Wat is inclusief werken?

In een inclusieve omgeving voelt iedereen zich erkend, herkend en gerepresenteerd.

In de huidige maatschappij zien we vaak een maatschappelijke ‘norm’ die herhaald en bevestigd wordt. Kijk bijvoorbeeld naar de mensen in advertenties of in films of series. Ze hebben meestal eenzelfde uiterlijk, dezelfde culturele en sociale achtergrond, en hebben geen (zichtbare) beperkingen (gebaseerd op Studio i, 2021). 

Diezelfde ‘norm’ zien we ook in het artistieke landschap: het gaat dan over welke kunstenaars op onze podia of in onze musea ruimte krijgen, wie er werkt en welke perspectieven aan bod komen in kunstorganisaties. Afwijkingen van die ‘norm’ – denk bijvoorbeeld aan een andere etnisch-culturele achtergrond of socio-economische status, genderdiversiteit en lichamelijke of mentale gezondheid – zijn minder aanwezig in ons kunstenveld.

Inclusie binnen de kunstensector betekent dat iedereen –  ongeacht klasse, gender, ras of etniciteit, leeftijd en mentale of fysieke gezondheid, … – ingesloten wordt in de verschillende deelaspecten van kunst: van creatie en participatie tot de reflectie over kunst. 

In de tekst Inclusieve maatschappij beschrijven Sami Zemni en Joachim Ben Yakoub inclusief werken als: “een proces van systemische hervorming waarin veranderingen en wijzigingen in de inhoud, methoden, benaderingen, structuren en strategieën van bestaande collectieven, organisaties, diensten, instellingen – of van de samenleving in haar geheel – worden doorgevoerd om drempels te doorbreken, met een visie die iedereen, ongeacht de doelgroep, een rechtvaardige en participatieve ervaring en omgeving biedt. Iedereen wordt a priori als deel van een samenleving beschouwd.” (Ben Yakoub & Zemni, 2018).

Inclusief werken betekent dat je de verantwoordelijkheid voor aanpassingen om te kunnen deelnemen als publiek, personeel, kunstenaar, … niet bij de persoon legt die afwijkt van de maatschappelijke ‘norm’, maar uitsluitingsmechanismen actief wegwerkt.

Inclusief werken staat daarmee dus lijnrecht tegenover uitsluiting en segregatie, waarbij je wie of wat afwijkt van de ‘norm’ simpelweg uitsluit (uitsluiting) of afscheidt van die ‘norm’ (segregatie). Inclusief werken gaat ook een stap verder dan integratie: bij integratie wordt wat afwijkt van de norm opgenomen in de bestaande dominante norm, maar de norm zelf wordt niet of slechts minimaal in vraag gesteld.

Inclusiviteit daarentegen vraagt een actieve mate van zelfbevraging en stelt de norm zelf in vraag door ruimte te maken voor multiperspectiviteit. Je kan je losmaken van je eigen perspectief, via verschillende invalshoeken naar zaken kijken én je inleven in or waarderend zijn ten aanzien van het perspectief van degenen met wie je in interactie treedt (gebaseerd op DIVA, 2021). 

(c) Inclusieve Maatschappij, Sami Zemni en Joachim Ben Yakoub

Welke uitsluitingsmechanismen pak je aan?
Een intersectionele benadering 

Mensen die afwijken van de maatschappelijke norm ondervinden in de samenleving vaak discriminatie en uitsluiting. Deze uitsluiting is algemeen aanwezig in de samenleving en vertaalt zich ook in de kunstensector.

Wie wordt er wel of niet gerepresenteerd?
Wie neemt wel of niet deel als kunstwerker, kunstenaar of kunstbezoeker?
Hoe bepalen we kwaliteit en (selectie)criteria?  

Eerder lag er een grote focus op ‘doelgroepdenken– met aandacht voor verschillende groepen die discriminatie of uitsluiting ervaren. Deze manier van denken plaatst mensen in één hokje en tracht specifiek rekening te houden met en aanpassingen te doen voor dit specifieke ‘hokje’. Hoewel dit waardevol kan zijn, is deze manier van indelen een vereenvoudiging van individuen tot één aspect – oftewel één as.

Intersectioneel denken helpt je bewust aandacht te hebben voor de gelaagdheid van een persoon – oftewel de kruising van verschillende assen – en de verschillende vormen van ongelijkheid die hiermee gepaard gaan en hun onderlinge wisselwerking. 

“Iemand kan vrouw zijn en zwart. En lesbisch. En alleenstaand moeder. En ook nog slechtziend. Heb je het plaatje? Voeg er dan nog even aan toe dat ze rijk is, erg rijk. Opeens is het plaatje anders. Want iemand die rijk is, neemt een geheel andere positie in de maatschappij in dan iemand die arm is, ook al zijn ze verder exact hetzelfde. Dat is, in een notendop, intersectionaliteit.” (Movisie, 2021)

   
Intersectionaliteit of kruispuntdenken
vertrekt vanuit het idee dat maatschappelijke ongelijkheid zich voordoet langs verschillende assen, die elkaar snijden.

In het kruispuntdenken worden daarom de verschillende vormen van ongelijkheid niet los van elkaar, maar gezamenlijk en in hun onderlinge verband bestudeerd.

Intersectionaliteit als theoretisch kader kreeg vorm door Kimberlé Crenshaw, en werd vertaald naar de Nederlandse context door Gloria Wekker en Helma Lutz. Helma Lutz (2002, in Ella vzw, 2014) onderscheidt 14 assen die in het kruispuntdenken in acht worden genomen. 

Met de intersectionele bril op inclusie tracht je rekening te houden met deze verschillende assen, en de maatschappelijke norm te herdenken door meerdere perspectieven te includeren. Deze intersectionele manier van denken vergeten we vaak wanneer we focussen op specifieke doelgroepen.

Beide hoeven elkaar echter niet uit te sluiten: een intersectioneel kader kan je helpen met ‘uitzoomen’ en het algemene kader zien van inclusie en exclusie, terwijl specifieke aandacht voor één aspect je kan doen ‘inzoomen’ om bepaalde uitsluitingsmechanismen die gepaard gaan met dat specifieke aspect, te belichten en weg te werken

Door aandacht te hebben voor en je bewust te zijn van exclusie, kan je ook kritischer kijken naar de werking van je eigen (kunst)organisatie, en deze bewust meer inclusief maken. 

Benieuwd naar hoe je meer inclusief kan werken?

Lees meer