Onzichtbaar
Heel wat van het werk in kunstenorganisaties, door kunstenaars en kunstwerkers blijft onzichtbaar: repeteren, trainen, studeren, oefenen, netwerken, voorbereiden, boekhouding, creëren, communiceren, enzovoort. Er is een hele keten van artistiek en omkaderend werk die voorafgaat aan een eventueel publiek moment, als dat er al van komt. Die keten zit in zekere zin vervat in de functies van het Kunstendecreet. Bij ontwikkeling is er ruimte voor inspiratie en werk zonder prestatiedruk. Bij productie wordt er gericht gewerkt naar een artistiek eindresultaat. Bij presentatie gaat het om het werk tot bij het juiste publiek te krijgen. Bij participatie gaat het om met dat publiek samen bezig te zijn met kunst. Bij reflectie kan er kritisch nagedacht worden over de kunsten, wat mogelijk ook weer inspiratie brengt voor verdere ontwikkeling. En zo is de cirkel rond.
De minst zichtbare functies zijn die van ontwikkeling, participatie en reflectie. De manier waarop kunstenorganisaties die functies opnemen is altijd complex. Bij ‘ontwikkeling’ is het lastig om loopbaan- of organisatieontwikkeling te ontkoppelen van artistieke ontwikkeling. De functie participatie maakt een veelheid van participatieve praktijken mogelijk, van kunsteducatie tot sociaal-artistieke projecten, en alles daartussen en rond. En bij ‘reflectie’ bijt de functie zichzelf in de staart, omdat reflectie als concept centraal staat in de kunsten. Ontwikkeling, participatie en reflectie lijken soms onzichtbaar, omdat ze zo moeilijk grijpbaar zijn, maar ze staan in het hart van elke artistieke praktijk.
Maar onzichtbaarheid speelt niet alleen op het niveau van die functies, dat werk, en die mensen die ermee bezig zijn. Het gaat ook over aandacht voor bepaalde disciplines of regio’s, die onzichtbaar lijken. De Strategische Visienota van de minister wijst op ondergesneeuwde disciplines als fotografie of vormgeving. En er wordt al jaren gesproken over de nood aan kunstenorganisaties buiten de Vlaamse ruit, en met stip in Limburg.
Het is aan de beoordelaars om zichtbaar te maken wie en wat er allemaal deel uitmaakt van het complexe ecosysteem van het kunstenveld. Welke systemische afhankelijkheden bestaan er? Hoe functioneren dynamieken tussen produceren en presenteren, tussen ontwikkeling en productie, tussen participatie en ontwikkeling, tussen presentatie en reflectie, en tussen reflectie en ontwikkeling? Welke rol spelen werkingssubsidies in die verschillende lagen van dat nu eens zichtbare, dan weer onzichtbare netwerk?