe brengen de ontvangers van werkings- en projectsubsidies de intentieverklaringen sinds 2023 in praktijk, vinden ze de weg naar de beschikbare tools? De sectorpartners houden het thema op de agenda, maar de financiële ondersteuning van Engagement is na 2022 gestopt. De beweging heeft zich omgevormd tot een vzw en vrijwilligers zetten de werking verder.
In 2022 kreeg de Universiteit Antwerpen de opdracht om het Actieplan van 2018 te evalueren en het rapport werd in juni 2023 gepubliceerd. De aanbevelingen voor toekomstig beleid zijn gericht op organisaties, deelsectoren in de cultuursector en het cultuurbeleid.
De Vlaamse Regering nam een aantal beslissingen. Het Vlaams Mensenrechteninstituut (VMRI) ging op 15 maart 2023 van start en de Genderkamer maakt daar nu deel van uit. Meldingen van discriminatie zijn online mogelijk. In september 2023 startte in samenwerking tussen VMRI en Agentschap Justitie & Handhaving een nieuw Meldpunt grensoverschrijdend gedrag. Dit meldpunt neemt alle meldingen en klachten rond intimidatie, discriminatie, geweld of pesterijen op. Het zal luisteren naar de noden van de melder en aanvullend werken op wat er al bestaat. Melders kunnen er terecht voor erkenningsgesprekken, kortdurende therapeutische trajecten, juridische advies en ondersteuning, begeleiding en opvolging bij de procedures binnen de eigen sector.
Op 29 april 2024 verschenen twee nieuwe actieplannen tegen grensoverschrijdend gedrag. Er komen nieuwe middelen beschikbaar om de brede cultuursector en de film- en mediasector te ondersteunen. Wat al is opgebouwd sinds 2018 krijgt een update en waar nodig een aanvulling. Het faciliteren van peer support zal toegewezen worden via een overheidsopdracht. Er komen extra opleidingen voor vertrouwenspersonen, aanspreekpunten integriteit, omstaanders, leidinggevenden en bestuurders. In 2025 is een tussentijdse evaluatie gepland.